EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020CA0644

Zaak C-644/20: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 12 mei 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Okręgowy w Poznaniu — Polen) — W. J. / L. J. en J. J., wettelijk vertegenwoordigd door A. P. (Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Bevoegdheid, toepasselijk recht, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van onderhoudsverplichtingen – Bepaling van het toepasselijke recht – Haags Protocol inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen – Artikel 3 – Gewone verblijfplaats van de schuldeiser – Tijdstip voor het bepalen van de gewone verblijfplaats – Ongeoorloofd niet doen terugkeren van een kind)

PB C 257 van 4.7.2022, p. 8–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

4.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 257/8


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 12 mei 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Okręgowy w Poznaniu — Polen) — W. J. / L. J. en J. J., wettelijk vertegenwoordigd door A. P.

(Zaak C-644/20) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken - Bevoegdheid, toepasselijk recht, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van onderhoudsverplichtingen - Bepaling van het toepasselijke recht - Haags Protocol inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen - Artikel 3 - Gewone verblijfplaats van de schuldeiser - Tijdstip voor het bepalen van de gewone verblijfplaats - Ongeoorloofd niet doen terugkeren van een kind)

(2022/C 257/11)

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Sąd Okręgowy w Poznaniu

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: W. J.

Verwerende partijen: L. J. en J. J., wettelijk vertegenwoordigd door A. P.

Dictum

Artikel 3 van het Protocol van Den Haag van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen, goedgekeurd namens de Europese Gemeenschap bij besluit 2009/941/EG van de Raad van 30 november 2009, moet aldus worden uitgelegd dat voor de vaststelling van het recht dat van toepassing is op de onderhoudsvordering van een minderjarig kind dat door een van zijn ouders naar een lidstaat is overgebracht, de omstandigheid dat een rechterlijke instantie van die lidstaat in een afzonderlijke procedure de terugkeer van dat kind heeft gelast naar de staat waar het vóór zijn overbrenging zijn gewone verblijfplaats met zijn ouders had, niet volstaat om te beletten dat dit kind een gewone verblijfplaats in die lidstaat kan verkrijgen.


(1)  PB C 53 van 15.2.2021.


Top