Pasirinkite eksperimentines funkcijas, kurias norite išbandyti

Šis dokumentas gautas iš interneto svetainės „EUR-Lex“

Dokumentas 91998E000762

    SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 762/98 van Georg JARZEMBOWSKI aan de Commissie. Feitelijke niet-toepassing van de vereenvoudigde douanevoorschriften in Griekenland

    PB C 323 van 21.10.1998, p. 68 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Europos Parlamento svetainė

    91998E0762

    SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 762/98 van Georg JARZEMBOWSKI aan de Commissie. Feitelijke niet-toepassing van de vereenvoudigde douanevoorschriften in Griekenland

    Publicatieblad Nr. C 323 van 21/10/1998 blz. 0068


    SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0762/98 van Georg Jarzembowski (PPE) aan de Commissie (18 maart 1998)

    Betreft: Feitelijke niet-toepassing van de vereenvoudigde douanevoorschriften in Griekenland

    De douane in Griekenland ontzegt scheepvaartmaatschappijen zonder concrete reden de mogelijkheid om in de havens van Piraeus, Thessaloniki en Heraklion te lossen goederen volgens de zogeheten vereenvoudigde regeling communautair douanevervoer overeenkomstig art. 448 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 ((PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. )) te laten afhandelen.

    De autoriteiten hebben de genoemde drie havens als geheel tot "vrije zone¨ verklaard. Daardoor worden de bevrachters die van deze havens gebruik maken, verplicht zich aan de met deze "vrije zones¨ verbonden formaliteiten te houden, en wel ongeacht of de goederen per container worden vervoerd of niet. Deze formaliteiten omvatten tot vijftien verschillende procedurele stappen en kosten veel tijd en geld. Tegen deze achtergrond zou ik de Commissie het volgende willen vragen:

    1. Hoe denkt de Commissie over deze praktijken van de Griekse autoriteiten?

    2. Wat denkt de Commissie te ondernemen om de scheepvaartmaatschappijen in staat te stellen ook in deze havens van de vereenvoudigde douaneregeling gebruik te maken?

    Antwoord van de heer Monti namens de Commissie (4 juni 1998)

    De Commissie heeft diverse klachten ontvangen in verband met de Griekse havens en vrije zones, die op zodanige wijze georganiseerd zijn dat goederen die Griekenland langs de zeezijde binnenkomen steeds via een vrije zone moeten passeren. Deze procedure geeft de Griekse autoriteiten de mogelijkheid in alle gevallen het bewijs van het communautaire karakter van over zee vervoerde goederen te verlangen, hetgeen strijdig is met artikel 313 van Verordening (EEG) nr 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) Nr 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek ((PB L 253 van 11.10.1993. )) (laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) Nr 75/98 van de Commissie van 12 januari 1998 ((PB L 7 van 13.1.1998. ))). Daar komt nog bij dat, wanneer de communautaire status van de goederen eenmaal is vastgesteld, de betrokken handelaar niet aan de uit de intracommunautaire belastingregelingen voortvloeiende verplichtingen dient te voldoen maar enkel aan de douaneverplichtingen, namelijk de aangifte ten verbruike door middel van het enig document - ook indien de douanewetgeving daarin niet meer voorziet - en het betalen van de BTW op het tijdstip van aangifte.

    Het gebruik van een vrije zone als douanebestemming bij invoer is volgens artikel 166, onder a), van het douanewetboek (Verordening (EEG) Nr 2913/92 van de Raad van 11 oktober 1992 ((PB L 302 van 19.10.1992. )), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) Nr 82/97 van het Parlement en de Raad van 19 december 1996 ((PB L 17 van 21.1.1997. ))), in de eerste plaats bedoeld voor niet communautaire goederen. Het gebruik van deze procedure mag, wanneer het communautaire goederen betreft, voor de betrokken handelaar geen dwingende verplichting worden die hem de voordelen van de interne markt ontneemt.

    In artikel 180 van het communautair douanewetboek is bepaald dat wanneer uit een vrije zone afkomstige goederen in andere delen van het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht en niet door middel van een verklaring of anderszins is aangetoond dat de goederen de status van communautaire of niet communautaire goederen hebben, deze goederen normaliter als niet communautaire goederen worden beschouwd.

    In artikel 37, lid 2, van het communautair douanewetboek is bepaald dat goederen die het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht, onder douanetoezicht blijven gedurende de tijd die nodig is om de douanestatus ervan te bepalen.

    Nadat de status van de goederen overeenkomstig artikel 313 van Verordening (EEG) Nr 2454/93 van de Commissie is vastgesteld, is voor communautaire goederen, althans wat de indirecte belastingen betreft, geen enkele andere douane-interventie meer mogelijk. Dergelijke goederen zijn dan namelijk aan de voorschriften betreffende intracommunautaire leveranties onderworpen, zowel krachtens de zesde richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag ((PB L 145 van 13.6.1977. )), als krachtens richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop ((PB L 76 van 23.2.1992. )) (laatstelijk gewijzigd bij richtlijn 96/99/EG van de Raad van 30 december 1996 ((PB L 8 van 11.1.1997. ))).

    De Commissie heeft Griekenland overeenkomstig artikel 169, eerste alinea, van het EG Verdrag bij schrijven van 3 december 1997 in de gelegenheid gesteld opmerkingen naar voren te brengen ten aanzien van de naleving van de vorengenoemde bepalingen. Griekenland heeft de Commissie op 17 februari 1998 zijn antwoord op de vorengenoemde ingebrekestelling doen toekomen. Dit antwoord wordt momenteel onderzocht.

    Į viršų