This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 91999E001963
WRITTEN QUESTION E-1963/99 by Gerhard Hager (NI) to the Council. Impact of the Schengen visa on competition.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1963/99 van Gerhard Hager (NI) aan de Raad. Schengen-visa: invloed op de concurrentie.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1963/99 van Gerhard Hager (NI) aan de Raad. Schengen-visa: invloed op de concurrentie.
PB C 170E van 20.6.2000, p. 132–133
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1963/99 van Gerhard Hager (NI) aan de Raad. Schengen-visa: invloed op de concurrentie.
Publicatieblad Nr. 170 E van 20/06/2000 blz. 0132 - 0133
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1963/99 van Gerhard Hager (NI) aan de Raad (9 november 1999) Betreft: Schengen-visa: invloed op de concurrentie In de afgelopen jaren werd het bij Oostenrijkse vervoersondernemers om economische redenen in de praktijk steeds gebruikelijker om personen uit landen van Midden- en Oost-Europa met behulp van het zes maanden geldige Schengen-visum als chauffeur voor transporten binnen Europa aan te nemen, zonder dat deze personen over een werkvergunning beschikten. De praktijk die zich aldus ontwikkeld had, leidde ertoe dat deze arbeidsmarkt voor burgers van de Unie steeds moeilijker toegankelijk werd. Naar aanleiding van het bovenstaande verzoek ik de Raad om beantwoording van de volgende vragen: 1. Heeft de EU-Raad van ministers over de hierboven geschetste problematiek beraadslaagd? 2. In welke orde van grootte beweegt zich het aantal personen uit Midden- en Oost-Europese landen aan wie dit zes maanden geldige Schengen-visum wordt verstrekt, in het bijzonder in Oostenrijk, en in de EU in het algemeen? 3. Welke maatregelen acht de Raad zinvol om een einde te maken aan deze praktijk, die schadelijk is voor de arbeidsmarkt en de concurrentie in de Unie? 4. Heeft de Raad tot dusver onderzoek aan deze kwestie gewijd? 5. Is de Raad van mening dat deze praktijk strookt met de voorschriften op het gebied van het mededingingsrecht van de Unie? 6. Zo neen, welke maatregelen denkt de Raad daartegen te nemen? 7. Zo ja, hoe motiveert de Raad dan zijn standpunt? Antwoord (9 december 1999) De Raad is niet op de hoogte van de praktijken waarop de het geachte parlementslid doelt. De Raad vestigt de aandacht van het geachte parlementslid op het feit dat het visum voor een verblijf van meer dan 3 maanden met het oog op de Overeenkomst van Schengen een nationaal visum is, dat door ieder land dat partij is bij de Overeenkomst wordt afgeleverd, conform zijn eigen wetgeving.