Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 91999E002561

    SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2561/99 van Christopher Huhne (ELDR) aan de Commissie. Jurisdictie met betrekking tot depositoverzekeringen.

    PB C 280E van 3.10.2000, p. 74–75 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    European Parliament's website

    91999E2561

    SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2561/99 van Christopher Huhne (ELDR) aan de Commissie. Jurisdictie met betrekking tot depositoverzekeringen.

    Publicatieblad Nr. 280 E van 03/10/2000 blz. 0074 - 0075


    SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2561/99

    van Christopher Huhne (ELDR) aan de Commissie

    (11 januari 2000)

    Betreft: Jurisdictie met betrekking tot depositoverzekeringen

    Kan de Commissie mededelen welke regelingen inzake depositoverzekeringen van toepassing zijn op een Britse spaarder die via Internet Britse ponden stort bij een bank die zich momenteel aanprijst als First-e Bank, kennelijk de handelsnaam van de Banque d'Escompte in Parijs?

    Antwoord van de heer Bolkestein namens de Commissie

    (14 februari 2000)

    Om een precies antwoord op de vraag te kunnen geven heeft de Commissie enige aanvullende informatie over de feiten nodig. Richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels(1) bepaalt evenwel in het algemeen dat de lidstaten erop moeten toezien dat er op hun grondgebied een garantiestelsel bestaat en dat dit ook deposanten bij door kredietinstellingen in andere lidstaten opgerichte bijkantoren dekt. Ingevolge een speciale overeenkomst geldt de richtlijn ook in de andere drie tot de Europese Economische Ruimte (EER) behorende landen, IJsland, Liechtenstein en Noorwegen.

    Indien nu bijvoorbeeld bij een Franse instelling in Frankrijk geld wordt gedeponeerd, is het Franse depositogarantiestelsel van toepassing, ongeacht of het geld via internet is overgemaakt en ongeacht de nationaliteit van de deposant of de valuta van de deposito's (voor zover deze in een van de valuta's van de lidstaten luiden). De Franse depositogarantie bedraagt 60 000 per deposant. Er is evenwel een aantal vrijstellingen mogelijk, bijvoorbeeld ten aanzien van de aard van de deposant, zoals in de richtlijn wordt vermeld.

    Vanaf 1 januari 2000 zijn bijkantoren van communautaire kredietinstellingen in andere lidstaten (en de drie EER-landen) ook verplicht dezelfde kredietgarantie te bieden als de moedermaatschappij. De kredietinstelling en haar bijkantoren in de Gemeenschap worden dus beschouwd als één rechtspersoon. Een Frans bijkantoor in het Verenigd Koninkrijk moet dus een depositogarantie van 60 000 bieden,

    net zoals in Frankrijk. Dit is een nieuwe bepaling. Vroeger mochten dergelijke bijkantoren ingevolge artikel 4, lid 1, van de richtlijn geen hogere garantie bieden dan in de lidstaat van ontvangst gold. Dit beding verviel evenwel eind 1999 en de Commissie heeft in zijn laatste verslag aan de Raad en het Europees Parlement(2) geen verlenging voorgesteld.

    De richtlijn is alleen van toepassing in de lidstaten (en ingevolge de speciale overeenkomst ook in de EER-landen). Dit betekent dat deposito's bij een bijkantoor van een communautaire kredietinstelling buiten de Gemeenschap (of de EER) gewoonlijk niet worden gedekt door de nationale depositogarantiestelsels. Op deze bijkantoren in derde landen zijn de regels van het land van ontvangst van toepassing.

    (1) PB L 135 van 31.5.1994.

    (2) Verslag van de Commissie over de toepassing van het non-exportbeding, artikel 4, lid 1, van de richtlijn inzake de depositogarantiestelsels (94/19/EG); COM(1999) 722 def.

    Top