This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document C2004/118/18
Judgment of the Court (Fifth Chamber) of 29 April 2004 in Case C-222/01 (reference for a preliminary ruling from the Bundesfinanzhof): British American Tobacco Manufacturing BV v Hauptzollamt Krefeld (Free movement of goods — External Community transit — Temporary removal of transit and transport documents — Breaking of seals and partial unloading of goods — Removal of goods from customs supervision — Incurring of a customs debt on importation — Unsuspected presence of undercover customs agents — Special circumstances justifying remission or repayment of import duties — Liability of the principal in the case of deception or obvious negligence on the part of persons engaged by him)
Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 29 april 2004 in zaak C-222/01 (verzoek van het Bundesfinanzhof om een prejudiciële beslissing): British American Tobacco Manufacturing BV tegen Hauptzollamt Krefeld (Vrij verkeer van goederen — Extern communautair douanevervoer — Tijdelijk wegnemen van documenten voor douanevervoer en transportbescheiden — Verbreking van verzegeling en gedeeltelijk uitladen van goederen — Onttrekking van goederen aan douanetoezicht — Ontstaan van douaneschuld bij invoer — Niet-ontdekte aanwezigheid van undercoveragenten van douane — Bijzondere omstandigheden die kwijtschelding of terugbetaling van invoerrechten rechtvaardigen — Aansprakelijkheid van aangever in geval van manipulatie of klaarblijkelijke nalatigheid van personen op wie hij beroep doet)
Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 29 april 2004 in zaak C-222/01 (verzoek van het Bundesfinanzhof om een prejudiciële beslissing): British American Tobacco Manufacturing BV tegen Hauptzollamt Krefeld (Vrij verkeer van goederen — Extern communautair douanevervoer — Tijdelijk wegnemen van documenten voor douanevervoer en transportbescheiden — Verbreking van verzegeling en gedeeltelijk uitladen van goederen — Onttrekking van goederen aan douanetoezicht — Ontstaan van douaneschuld bij invoer — Niet-ontdekte aanwezigheid van undercoveragenten van douane — Bijzondere omstandigheden die kwijtschelding of terugbetaling van invoerrechten rechtvaardigen — Aansprakelijkheid van aangever in geval van manipulatie of klaarblijkelijke nalatigheid van personen op wie hij beroep doet)
PB C 118 van 30.4.2004, p. 10–11
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
30.4.2004 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 118/10 |
ARREST VAN HET HOF
(Vijfde kamer)
van 29 april 2004
in zaak C-222/01 (verzoek van het Bundesfinanzhof om een prejudiciële beslissing): British American Tobacco Manufacturing BV tegen Hauptzollamt Krefeld (1)
(Vrij verkeer van goederen - Extern communautair douanevervoer - Tijdelijk wegnemen van documenten voor douanevervoer en transportbescheiden - Verbreking van verzegeling en gedeeltelijk uitladen van goederen - Onttrekking van goederen aan douanetoezicht - Ontstaan van douaneschuld bij invoer - Niet-ontdekte aanwezigheid van undercoveragenten van douane - Bijzondere omstandigheden die kwijtschelding of terugbetaling van invoerrechten rechtvaardigen - Aansprakelijkheid van aangever in geval van manipulatie of klaarblijkelijke nalatigheid van personen op wie hij beroep doet)
(2004/C 118/18)
Procestaal: Duits
In zaak C-222/01, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Bundesfinanzhof (Duitsland), in het aldaar aanhangige geding tussen British American Tobacco Manufacturing BV en Hauptzollamt Krefeld, om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van de communautaire voorschriften inzake het ontstaan, de kwijtschelding en de terugbetaling van een douaneschuld, heeft het Hof (Vijfde kamer), samengesteld als volgt: C. W. A. Timmermans (rapporteur), waarnemend voor de president van de Vijfde kamer, A. La Pergola en S. von Bahr, rechters; advocaat-generaal: A. Tizzano, griffier: M.-F. Contet, hoofdadministrateur, op 29 april 2004 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:
1) |
Het tijdelijk wegnemen van het document voor douanevervoer T 1 van de goederen waarop het betrekking heeft, belet dat dit document eventueel op verzoek van de douanediensten kan worden overgelegd en vormt derhalve een onttrekking van die goederen aan het douanetoezicht in de zin van artikel 2, lid 1, sub c, van verordening (EEG) nr. 2144/87 van de Raad van 13 juli 1987 inzake de douaneschuld, ook al hebben de douaneautoriteiten niet de overlegging van dit document gevorderd of vastgesteld dat het hun niet zonder aanzienlijke vertraging had kunnen worden overgelegd. |
2) |
De omstandigheid dat de overtredingen van de regeling voor communautair douanevervoer zijn terug te voeren op de handelwijze van een undercoveragent van de douane, vormt een bijzondere situatie in de zin van artikel 13, lid 1, van verordening (EEG) nr. 1430/79 van de Raad van 2 juli 1979 betreffende terugbetaling of kwijtschelding van in- of uitvoerrechten, zoals gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 3069/86 van de Raad van 7 oktober 1986, die in voorkomend geval de kwijtschelding of de terugbetaling van de door de aangever betaalde rechten rechtvaardigt, mits hem geen enkele manipulatie of klaarblijkelijke nalatigheid kan worden verweten. |
3) |
Een manipulatie of een klaarblijkelijke nalatigheid van de personen op wie de aangever een beroep doet voor de nakoming van in het kader van de regeling voor extern communautair douanevervoer aangegane verplichtingen, sluit als zodanig niet uit dat aan deze laatste de rechten worden terugbetaald die zijn ontstaan als gevolg van de onttrekking van de onder die regeling geplaatste goederen aan het douanetoezicht, mits hem geen enkele manipulatie of klaarblijkelijke nalatigheid kan worden verweten. |