This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document C2004/201/29
Case C-262/04: Action brought on 23 June 2004 by the Commission of the European Communities against the Federal Republic of Germany
Zaak C-262/04: Beroep, op 23 juni 2004 ingesteld door Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Bondsrepubliek Duitsland
Zaak C-262/04: Beroep, op 23 juni 2004 ingesteld door Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Bondsrepubliek Duitsland
PB C 201 van 7.8.2004, p. 14–14
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
7.8.2004 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 201/14 |
Beroep, op 23 juni 2004 ingesteld door Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Bondsrepubliek Duitsland
(Zaak C-262/04)
(2004/C 201/29)
Bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is op 23 juni 2004 beroep ingesteld tegen Bondsrepubliek Duitsland door Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door W. Mölls en K. Mojzesowicz, leden van de juridische dienst van de Commissie, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg.
Verzoekster concludeert dat het het Hof behage:
— |
vast te stellen dat de Bondsrepubliek Duitsland, door de Commissie niet de informatie te verstrekken die zij nodig heeft om te bevestigen dat aan de bepalingen van richtlijn 2002/77/EG (1) van de Commissie van 16 september 2002 betreffende de mededinging op de markten voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten is voldaan, de krachtens artikel 9 van deze richtlijn op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen; |
— |
de Bondsrepubliek Duitsland te verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ingevolge artikel 9 van richtlijn 2002/77/EG van de Commissie moesten de lidstaten de Commissie uiterlijk op 24 juli 2003 de informatie verstrekken die de zij nodig heeft om te bevestigen dat aan de bepalingen van deze richtlijn is voldaan. Deze termijn is verstreken zonder dat de Bondsrepubliek Duitsland de Commissie de bij artikel 9 vereiste informatie heeft verstrekt.
(1) PB L 249, blz. 21.