This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62022CA0308
Case C-308/22, PAN Europe (Closer): Judgment of the Court (Third Chamber) of 25 April 2024 (request for a preliminary ruling from the College van Beroep voor het bedrijfsleven – Netherlands) – Pesticide Action Network Europe (PAN Europe) v College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Reference for a preliminary ruling – Approximation of laws – Regulation (EC) No 1107/2009 – Authorisation for placing plant protection products on the market – Examination for authorisation – Article 36 – Discretion of the Member State concerned, for the purposes of Article 36(2), with regard to the scientific risk assessment carried out by the Member State examining the application for authorisation under Article 36(1) – Article 44 – Withdrawal or amendment of an authorisation – Precautionary principle – Effective judicial remedy – Current scientific and technical knowledge)
Zaak C-308/22, PAN Europe Closer: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 25 april 2024 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het College van Beroep voor het bedrijfsleven - Nederland) – Pesticide Action Network Europe (PAN Europe) / College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden [Prejudiciële verwijzing – Harmonisatie van de wetgevingen – Verordening (EG) nr. 1107/2009 – Toelating voor het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen – Onderzoek voor toelating – Artikel 36 – Beoordelingsmarge van de in artikel 36, lid 2, bedoelde betrokken lidstaat ten aanzien van de wetenschappelijke risicobeoordeling die is verricht door de lidstaat die de toelatingsaanvraag onderzoekt krachtens artikel 36, lid 1 – Artikel 44 – Intrekking of wijziging van een toelating – Voorzorgsbeginsel – Doeltreffende voorziening in rechte – Stand van de wetenschappelijke en technische kennis]
Zaak C-308/22, PAN Europe Closer: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 25 april 2024 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het College van Beroep voor het bedrijfsleven - Nederland) – Pesticide Action Network Europe (PAN Europe) / College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden [Prejudiciële verwijzing – Harmonisatie van de wetgevingen – Verordening (EG) nr. 1107/2009 – Toelating voor het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen – Onderzoek voor toelating – Artikel 36 – Beoordelingsmarge van de in artikel 36, lid 2, bedoelde betrokken lidstaat ten aanzien van de wetenschappelijke risicobeoordeling die is verricht door de lidstaat die de toelatingsaanvraag onderzoekt krachtens artikel 36, lid 1 – Artikel 44 – Intrekking of wijziging van een toelating – Voorzorgsbeginsel – Doeltreffende voorziening in rechte – Stand van de wetenschappelijke en technische kennis]
PB C, C/2024/3567, 17.6.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/3567/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Publicatieblad |
NL C-serie |
C/2024/3567 |
17.6.2024 |
Arrest van het Hof (Derde kamer) van 25 april 2024 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het College van Beroep voor het bedrijfsleven - Nederland) – Pesticide Action Network Europe (PAN Europe) / College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden
[Zaak C-308/22 (1) , PAN Europe (Closer)]
(Prejudiciële verwijzing - Harmonisatie van de wetgevingen - Verordening (EG) nr. 1107/2009 - Toelating voor het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen - Onderzoek voor toelating - Artikel 36 - Beoordelingsmarge van de in artikel 36, lid 2, bedoelde betrokken lidstaat ten aanzien van de wetenschappelijke risicobeoordeling die is verricht door de lidstaat die de toelatingsaanvraag onderzoekt krachtens artikel 36, lid 1 - Artikel 44 - Intrekking of wijziging van een toelating - Voorzorgsbeginsel - Doeltreffende voorziening in rechte - Stand van de wetenschappelijke en technische kennis)
(C/2024/3567)
Procestaal: Nederlands
Verwijzende rechter
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Pesticide Action Network Europe (PAN Europe)
Verwerende partij: College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden
in tegenwoordigheid van: Corteva Agriscience Netherlands BV, voorheen Dow AgroScience BV (Dow)
Dictum
1) |
Artikel 36 van verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad moet aldus worden uitgelegd dat een lidstaat die overeenkomstig artikel 36, lid 2, van deze verordening over de toelating voor het op de markt brengen van een gewasbeschermingsmiddel beslist, in de in artikel 36, lid 3, tweede alinea, van die verordening genoemde gevallen mag afwijken van de wetenschappelijke beoordeling van de risico’s van dit middel die is verricht door de lidstaat die de aanvraag voor een dergelijke toelating onderzoekt krachtens artikel 36, lid 1, van die verordening, met name wanneer hij beschikt over de meest betrouwbare wetenschappelijke en technische gegevens, waar laatstbedoelde lidstaat bij het opstellen van zijn beoordeling geen rekening mee heeft gehouden, en waaruit blijkt dat er een onaanvaardbaar risico voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu bestaat. |
2) |
Artikel 36 van verordening nr. 1107/2009, gelezen in het licht van het beginsel van effectieve rechterlijke bescherming, moet aldus worden uitgelegd dat de conclusies van de beoordeling die is verricht door de krachtens artikel 36, lid 1, van deze verordening bevoegde lidstaat in aanmerking mogen worden genomen door de rechter van de in artikel 36, lid 2, van die verordening bedoelde betrokken lidstaat, die zich moet uitspreken over de rechtmatigheid van een besluit dat is vastgesteld op grond van artikel 36, lid 2 of lid 3, van dezelfde verordening, gelet op de materiële en procedurele voorwaarden van deze bepalingen, met dien verstande dat deze rechter zijn beoordeling van de wetenschappelijke en technische feiten niet in de plaats mag stellen van die van de bevoegde nationale instanties. |
3) |
Artikel 36, leden 2 en 3, van verordening nr. 1107/2009 moet aldus worden uitgelegd dat een lidstaat die overeenkomstig deze bepalingen over de toelating voor het op de markt brengen van een gewasbeschermingsmiddel beslist, wanneer hij van mening is dat de wetenschappelijke risicobeoordeling die is verricht door de lidstaat die de aanvraag onderzoekt krachtens artikel 36, lid 1, van deze verordening, ontoereikend is gemotiveerd op het punt van zijn bezorgdheid over de gezondheid van mens en dier of het milieu als gevolg van omstandigheden in verband met milieu of landbouw die specifiek zijn voor zijn grondgebied, er niet toe gehouden is deze laatste lidstaat te betrekken bij de totstandbrenging van een nieuwe beoordeling op basis waarvan de toelating voor het op de markt brengen van het gewasbeschermingsmiddel kan worden verleend. |
4) |
Artikel 29, lid 1, onder e), en artikel 36, lid 2, van verordening nr. 1107/2009 moeten aldus worden uitgelegd dat ter betwisting van de toelating van een gewasbeschermingsmiddel op het grondgebied van de lidstaat die overeenkomstig deze laatste bepaling over die toelating beslist, bij de autoriteiten of de rechterlijke instanties van deze lidstaat de meest betrouwbare beschikbare wetenschappelijke en technische gegevens kunnen worden aangevoerd om aan te tonen dat de wetenschappelijke risicobeoordeling die betreffende dat gewasbeschermingsmiddel is verricht door de lidstaat die de aanvraag onderzoekt krachtens artikel 36, lid 1, van deze verordening, ontoereikend is gemotiveerd. |
ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/3567/oj
ISSN 1977-0995 (electronic edition)