Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62022CA0222

    Zaak C-222/22, Bundesamt für Fremdenwesen und Asyl Latere godsdienstige bekering: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 29 februari 2024 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Verwaltungsgerichtshof - Oostenrijk) – Bundesamt für Fremdenwesen und Asyl / JF (Prejudiciële verwijzing – Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht – Asielbeleid – Richtlijn 2011/95/EU – Voorwaarden om in aanmerking te komen voor internationale bescherming – Inhoud van deze bescherming – Artikel 5 – Ter plaatse ontstane behoefte aan internationale bescherming – Herhaalde aanvraag om erkenning van de vluchtelingenstatus – Artikel 5, lid 3 – Begrip „omstandigheden die de verzoeker zelf heeft veroorzaakt nadat hij het land van herkomst heeft verlaten” – Oogmerk om de toepasselijke procedure te misbruiken en te instrumentaliseren – Activiteiten in de gastlidstaat die niet de uitdrukking en de voortzetting vormen van overtuigingen of strekkingen die de betrokkene reeds in het land van herkomst aanhing – Godsdienstige bekering)

    PB C, C/2024/2389, 8.4.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/2389/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/2389/oj

    European flag

    Publicatieblad
    van de Europese Unie

    NL

    C-serie


    C/2024/2389

    8.4.2024

    Arrest van het Hof (Derde kamer) van 29 februari 2024 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Verwaltungsgerichtshof — Oostenrijk) — Bundesamt für Fremdenwesen und Asyl / JF

    [Zaak C-222/22 (1), Bundesamt für Fremdenwesen und Asyl (Latere godsdienstige bekering)]

    (Prejudiciële verwijzing - Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht - Asielbeleid - Richtlijn 2011/95/EU - Voorwaarden om in aanmerking te komen voor internationale bescherming - Inhoud van deze bescherming - Artikel 5 - Ter plaatse ontstane behoefte aan internationale bescherming - Herhaalde aanvraag om erkenning van de vluchtelingenstatus - Artikel 5, lid 3 - Begrip “omstandigheden die de verzoeker zelf heeft veroorzaakt nadat hij het land van herkomst heeft verlaten” - Oogmerk om de toepasselijke procedure te misbruiken en te instrumentaliseren - Activiteiten in de gastlidstaat die niet de uitdrukking en de voortzetting vormen van overtuigingen of strekkingen die de betrokkene reeds in het land van herkomst aanhing - Godsdienstige bekering)

    (C/2024/2389)

    Procestaal: Duits

    Verwijzende rechter

    Verwaltungsgerichtshof

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Bundesamt für Fremdenwesen und Asyl

    Verwerende partij: JF

    Dictum

    Artikel 5, lid 3, van richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming

    moet aldus moet worden uitgelegd dat

    het zich verzet tegen een nationale regeling die de erkenning van de vluchtelingenstatus naar aanleiding van een volgend verzoek in de zin van artikel 2, onder q), van richtlijn 2013/32 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming, dat gegrond is op een risico van vervolging als gevolg van omstandigheden die de verzoeker zelf heeft veroorzaakt nadat hij het land van herkomst heeft verlaten, afhankelijk stelt van de voorwaarde dat die omstandigheden de uitdrukking en de voortzetting vormen van een overtuiging die de verzoeker reeds in dat land van herkomst aanhing.


    (1)   PB C 244 van 27.6.2022.


    ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/2389/oj

    ISSN 1977-0995 (electronic edition)


    Top