EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021TN0309

Zaak T-309/21: Beroep ingesteld op 24 mei 2021 — TC/Parlement

PB C 320 van 9.8.2021, p. 42–43 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

9.8.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/42


Beroep ingesteld op 24 mei 2021 — TC/Parlement

(Zaak T-309/21)

(2021/C 320/48)

Procestaal: Litouws

Partijen

Verzoekende partij: TC (vertegenwoordiger: D. Aukštuolytė, advocaat)

Verwerende partij: Europees Parlement

Conclusies

Verzoeker verzoekt het Gerecht:

het besluit van de secretaris-generaal van het Europees Parlement van 16 maart 2021 nietig te verklaren;

debetnota nr. 7010000523 van het Europees Parlement van 31 maart 2021 nietig te verklaren;

het Europees Parlement te verwijzen in verzoekers kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker vijf middelen aan.

1.

Eerste middel: het Parlement heeft, zonder daarvoor een rechtvaardiging te geven, zijn besluit onredelijk laat vastgesteld, hetgeen in strijd is met het in artikel 41, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie neergelegde beginsel van inachtneming van een redelijke termijn in administratieve procedures. Als gevolg van de late inleiding van de tegen hem gerichte terugvorderingsprocedure zijn verzoekers rechten van verdediging geschonden, aangezien hij door de duur van die procedure niet de mogelijkheid heeft gehad om zich doeltreffend tegen de hem ten laste gelegde feiten te verdedigen en bewijsstukken over te leggen.

2.

Tweede middel: het besluit van de secretaris-generaal van het Parlement waarop de debetnota is gebaseerd, is een rechtshandeling die verzoeker raakt en is vastgesteld in strijd met de beginselen van een onpartijdig en eerlijk proces, gelijkheid van wapens en eerbiediging van verzoekers rechten van verdediging:

het Parlement is voorbijgegaan aan de motiveringsplicht en het recht om te worden gehoord als bedoeld in artikel 41, lid 2, onder a) en c), van het Handvest, door het bestreden besluit te baseren op vaststellingen van het Gerecht in een zaak waarbij verzoeker niet betrokken was en waarin hij geen gebruik kon maken van de gelegenheid om te worden gehoord;

het Parlement heeft in strijd met artikel 41, lid 2, onder a) en b), van het Handvest verzoeker niet de bewijzen verstrekt waarop deze instelling het bestreden besluit indirect heeft gebaseerd, noch hem andere informatie verstrekt die hij nodig had om zijn recht om te worden gehoord (om opmerkingen te maken) naar behoren te kunnen uitoefenen.

3.

Derde middel: het Parlement heeft een beoordelingsfout gemaakt, aangezien het geen rekening heeft gehouden met de door verzoeker aangedragen bewijzen waaruit blijkt i) dat de door de medewerker bij het Gerecht aangevoerde feiten waarop het Parlement zich beroept en op basis waarvan de terugvorderingsprocedure is ingeleid, onjuist zijn (bevestigen dat er geen aanleiding was om een onderzoek te starten) en ii) dat er sprake is van niet-nakoming van de motiveringsplicht van artikel 41, lid 2, onder c), van het Handvest.

4.

Vierde middel: het Parlement is voorbijgegaan aan het evenredigheidsbeginsel en de motiveringsplicht als bedoeld in artikel 296 VWEU en artikel 41, lid 2, onder c), van het Handvest, voor zover het terug te betalen bedrag is vastgesteld op 78 838,21 EUR. Het terug te betalen bedrag is niet volledig onderbouwd, en derhalve wordt er in het bestreden besluit van uitgegaan dat de parlementaire medewerker nooit voor verzoeker heeft gewerkt.

5.

Vijfde middel: uit voor het publiek toegankelijke informatie van het Parlement blijkt dat de parlementaire medewerker tot uiterlijk 15 december 2015 zijn functie heeft uitgeoefend, hetgeen erop wijst dat het onredelijk was om de terugvorderingsprocedure in te leiden. Het besluit moet dan ook nietig worden verklaard.


Top