EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021CA0650

Zaak C-650/21, Landespolizeidirektion Niederösterreich en Finanzamt Österreich: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 20 april 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgerichtshof — Oostenrijk) — FW, CE (Prejudiciële verwijzing – Sociale politiek – Gelijke behandeling in arbeid en beroep – Richtlijn 2000/78/EG – Verbod op discriminatie op grond van leeftijd – Bezoldiging van ambtenaren – Vorige nationale regeling die als discriminerend is aangemerkt – Indeling in een nieuw bezoldigingsstelsel onder verwijzing naar de anciënniteit die volgens een vorig bezoldigingsstelsel werd vastgesteld – Correctie van die anciënniteit door vaststelling van een referentiepeildatum – Discriminerend karakter van de nieuwe indeling – Regel die veeleer nadelig uitvalt voor oudere ambtenaren)

PB C 205 van 12.6.2023, p. 8–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

12.6.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 205/8


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 20 april 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgerichtshof — Oostenrijk) — FW, CE

(Zaak C-650/21 (1), Landespolizeidirektion Niederösterreich en Finanzamt Österreich)

(Prejudiciële verwijzing - Sociale politiek - Gelijke behandeling in arbeid en beroep - Richtlijn 2000/78/EG - Verbod op discriminatie op grond van leeftijd - Bezoldiging van ambtenaren - Vorige nationale regeling die als discriminerend is aangemerkt - Indeling in een nieuw bezoldigingsstelsel onder verwijzing naar de anciënniteit die volgens een vorig bezoldigingsstelsel werd vastgesteld - Correctie van die anciënniteit door vaststelling van een referentiepeildatum - Discriminerend karakter van de nieuwe indeling - Regel die veeleer nadelig uitvalt voor oudere ambtenaren)

(2023/C 205/09)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Verwaltungsgerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: FW, CE

in tegenwoordigheid van: Landespolizeidirektion Niederösterreich, Finanzamt Österreich

Dictum

1)

De artikelen 1, 2 en 6 van richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep, gelezen in samenhang met artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

moeten aldus worden uitgelegd dat

zij zich verzetten tegen een nationale regeling waarbij een ambtenaar wordt ingedeeld op basis van zijn salarisanciënniteit in een oud bezoldigingsstelsel dat als discriminerend is aangemerkt omdat in dit stelsel bij de bepaling van die anciënniteit enkel rekening kon worden gehouden met in aanmerking komende tijdvakken van vóór de indienstneming van de ambtenaar die na de leeftijd van 18 jaar waren vervuld en niet met die welke vóór die leeftijd waren vervuld, wanneer die regeling bepaalt dat een correctie van de in aanmerking komende tijdvakken die de ambtenaar vóór zijn indienstneming heeft vervuld, zoals die tijdvakken aanvankelijk zijn berekend, wordt doorgevoerd door een referentiepeildatum vast te stellen, waarbij voortaan voor de vaststelling van voormelde anciënniteit rekening wordt gehouden met de in aanmerking komende tijdvakken van vóór de indienstneming die de ambtenaar vóór zijn 18e verjaardag heeft vervuld, met dien verstande dat, wat betreft de na de 18e verjaardag vervulde tijdvakken, enkel rekening wordt gehouden met de voor de helft in aanmerking te nemen “andere tijdvakken” en dat deze “andere tijdvakken” weliswaar van drie tot zeven jaar worden verhoogd maar enkel in aanmerking worden genomen voor zover zij langer duren dan vier jaar.

2)

Het in artikel 20 van het Handvest van de grondrechten neergelegde gelijkheidsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel

moeten aldus worden uitgelegd dat

zij zich verzetten tegen een nationale regeling die ten aanzien van ambtenaren voor wie een procedure voor het opnieuw vaststellen van hun positie in de salarisschaal hangende was op de datum van bekendmaking van een wetswijziging met betrekking tot het bezoldigingsstelsel dat die schaal bevatte, bepaalt dat de bezoldigingen worden herberekend overeenkomstig de nieuwe bepalingen inzake de referentiepeildatum, die nieuwe beperkingen stellen aan de maximumduur van de in aanmerking komende tijdvakken, zodat een met de artikelen 1, 2 en 6 van richtlijn 2000/78 juncto artikel 21 van het Handvest van de grondrechten strijdige discriminatie op grond van leeftijd niet wordt weggewerkt, terwijl een dergelijke berekening niet plaatsvindt voor ambtenaren ten aanzien van wie een eerder ingeleide procedure met hetzelfde voorwerp reeds is afgesloten met een onherroepelijke beslissing die berust op een peildatum die gunstiger is vastgesteld op grond van het oude bezoldigingsstelsel, waarvan de bepalingen door de nationale rechter als discriminerend zijn aangemerkt en bijgevolg buiten toepassing zijn gelaten met directe toepassing van het Unierechtelijke gelijkheidsbeginsel.

3)

De artikelen 1, 2 en 6 van richtlijn 2000/78, gelezen in samenhang met artikel 21 van het Handvest van de grondrechten,

moeten aldus worden uitgelegd dat

zij zich niet verzetten tegen een nationale regeling op grond waarvan tijdvakken die als leerling zijn vervuld bij een binnenlands territoriaal publiekrechtelijk lichaam, bij de vaststelling van de referentiepeildatum alleen volledig in aanmerking worden genomen indien de overheid de betrokken ambtenaar na een bepaalde datum in dienst heeft genomen, terwijl deze tijdvakken slechts voor de helft in aanmerking worden genomen — doordat er een forfaitaire aftrek op wordt toegepast — indien de overheid de betrokken ambtenaar vóór die datum in dienst heeft genomen.


(1)  PB C 73 van 14.2.2022.


Top