Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62019TN0065

    Zaak T-65/19: Beroep ingesteld op 5 februari 2019 — AI/ECDC

    PB C 131 van 8.4.2019, p. 53–54 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    8.4.2019   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 131/53


    Beroep ingesteld op 5 februari 2019 — AI/ECDC

    (Zaak T-65/19)

    (2019/C 131/62)

    Procestaal: Engels

    Partijen

    Verzoekende partij: AI (vertegenwoordigers: L. Levi en A. Champetier, advocaten)

    Verwerende partij: Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC)

    Conclusies

    De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

    het besluit van ECDC van 18 mei 2018 tot afwijzing van haar verzoek om bijstand van 20 juni 2017 nietig te verklaren,

    het besluit van ECDC van 20 juni 2018 tot afwijzing van haar verzoek om toegang tot het onderzoeksrapport van 30 mei 2018 nietig te verklaren;

    voor zover nodig, het besluit van ECDC van 26 oktober 2018 tot afwijzing van haar klacht van 2 juli 2018 nietig te verklaren;

    ECDC te veroordelen tot betaling van een vergoeding voor de door haar geleden immateriële schade, welke ex aequo et bono op 40 000 EUR wordt begroot.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij drie middelen aan met betrekking tot het bestreden besluit van 18 mei 2018, en een middel met betrekking tot het bestreden besluit van 20 juni 2018.

    1.

    Eerste middel, betreffende het bestreden besluit van 18 mei 2018, ontleend aan schending van het recht om te worden gehoord.

    2.

    Tweede middel, betreffende het bestreden besluit van 18 mei 2018, ontleend aan niet-nakoming van de motiveringsplicht.

    3.

    Derde middel, betreffende het bestreden besluit van 18 mei 2018, ontleend aan een kennelijk onjuiste beoordeling van de feiten en schending van artikel 86 van het Statuut.

    4.

    Vierde middel, betreffende het bestreden besluit van 20 juni 2018, ontleend aan schending van artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en van artikel 13 van verordening nr. 45/2001. (1)


    (1)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB 2001, L 8, blz. 1).


    Top