Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62022CN0348

    Zaak C-348/22: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunale Amministrativo Regionale per la Puglia (Italië) op 30 mei 2022 — Autorità Garante della Concorrenza e del Mercato / Comune di Ginosa

    PB C 318 van 22.8.2022, p. 29–30 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    22.8.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 318/29


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunale Amministrativo Regionale per la Puglia (Italië) op 30 mei 2022 — Autorità Garante della Concorrenza e del Mercato / Comune di Ginosa

    (Zaak C-348/22)

    (2022/C 318/41)

    Procestaal: Italiaans

    Verwijzende rechter

    Tribunale Amministrativo Regionale per la Puglia

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Autorità Garante della Concorrenza e del Mercato

    Verwerende partij: Comune di Ginosa

    Prejudiciële vragen

    1)

    Is richtlijn 2006/123 (1) geldig en bindend voor de lidstaten of is zij ongeldig omdat zij — als harmonisatierichtlijn — slechts bij meerderheid en niet met eenparigheid van stemmen is vastgesteld, in strijd met artikel 115 [van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie]?

    2)

    Stelt richtlijn 2006/123 — ook bekend als de Bolkestein-richtlijn — objectief en in abstracto voldoende gedetailleerde regels vast en sluit zij bijgevolg elke beoordelingsmarge van de nationale wetgever uit, hetgeen een minimumvereiste is om deze richtlijn als een richtlijn met rechtstreekse werking en als onmiddellijk toepasselijk aan te merken?

    3)

    Indien richtlijn 2006/123 niet wordt beschouwd als een richtlijn met rechtstreekse werking, is de zuivere uitsluitingswerking of de buitentoepassinglating die louter de toepassing van de nationale bepalingen verhindert, dan verenigbaar met de beginselen van rechtszekerheid, ook wanneer de nationale rechter geen conforme uitlegging kan geven, of is het integendeel zo dat in een dergelijk geval het nationale recht niet mag of kan worden toegepast, onverminderd de specifieke sancties waarin het recht [van de Europese Unie] voorziet voor niet-nakoming door de lidstaat van de verplichtingen die voortvloeien uit zijn toetreding tot het Verdrag (artikel 49), of die voortvloeien uit de niet-omzetting van de richtlijn (inbreukprocedure)?

    4)

    Houdt de rechtstreekse werking van artikel 12, leden 1, 2 en 3, van richtlijn 2006/123 de erkenning in dat deze richtlijn rechtstreekse werking heeft of onmiddellijk toepasselijk is, of moet zij — in het kader van een harmonisatierichtlijn zoals de onderhavige [‚de artikelen 9 tot en met 13 van diezelfde richtlijn [moeten] worden geacht een uitputtende harmonisatie tot stand te brengen […]’ (zie arrest Promoimpresa)] — aldus worden uitgelegd dat zij de lidstaat verplicht harmonisatiemaatregelen vast te stellen die niet algemeen van aard zijn, maar inhoudelijk een dwingend karakter hebben?

    5)

    Staat het uitsluitend aan de nationale rechter (die hiertoe over specifieke instrumenten voor ondersteuning bij de uitlegging beschikt, zoals de mogelijkheid om prejudiciële vragen aan het Hof voor te leggen of te verzoeken om grondwettigheidstoetsing) om te beoordelen of een richtlijn al dan niet rechtstreekse werking heeft en, in het eerste geval, om de nationale bepalingen die strijdig zijn met het Unierecht zuiver buiten toepassing te laten, of behoort die bevoegdheid ook toe aan een individuele gemeenteambtenaar of -bestuurder?

    6)

    Indien richtlijn 2006/123 wordt beschouwd als een richtlijn met rechtstreekse werking, is het dan, gelet op het feit dat artikel 49 [van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie] zich verzet tegen de automatische verlenging van concessies/vergunningen voor maritieme domeingoederen voor uitsluitend toeristisch-recreatieve doeleinden ‚voor zover die concessies een duidelijk grensoverschrijdend belang hebben’, een noodzakelijke voorwaarde dat wordt voldaan aan dit vereiste, ook met betrekking tot de toepassing van artikel 12, leden 1 en 2, van de Bolkestein-richtlijn?

    7)

    Is het verenigbaar met de doelstellingen van richtlijn 2006/123 en artikel 49 [van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie] dat de nationale rechter, in algemene en abstracte zin, oordeelt of is voldaan aan het vereiste van een duidelijk grensoverschrijdend belang voor het gehele nationale grondgebied tout court, of moet die beoordeling, gelet op het feit dat in Italië de bevoegdheid daarvoor bij de individuele gemeenten ligt, aldus worden opgevat dat zij betrekking heeft op het kustgebied van elke gemeente apart en dat dus alleen de gemeenten bevoegd zijn?

    8)

    Is het verenigbaar met de doelstellingen van richtlijn 2006/123 en artikel 49 [van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie] dat de nationale rechter, in algemene en abstracte zin, oordeelt of is voldaan aan het vereiste van schaarste van de hulpbronnen en het aantal beschikbare vergunningen voor het gehele nationale grondgebied tout court, of moet die beoordeling, gelet op het feit dat in Italië de bevoegdheid daarvoor bij de individuele gemeenten ligt, aldus worden opgevat dat zij betrekking heeft op het kustgebied van elke gemeente apart en dat dus alleen de gemeenten bevoegd zijn?

    9)

    Indien richtlijn 2006/123 in abstracte zin wordt beschouwd als een richtlijn met rechtstreekse werking, kan deze onmiddellijke toepasselijkheid ook in de praktijk worden geacht te bestaan in een regelgevend kader — zoals het Italiaanse — waarin artikel 49 van de Codice della Navigazione (navigatiewet) (dat bepaalt dat bij beëindiging van de concessie ‚alle niet-verwijderbare werken zonder vergoeding of terugbetaling aan de staat blijven toebehoren’) van toepassing is, en is dit gevolg van de rechtstreekse werking of onmiddellijke toepasselijkheid van de betrokken richtlijn (in het bijzonder met betrekking tot naar behoren vergunde gemetselde structuren of concessies voor domeingoederen die functioneel verband houden met toeristische verblijfsactiviteiten zoals hotels of vakantiedorpen) verenigbaar met de bescherming van de grondrechten, zoals het recht op eigendom, die in het Unierecht en in het Handvest van de grondrechten worden erkend als rechten die geprivilegieerde bescherming verdienen?


    (1)  Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PB 2006, L 376, blz. 36).


    Top