Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017CN0309

    Zaak C-309/17: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hanseatisches Oberlandesgericht in Bremen (Duitsland) op 29 mei 2017 — Stadtwerke Delmenhorst GmbH/Manfred Bleckwehl

    PB C 318 van 25.9.2017, p. 4–4 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    25.9.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 318/4


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hanseatisches Oberlandesgericht in Bremen (Duitsland) op 29 mei 2017 — Stadtwerke Delmenhorst GmbH/Manfred Bleckwehl

    (Zaak C-309/17)

    (2017/C 318/05)

    Procestaal: Duits

    Verwijzende rechter

    Hanseatisches Oberlandesgericht in Bremen

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Stadtwerke Delmenhorst GmbH

    Verwerende partij: Manfred Bleckwehl

    Prejudiciële vragen

    1)

    Moet artikel 3, lid 3, in samenhang met bijlage A, onder b) en c), van richtlijn 2003/55/EG (1) van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van richtlijn 98/30/EG aldus worden uitgelegd dat de omstandigheid dat de afnemer van gas tijdig noch rechtstreeks in kennis is gesteld van de voorwaarden, de reden en de omvang van een aankomende tariefwijziging voor gasleveringen, in de weg staat aan de geldigheid van een dergelijke tariefwijziging?

    2)

    Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord:

    Is artikel 3, lid 3, in samenhang met bijlage A, onder b) en c), van richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van richtlijn 98/30/EG sedert 1 juli 2004 rechtstreeks van toepassing op een privaatrechtelijk (in de vorm van een Duitse GmbH) georganiseerd leveringsbedrijf, aangezien die bepalingen van deze richtlijn inhoudelijk gezien onvoorwaardelijk zijn en dus zonder verdere omzettingshandeling kunnen worden toegepast, en de burger rechten verlenen ten aanzien van een organisatie die, ondanks haar privaatrechtelijke rechtsvorm, onder gezag van de staat staat omdat deze de enige aandeelhouder van de onderneming is?


    (1)  PB 2003, L 176, blz. 57.


    Top