Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62019TN0502

    Zaak T-502/19: Beroep ingesteld op 12 juli 2019 — Corneli/ECB

    PB C 312 van 16.9.2019, p. 39–40 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    16.9.2019   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 312/39


    Beroep ingesteld op 12 juli 2019 — Corneli/ECB

    (Zaak T-502/19)

    (2019/C 312/32)

    Procestaal: Italiaans

    Partijen

    Verzoekende partij: Francesca Corneli (Velletri, Italië) (vertegenwoordigers: M. Condinanzi, L. Boggio en F. Ferraro, advocaten)

    Verwerende partij: Europese Centrale Bank

    Conclusies

    vaststellen dat het bestreden besluit onwettig is en het derhalve nietig verklaren;

    de verwerende partij verwijzen in de kosten en

    bij maatregel tot organisatie van de procesgang gelasten dat de volledige versie van zowel de bestreden handeling als het daaropvolgende verlengingsbesluit in rechte wordt overgelegd.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Dit beroep is gericht tegen besluit ECB-SSM-2019-ITCAR-11 van de raad van bestuur van de Europese Centrale Bank van 1 januari 2019, dat is vastgesteld op basis van een ontwerpbesluit van de raad van toezicht in de zin van artikel 26, lid 8, van verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad (1) en in de zin van de artikelen 69 octiesdecies, 70 en 98 van het decreto legislativo (wetsbesluit) nr. 385 van 1 september 1993 (hierna: „TUB”) — die uitvoering geven aan artikel 29 van richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad — juncto artikel 9, lid 2, van verordening (EU) 1024/2013, waarbij het leidinggevend orgaan en het toezichtorgaan van de Banca Carige S.p.A., met hoofdkantoor in Genua, zijn opgeheven en vervangen door respectievelijk drie buitengewone commissarissen en een uit drie leden bestaand toezichtscomité.

    Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster vijf middelen aan.

    1.

    Eerste middel: schending van het evenredigheidsbeginsel, de artikelen 28 en 29 van richtlijn 2014/59/EU (2) en artikel 69 octiesdecies en volgende van het TUB.

    Met dit middel voert verzoekster aan dat vroegtijdige-interventiemaatregelen geleidelijk ten uitvoer dienen te worden gelegd, welk vereiste in casu niet in acht is genomen. De vastgestelde meer vergaande maatregel is dus onwettig en nietig.

    2.

    Tweede middel: ontoereikende motivering ten aanzien van de in het algemeen systeem van vroegtijdige-interventiemaatregelen gestelde vereisten van evenredigheid en geleidelijkheid.

    3.

    Derde middel: schending van artikel 29, laatste volzin, van richtlijn 2014/59/EU en van het beginsel van goed bestuur.

    Volgens verzoekster levert de benoeming van bepaalde leden van de vorige raad van bestuur als tijdelijke bestuurders schending op van de verplichting om belangenconflicten te vermijden.

    4.

    Vierde middel: schending van artikel 70 TUB, misbruik van bevoegdheid en ontoereikende motivering.

    Dienaangaande voert verzoekster aan dat de maatregel, door de ernstige schendingen of onregelmatigheden bij de instelling van het buitengewoon bewind, tegenstrijdig en incoherent is geworden.

    5.

    Vijfde middel: schending van de in richtlijn (EU) 1132/2017 (3) en het Italiaans burgerlijk wetboek vervatte voorschriften over aandeelhoudersrechten en schending van voorschriften ter uitvoering van de in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de Italiaanse grondwet verankerde grondbeginselen met betrekking tot de bescherming van eigendom, van het spaarwezen, van het particulier economisch initiatief en van het recht van de burger om persoonlijke keuzes te maken.


    (1)  Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB 2013, L 287, blz. 63)

    (2)  Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (PB 2014, L 173, blz. 190).

    (3)  Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht (PB 2017, L 169, blz. 46).


    Top