EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021TN0561

Zaak T-561/21: Beroep ingesteld op 8 september 2021 — HSBC Holdings e.a./Commissie

PB C 431 van 25.10.2021, p. 54–54 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

25.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 431/54


Beroep ingesteld op 8 september 2021 — HSBC Holdings e.a./Commissie

(Zaak T-561/21)

(2021/C 431/63)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: HSBC Holdings plc (Londen, Verenigd Koninkrijk), HSBC Bank plc (Londen), HSBC Continental Europe (Parijs, Frankrijk) (vertegenwoordigers: M. Demetriou en D. Bailey, Barristers, M. Simpson, Solicitor, C. Angeli, M. Giner Asins en C. Chevreste, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

artikel 1 van besluit C(2021) 4600 final van de Commissie van 28 juni 2021, waarvan kennis is gegeven op 29 juni 2021 (hierna: “bestreden besluit”), tot wijziging van besluit C(2016) 8530 final van de Commissie van 7 december 2016 (hierna: “besluit van 2016”) [AT.39914 — rentederivaten in euro (EIRD)] en artikel 2, onder b), van het besluit van 2016, nietig verklaren;

subsidiair, de aan verzoeksters opgelegde geldboete aanzienlijk verlagen tot een bedrag dat het Gerecht passend acht, en

de Commissie verwijzen in de kosten van verzoeksters of, subsidiair, een gepast deel van de kosten van verzoeksters.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van het beroep voeren verzoeksters vijf middelen aan.

1.

Het bestreden besluit was vastgesteld na het verstrijken van de verjaringstermijn van 10 jaar vanaf het einde van de inbreuk op 27 maart 2007. Verweersters bevoegdheid om verzoeksters opnieuw een geldboete op te leggen was derhalve verjaard.

2.

Verweerster heeft het recht verkeerd toegepast en/of een beoordelingsfout gemaakt door de waarde van verzoeksters’ verkopen te berekenen op basis van geactualiseerde contante inkomsten. Verzoeksters stellen dat geactualiseerde contante inkomsten een arbitraire en ongeschikte maatstaf zijn voor de waarde van verkopen in de sector van rentederivaten in euro. Geactualiseerde contante inkomsten vormen in het bijzonder geen weerspiegeling van de economische impact van de inbreuk en van het gewicht van HSBC’s aandeel daarbij.

3.

Verweerster heeft een beoordelingsfout gemaakt en/of haar besluit onvoldoende gemotiveerd betreffende de hoogte van het verlagingspercentage dat zij heeft gehanteerd voor de berekening van verzoeksters’ geactualiseerde contante inkomsten.

4.

Verweerster heeft de ernst van verzoeksters’ inbreuk alsmede de oplegging en de hoogte van het aanvullende bedrag onjuist beoordeeld.

5.

De aan verzoeksters opgelegde boete is onevenredig hoog. In het bijzonder heeft verweerster de verzachtende omstandigheden rond verzoeksters’ inbreuk onjuist beoordeeld. Voorts heeft verweerster onvoldoende belang gehecht aan het feit dat –zoals het Gerecht heeft bepaald in de zaak T-105/17, HSBC/Commissie (1) — de deelname door verzoeksters aan de enkele en voortdurende inbreuk minder omvangrijk en minder ernstig was dan was vastgesteld in het besluit van 2016. Daarom vragen verzoeksters het Hof een aanzienlijk lagere boete vast te stellen, die in redelijke verhouding staat tot het handelen van verzoeksters.


(1)  Arrest van 24 september 2019, HSBC Holdings e.a./Commissie, T-105/17, EU:T:2019:675.


Top