Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2004/217/13

    Arrest van het hof (Eerste kamer) van 8 juli 2004 in zaak C-214/03: Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Republiek Oostenrijk (Niet-nakoming — Richtlijn 88/609/EEG — Luchtvervuiling — Grote stookinstallaties)

    PB C 217 van 28.8.2004, p. 7–8 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    28.8.2004   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 217/7


    ARREST VAN HET HOF

    (Eerste kamer)

    van 8 juli 2004

    in zaak C-214/03: Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Republiek Oostenrijk (1)

    (Niet-nakoming - Richtlijn 88/609/EEG - Luchtvervuiling - Grote stookinstallaties)

    (2004/C 217/13)

    Procestaal: Duits

    In zaak C-214/03, Commissie van de Europese Gemeenschappen (gemachtigden: J.C. Schieferer en G. Valero Jordana) tegen Republiek Oostenrijk (gemachtigden: H. Dossi en E. Riedl), betreffende een verzoek tot vaststelling dat de Republiek Oostenrijk, door richtlijn 88/609/EEG van de Raad van 24 november 1988 inzake beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door grote stookinstallaties (PB L 336, blz. 1), in de versie die voortvloeit uit richtlijn 94/66/EG van de Raad van 15 december 1994 (PB L 337, blz. 83), niet juist om te zetten, de ingevolge deze gewijzigde richtlijn op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen, heeft het Hof van Justitie (Eerste kamer), samengesteld als volgt: P. Jann, kamerpresident, A. Rosas, A. la Pergola, R. Silva de Lapuerta (rapporteur) en K. Lenaerts, rechters; advocaat-generaal: M. Poiares Maduro; griffier: R. Grass, op 8 juni 2004 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:

    1)

    De Republiek Oostenrijk is de verplichtingen niet nagekomen die op haar rusten ingevolge artikel 2, punten 6, 8, 9 en 10, artikel 4, lid 1, junctis de bijlagen III tot en met VII, en artikel 9, leden 2 en 3, van richtlijn 88/609/EEG van de Raad van 24 november 1988 inzake beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door grote stookinstallaties, in de versie die voortvloeit uit richtlijn 94/66/EG van de Raad van 15 december 1994, door:

    in § 22, lid 1, van de Luftreinhalteverordnung für Kesselanlagen (verordening inzake beperking van luchtvervuiling door stoomketelinstallaties) inzake bescherming tegen luchtverontreiniging door stoomketelinstallaties, een van artikel 2, punt 8, van de richtlijn afwijkende definitie van 'gemengde stookinstallatie' vast te leggen,

    de definities van 'nieuwe installatie' en 'bestaande installatie' zoals genoemd in artikel 2, punten 9 en 10, van de richtlijn niet om te zetten in de relevante nationale wettelijke bepalingen, het Luftreinhaltegesetz für Kesselanlagen (wet inzake beperking van luchtverontreiniging door stoomketelinstallaties) en de Luftreinhalteverordnung für Kesselanlagen,

    de in artikel 4, lid 1, en de bijlagen III tot en met VII voor zwaveldioxide, stikstofoxiden en stof vastgestelde emissiegrenswaarden onvolledig in de relevante wettelijke bepalingen inzake bescherming van de luchtkwaliteit over te nemen, in het bijzonder doordat die bepalingen afwijken van de definitie van 'brandstof' in artikel 2, punt 6, van de richtlijn, en

    artikel 9, leden 2 en 3, van de richtlijn, inzake de berekening van de emissiegrenswaarden bij stookinstallaties die distillatie- en omzettingsresiduen afkomstig van het raffineren van ruwe aardolie, alleen of in combinatie met andere brandstoffen, zelf verbruiken, niet correct in het Lufreinhaltegsetz für Kesselanlagen en de Luftreinhalteverordnung für Kesselanlagen om te zetten.

    2)

    De Republiek Oostenrijk wordt verwezen in de kosten.


    (1)  PB C 158 van 5 juli 2003.


    Top