This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62017CN0567
Case C-567/17: Request for a preliminary ruling from the Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas (Lithuania) lodged on 26 September 2017 — ‘Bene Factum’ UAB v Valstybinė mokesčių inspekcija prie Lietuvos Respublikos finansų ministerijos
Zaak C-567/17: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas (Litouwen) op 26 september 2017 — UAB „Bene Factum” / Valstybinė mokesčių inspekcija prie Lietuvos Respublikos finansų ministerijos
Zaak C-567/17: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas (Litouwen) op 26 september 2017 — UAB „Bene Factum” / Valstybinė mokesčių inspekcija prie Lietuvos Respublikos finansų ministerijos
PB C 402 van 27.11.2017, p. 17–18
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
27.11.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 402/17 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas (Litouwen) op 26 september 2017 — UAB „Bene Factum” / Valstybinė mokesčių inspekcija prie Lietuvos Respublikos finansų ministerijos
(Zaak C-567/17)
(2017/C 402/21)
Procestaal: Litouws
Verwijzende rechter
Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: UAB „Bene Factum”
Verwerende partij: Valstybinė mokesčių inspekcija prie Lietuvos Respublikos finansų ministerijos
Prejudiciële vragen
1) |
Moet artikel 27, lid 1, onder b), van richtlijn 92/83/EEG (1) van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken aldus worden uitgelegd dat deze bepaling van toepassing is op elk product dat overeenkomstig het in de eerste plaats (rechtstreeks) beoogde gebruik (consumptie) ervan niet voor menselijke consumptie is bestemd, ook al consumeren sommige personen cosmetica en producten voor persoonlijke verzorging zoals die welke in de onderhavige zaak aan de orde zijn, als alcoholhoudende drank om een roes op te wekken? |
2) |
Is het voor de beantwoording van de eerste vraag van belang dat de persoon die de litigieuze producten uit een lidstaat heeft ingevoerd, wist dat de producten, die gedenatureerde ethylalcohol bevatten, in zijn opdracht worden vervaardigd en door andere personen worden geleverd (verkocht) aan eindverbruikers in Litouwen, door bepaalde personen worden geconsumeerd als alcoholhoudende drank, en dat hij daarom, dat feit in aanmerking nemende, die producten heeft vervaardigd en geëtiketteerd met de bedoeling er zoveel mogelijk van te verkopen? |
(1) PB L 1992, L 316, blz. 21.