Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2004/118/36

    Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 29 april 2004 in zaak C-152/02 (verzoek van het Bundesfinanzhof om een prejudiciële beslissing): Terra Baubedarf-Handel GmbH tegen Finanzamt Osterholz-Scharmbeck (Zesde BTW-richtlijn — Artikelen 17, lid 1, en 18, leden 1en 2 — Recht op aftrek van voorbelasting — Voorwaarden voor uitoefening))

    PB C 118 van 30.4.2004, p. 21–21 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    30.4.2004   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 118/21


    ARREST VAN HET HOF

    (Vijfde kamer)

    van 29 april 2004

    in zaak C-152/02 (verzoek van het Bundesfinanzhof om een prejudiciële beslissing): Terra Baubedarf-Handel GmbH tegen Finanzamt Osterholz-Scharmbeck (1)

    (Zesde BTW-richtlijn - Artikelen 17, lid 1, en 18, leden 1en 2 - Recht op aftrek van voorbelasting - Voorwaarden voor uitoefening))

    (2004/C 118/36)

    Procestaal: Duits

    In zaak C-152/02, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Bundesfinanzhof (Duitsland), in het aldaar aanhangige geding tussen Terra Baubedarf-Handel GmbH en Finanzamt Osterholz-Scharmbeck, om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van de artikelen 17 et 18 van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1), heeft het Hof (Vijfde kamer), samengesteld als volgt: P. Jann, waarnemend voor de president van de Vijfde kamer, C. W. A. Timmermans, A. Rosas, A. La Pergola en S. von Bahr (rapporteur), rechters, advocaat-generaal: C. Stix-Hackl, griffier: M. Múgica Arzamendi, hoofdadministrateur, op 29 april 2004 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:

    Voor de aftrek bedoeld in artikel 17, lid 2, sub a, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, moet artikel 18, lid 2, eerste alinea, van deze richtlijn aldus worden uitgelegd, dat het recht op aftrek moet worden uitgeoefend met betrekking tot de aanslagperiode waarin aan de twee door deze bepaling gestelde voorwaarden is voldaan, te weten dat de goederen zijn geleverd of de diensten zijn verricht en dat de belastingplichtige in het bezit is van de factuur of van het document dat, volgens de door de betrokken lidstaat vastgestelde criteria, kan worden geacht als zodanig dienst te doen.


    (1)  PB C 156 van 29.6.2002.


    Top