Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 92001E000147

    SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0147/01 van Vincenzo Lavarra (PSE) aan de Commissie. Asbest in de Fibronit-fabriek te Bari.

    PB C 187E van 3.7.2001, p. 195–196 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    European Parliament's website

    92001E0147

    SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0147/01 van Vincenzo Lavarra (PSE) aan de Commissie. Asbest in de Fibronit-fabriek te Bari.

    Publicatieblad Nr. 187 E van 03/07/2001 blz. 0195 - 0196


    SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0147/01

    van Vincenzo Lavarra (PSE) aan de Commissie

    (23 januari 2001)

    Betreft: Asbest in de Fibronit-fabriek te Bari

    De EU kent prioriteit toe aan de beleidsmaatregelen ter bevordering van een betere leefkwaliteit in de steden en meer in het algemeen aan de bescherming van het milieu, de volksgezondheid en de veiligheid op de werkplek.

    De gemeente Bari is voornemens het terrein waar zich thans nog de gebouwen van de Fibronit-fabriek bevinden, die inmiddels gesloten is, onder meer vanwege de aanwezigheid van grote hoeveelheden asbest in de gebouwen en verontreinigende stoffen in de bodem van het fabriekterrein, voor woningbouw te bestemmen.

    De afbraak van de voormalige fabriek, die zich midden in de stad bevindt tussen de dichtbevolkte wijken San Pasquale en Japigia, en de bebouwing van het terrein zullen ertoe leiden dat er gevaarlijk grote hoeveelheden asbeststof vrijkomen, met alle negatieve gevolgen van dien voor de gezondheid van de omwonenden en van de bij de werkzaamheden betrokken arbeiders.

    Niet alleen diverse politieke geledingen en burgercomités, maar ook academici, medici en milieuorganisaties hebben zich uitgesproken tegen dit plan: zij achten het minder gevaarlijk en dus wenselijker dat het terrein wordt gebruikt als stadspark en dat er gezorgd wordt dat er permanente beveiligingsmaatregelen worden getroffen zonder dat het ter plaatse aanwezige asbest fysiek wordt verwijderd.

    Kan de Commissie zeggen:

    1. welke initiatieven de EU heeft genomen of zal nemen met betrekking tot het toezicht op en de sanering van industrieterreinen met grote hoeveelheden asbest;

    2. welk soort maatregelen de EU aanbevelenswaardig acht voor de verwijdering van asbest uit fabrieksterreinen in dichtbevolkte stedelijke gebieden, zoals in het onderhavige geval;

    3. of de ervaring niet uitwijst dat men beter kan vermijden om grote hoeveelheden asbest te verwijderen en te verplaatsen?

    Antwoord van mevrouw Wallström namens de Commissie

    (6 maart 2001)

    In de communautaire wetgeving komen verschillende aspecten van de risico's van asbest aan de orde.

    Maatregelen ter bescherming van de werknemers die bij hun werkzaamheden worden blootgesteld aan stof van asbest of materialen die asbest bevatten, zijn al ingevoerd bij Richtlijn 83/477/EEG van de Raad van 19 september 1983 betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest op het werk(1). Richtlijn 87/217/EEG van de Raad van 19 maart 1987 inzake voorkoming en vermindering van verontreiniging van het milieu door asbest(2) bevat algemene maatregelen voor het gebruik van asbest en de verwijdering daarvan. Asbestafval dient te worden behandeld overeenkomstig Richtlijn 78/319/EEG van de Raad van 20 maart 1978 betreffende toxische en gevaarlijke afvalstoffen(3), die is ingetrokken en vervangen door Richtlijn 91/689/EEG van de Raad van 12 december 1991 betreffende gevaarlijke afvalstoffen(4). In deze wetgeving worden algemene bepalingen vastgesteld voor een veilig beheer van gevaarlijk afval. Daarnaast bevat Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen, zoals gewijzigd bij Richtlijn 91/156/EEG(5), een algemene verplichting voor de lidstaten om de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat afval wordt teruggewonnen of verwijderd zonder de gezondheid van de mens in gevaar te brengen en zonder procédés of methoden te gebruiken die schade aan het milieu kunnen toebrengen.

    In artikel 3 van Richtlijn 96/61/EG van de Raad van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging(6) wordt bepaald dat bij de definitieve stopzetting van de activiteiten de nodige maatregelen worden getroffen om het gevaar van verontreiniging te voorkomen en het exploitatieterrein weer in een bevredigende toestand te brengen. Deze bepaling geldt voor bepaalde categorieën industriële activiteiten die worden gekenmerkt door significante mogelijkheden dat verontreiniging optreedt, zoals installaties waar asbest wordt geproduceerd en producten op basis van asbest worden vervaardigd. Installaties die vóór oktober 1999 een vergunning hebben gekregen, moeten met ingang van oktober 2007 aan de bepalingen van de richtlijn voldoen. Een installatie die al gesloten is, zoals de Fibronit-fabriek waar hier sprake van is, valt niet onder deze wetgeving.

    Er is echter geen specifieke communautaire wetgeving inzake de sanering van industrieterreinen waar zich grote hoeveelheden asbest bevinden of de beslissing om al dan niet asbest uit gebouwen te verwijderen. Binnen de door bovengenoemde communautaire wetgeving gestelde grenzen kunnen de lidstaten zelf beslissen wat ze doen met asbest in bestaande bouwwerken.

    (1) PB L 263 van 24.9.1983.

    (2) PB L 85 van 28.3.1987.

    (3) PB L 84 van 31.3.1978.

    (4) PB L 377 van 31.12.1991.

    (5) PB L 78 van 26.3.1991.

    (6) PB L 257 van 10.10.1996.

    Top