EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021CN0484

Zaak C-484/21: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de Primera Instancia n° 20 de Barcelona (Spanje) op 6 augustus 2021 — F C en M A B / Caixabank S.A., voorheen Bankia S.A.

PB C 213 van 30.5.2022, p. 17–17 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

30.5.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 213/17


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de Primera Instancia no 20 de Barcelona (Spanje) op 6 augustus 2021 — F C en M A B / Caixabank S.A., voorheen Bankia S.A.

(Zaak C-484/21)

(2022/C 213/21)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Juzgado de Primera Instancia no 20 de Barcelona

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: F C C en M A B

Verwerende partijen: Caixabank S.A., voorheen Bankia S.A.

Prejudiciële vragen

1)

Is het verenigbaar met artikel 38 van het [Handvest van de grondrechten van de Europese Unie], met het beginsel van doeltreffendheid van het Unierecht en met artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, van richtlijn 13/93 (1) dat de verjaringstermijn van een vordering tot vergoeding van de economische gevolgen van een oneerlijk beding, zoals een kostenbeding, ingaat op een tijdstip vóór de nietigverklaring van dat beding op grond dat het oneerlijk is?

2)

Is het verenigbaar met artikel 38 van het Handvest, met het beginsel van doeltreffendheid van het Unierecht en met artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13 dat als aanvang van de verjaringstermijn met betrekking tot een oneerlijk beding de datum wordt gehanteerd waarop een rechterlijke instantie als de Tribunal Supremo, die bindende rechtspraak kan creëren, vaststelt dat een bepaald beding oneerlijk is, los van de vraag of de betrokken consument de inhoud van dat arrest kent?

3)

Is het verenigbaar met artikel 38 van het Handvest, met het beginsel van doeltreffendheid van het Unierecht en met artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13 dat in een contract met een lange looptijd wordt bepaald dat de verjaringstermijn met betrekking tot een vordering tot terugbetaling van kosten die zijn betaald om een hypotheek te kunnen vestigen, reeds begint te lopen op het tijdstip waarop die betaling plaatsvindt, gelet op het feit dat het oneerlijke beding op dat tijdstip ophoudt effect te sorteren en er geen risico bestaat dat het beding opnieuw wordt toegepast?


(1)  Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB 1993, L 95, blz. 29).


Top