EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017CJ0595

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 24 oktober 2018.
Apple Sales International e.a. tegen MJA.
Verzoek van de Cour de cassation (Frankrijk) om een prejudiciële beslissing.
Prejudiciële verwijzing – Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht – Rechterlijke bevoegdheid in burgerlijke en handelszaken – Verordening (EG) nr. 44/2001 – Artikel 23 – Forumkeuzebeding in een distributieovereenkomst – Schadevordering ingesteld door de distributeur wegens schending van artikel 102 VWEU door de leverancier.
Zaak C-595/17.

Court reports – general – 'Information on unpublished decisions' section

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2018:854

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer)

24 oktober 2018 ( *1 )

„Prejudiciële verwijzing – Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht – Rechterlijke bevoegdheid in burgerlijke en handelszaken – Verordening (EG) nr. 44/2001 – Artikel 23 – Forumkeuzebeding dat in een distributieovereenkomst is opgenomen – Schadevordering die door de distributeur is ingesteld wegens schending van artikel 102 VWEU door de leverancier”

In zaak C‑595/17,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Cour de cassation (hoogste rechter in burgerlijke en handelszaken, Frankrijk) bij beslissing van 11 oktober 2017, ingekomen bij het Hof op 16 oktober 2017, in de procedure

Apple Sales International,

Apple Inc.,

Apple retail France EURL

tegen

MJA, als curator van eBizcuss.com,

wijst

HET HOF (Derde kamer),

samengesteld als volgt: M. Vilaras, president van de Vierde kamer, waarnemend voor de president van de Derde kamer, J. Malenovský, L. Bay Larsen, M. Safjan (rapporteur) en D. Šváby, rechters,

advocaat-generaal: N. Wahl,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

Apple Sales International, Apple Inc. en Apple retail France EURL, vertegenwoordigd door F. Molinié, J.‑C. Jaïs en C. Cavicchioli, avocats,

MJA, als curator van eBizcuss.com, vertegenwoordigd door J.‑M. Thouvenin en L. Vidal, avocats,

de Franse regering, vertegenwoordigd door E. Armoët, E. de Moustier en D. Colas als gemachtigden,

de Europese Commissie, vertegenwoordigd door M. Wilderspin, G. Meeßen en M. Heller als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 5 juli 2018,

het navolgende

Arrest

1

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 23 van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB 2001, L 12, blz. 1).

2

Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen enerzijds Apple Sales International, Apple Inc. en Apple retail France EURL en anderzijds MJA, in de hoedanigheid van curator van de vennootschap eBizcuss.com (hierna: „eBizcuss”), inzake een door laatstgenoemde vennootschap ingestelde vordering tot schadevergoeding wegens schending van artikel 102 VWEU.

Toepasselijke bepalingen

Unierecht

3

De overwegingen 2, 11 en 14 van verordening nr. 44/2001 luiden als volgt:

„(2)

Sommige verschillen in de nationale regels inzake de rechterlijke bevoegdheid en de erkenning van beslissingen bemoeilijken de goede werking van de interne markt. Bepalingen die de eenvormigheid van de regels inzake jurisdictiegeschillen in burgerlijke en handelszaken mogelijk maken alsook de vereenvoudiging van de formaliteiten met het oog op een snelle en eenvoudige erkenning en tenuitvoerlegging van de beslissingen van de lidstaten waarvoor deze verordening verbindend is, zijn onontbeerlijk.

[…]

(11)

De bevoegdheidsregels moeten in hoge mate voorspelbaar zijn, waarbij als beginsel geldt dat de bevoegdheid in het algemeen gegrond wordt op de woonplaats van de verweerder; de bevoegdheid moet altijd op die grond kunnen worden gevestigd, behalve in een gering aantal duidelijk omschreven gevallen waarin het voorwerp van het geschil of de autonomie van de partijen een ander aanknopingspunt wettigt. Voor rechtspersonen moet de woonplaats autonoom worden bepaald om de gemeenschappelijke regels doorzichtiger te maken en jurisdictiegeschillen te voorkomen.

[…]

(14)

De autonomie van de partijen bij een andere overeenkomst dan een verzekerings-, consumenten- of arbeidsovereenkomst, waarvoor slechts een beperkte autonomie geldt met betrekking tot de keuze van het bevoegde gerecht, moet worden geëerbiedigd, behoudens de exclusieve bevoegdheidsgronden die in de verordening zijn neergelegd.”

4

Artikel 23, lid 1, dat is opgenomen in hoofdstuk II, afdeling 7, van verordening nr. 44/2001, heeft als opschrift „Door partijen aangewezen bevoegd gerecht” en luidt als volgt:

„Wanneer de partijen van wie er ten minste één woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, een gerecht of de gerechten van een lidstaat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, is dit gerecht of zijn de gerechten van die lidstaat bevoegd. Deze bevoegdheid is exclusief, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen. Deze overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht wordt gesloten:

a)

hetzij bij een schriftelijke overeenkomst of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst;

b)

hetzij in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen de partijen gebruikelijk zijn geworden;

c)

hetzij, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht wordt genomen.”

Frans recht

5

Op het tijdstip van de feiten van het hoofdgeding luidde artikel 1382 van de code civil (burgerlijk wetboek) als volgt:

„Hij die door een daad die hem kan worden toegerekend een ander schade toebrengt, is verplicht deze schade te vergoeden.”

6

In artikel L. 420‑1 van de code de commerce (wetboek van koophandel) is het volgende bepaald:

„Verboden zijn, zelfs door de directe of indirecte tussenkomst van een buiten Frankrijk gevestigde vennootschap van een groep, onderling afgestemde feitelijke gedragingen, overeenkomsten, uitdrukkelijke of stilzwijgende afspraken of kartelvorming, wanneer zij ertoe strekken of tot gevolg kunnen hebben dat de mededinging op een markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst, voor zover zij erop zijn gericht:

de toegang tot de markt of de vrije mededinging door andere ondernemingen te beperken;

door middel van het kunstmatig opdrijven of laaghouden van de prijzen te beletten dat deze door het vrije spel van de markt tot stand komen;

de productie, afzetmarkten, investeringen of de technische vooruitgang te beperken of te sturen;

de markten of de bevoorradingsbronnen te verdelen.”

7

Artikel L. 420‑2 van de code de commerce is als volgt verwoord:

„Onder de in artikel L. 420‑1 bepaalde voorwaarden is misbruik van machtspositie door een onderneming of groep van ondernemingen op de interne markt of op een wezenlijk deel daarvan verboden. Dergelijk misbruik kan bestaan in verkoopweigering, koppelverkoop en discriminerende verkoopvoorwaarden, alsook in de beëindiging van de handelsrelatie om de enkele reden dat de handelspartner weigert zich te onderwerpen aan oneerlijke handelsvoorwaarden.

Voorts is het een onderneming of groep van ondernemingen verboden misbruik te maken van de economische afhankelijkheidspositie van een klant of leverancier indien hierdoor de goede werking van de mededinging of de mededingingsstructuur in gevaar kan worden gebracht. Dergelijk misbruik kan met name bestaan in verkoopweigering, koppelverkoop, discriminerende handelingen als bepaald in artikel L. 442‑6, lid I, en in zogenoemde ‚assortimentsafspraken’.”

Hoofdgeding en prejudiciële vragen

8

Op 10 oktober 2002 heeft Apple Sales International, een vennootschap naar Iers recht, een overeenkomst gesloten met eBizcuss waarbij aan laatstgenoemde de hoedanigheid van erkend wederverkoper van producten van het merk Apple werd toegekend. In deze overeenkomst, waarbij eBizcuss zich ertoe heeft verplicht om de producten van haar medecontractant op nagenoeg exclusieve basis te verdelen, was een forumkeuzebeding ten gunste van de Ierse rechter opgenomen.

9

Het in het Engels opgestelde forumkeuzebeding luidde in de meest recente versie van de distributieovereenkomst (20 december 2005) als volgt:

„This Agreement and the corresponding relationship between the parties shall be governed by and construed in accordance with the laws of the Republic of Ireland and the parties shall submit to the jurisdiction of the courts of the Republic of Ireland. Apple [Sales International] reserves the right to institute proceedings against Reseller in the courts having jurisdiction in the place where Reseller has its seat or in any jurisdiction where a harm to Apple [Sales International] is occurring.”

10

De partijen in het hoofdgeding zijn het niet eens over de exacte vertaling in het Frans van de bewoordingen „and the corresponding relationship”, die volgens eBizcuss „et la relation correspondante” (en de bijbehorende betrekking) en volgens Apple Sales International „et les relations en découlant” (en de hieruit voortvloeiende betrekkingen) moet zijn.

11

Ondanks dit verschil kan het beding als volgt worden vertaald:

„De door partijen gesloten onderhavige overeenkomst en de bijbehorende betrekking [vertaling van eBizcuss]/de hieruit voortvloeiende betrekkingen [vertaling van Apple Sales International] tussen partijen zullen worden beheerst door en worden uitgelegd volgens het Ierse recht, en partijen verlenen bevoegdheid aan de Ierse rechter. Apple [Sales International] behoudt zich het recht voor om vorderingen jegens de wederverkoper aanhangig te maken bij het gerecht in het rechtsgebied waar de wederverkoper is gevestigd of in een land waar Apple [Sales International] schade heeft geleden.”

12

In april 2012 heeft eBizcuss tegen Apple Sales International, Apple Inc., een vennootschap naar Amerikaans recht, en Apple retail France, een vennootschap naar Frans recht, een vordering wegens aansprakelijkheid uit hoofde van oneerlijke handelspraktijken en misbruik van een machtspositie ingesteld bij de tribunal de commerce de Paris (handelsrechter Parijs, Frankrijk) op grond van artikel 1382 van de code civil, artikel L. 420‑2 van de code de commerce en artikel 102 VWEU.

13

Bij vonnis van 26 september 2013 heeft de tribunal de commerce de Paris de door Apple Sales International opgeworpen exceptie van onbevoegdheid toegewezen omdat in de overeenkomst tussen deze onderneming en eBizcuss een forumkeuzebeding ten gunste van de Ierse rechter was opgenomen.

14

Bij arrest van 8 april 2014 heeft de cour d’appel de Paris (rechter in tweede aanleg Parijs, Frankrijk) het tegen dit vonnis ingestelde beroep van eBizcuss verworpen.

15

Bij arrest van 7 oktober 2015 heeft de Cour de cassation (hoogste rechter in burgerlijke en handelszaken, Frankrijk) dit arrest vernietigd omdat de cour d’appel de Paris in strijd had gehandeld met artikel 23 van verordening nr. 44/2001, zoals uitgelegd door het Hof in zijn arrest van 21 mei 2015, CDC Hydrogen Peroxide (C‑352/13, EU:C:2015:335), door rekening te houden met het in de overeenkomst tussen eBizcuss en Apple Sales International opgenomen forumkeuzebeding, terwijl dit beding niet zag op geschillen inzake aansprakelijkheid wegens een inbreuk op het mededingingsrecht.

16

Bij arrest van 25 oktober 2016, dat is gewezen na een verwijzing van de Cour de cassation, heeft de cour d’appel de Versailles (rechter in tweede aanleg Versailles, Frankrijk), het door eBizcuss ingestelde beroep toegewezen en de zaak terugverwezen naar de tribunal de commerce de Paris.

17

Apple Sales International, Apple Inc. en Apple retail France hebben tegen dit arrest cassatieberoep ingesteld bij de verwijzende rechter, waarbij zij in essentie aanvoeren dat met een forumkeuzebeding rekening moet worden gehouden wanneer een autonome vordering in de zin van het mededingingsrecht haar oorsprong vindt in de contractuele betrekking, ook indien dit beding niet uitdrukkelijk op een dergelijke vordering ziet en vooraf geen inbreuk op het mededingingsrecht is vastgesteld door een nationale of Europese autoriteit.

18

De verwijzende rechter merkt op dat hij ondertussen heeft kennisgenomen van een arrest van de Supremo Tribunal de Justiça (hoogste rechter in burgerlijke en handelszaken, Portugal) van 16 februari 2016 in de zaak Interlog en Taboada tegen Apple. Ook in deze zaak was Apple Sales International partij en was een soortgelijk, in algemene bewoordingen opgesteld beding aan de orde. De Supremo Tribunal de Justiça heeft dit beding van toepassing verklaard op de partijen in een geding inzake eenzelfde vermeend misbruik van een machtspositie naar Unierecht, en de Portugese rechters bijgevolg onbevoegd verklaard.

19

In die omstandigheden heeft de Cour de cassation de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

„1)

Moet artikel 23 van verordening nr. 44/2001 aldus worden uitgelegd dat de nationale rechter bij wie een vordering tot schadevergoeding aanhangig is gemaakt door een distributeur tegen zijn leverancier op grond van artikel 102 VWEU, een forumkeuzebeding mag toepassen dat is opgenomen in de overeenkomst tussen de partijen?

2)

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, moet artikel 23 van verordening nr. 44/2001 dan aldus worden uitgelegd dat de nationale rechter bij wie een vordering tot schadevergoeding aanhangig is gemaakt door een distributeur tegen zijn leverancier op grond van artikel 102 VWEU, een forumkeuzebeding mag toepassen dat is opgenomen in de overeenkomst tussen de partijen, ook indien dat beding niet uitdrukkelijk zou verwijzen naar geschillen inzake aansprakelijkheid wegens een inbreuk op het mededingingsrecht?

3)

Moet artikel 23 van verordening nr. 44/2001 aldus worden uitgelegd dat de nationale rechter bij wie een vordering tot schadevergoeding aanhangig is gemaakt door een distributeur tegen zijn leverancier op grond van artikel 102 VWEU, een in de overeenkomst tussen de partijen opgenomen forumkeuzebeding buiten toepassing mag laten indien geen inbreuk op het mededingingsrecht is vastgesteld door een nationale of Europese autoriteit?”

Beantwoording van de prejudiciële vragen

Eerste en tweede vraag

20

Met zijn eerste en zijn tweede vraag, die gezamenlijk moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in essentie te vernemen of artikel 23 van verordening nr. 44/2001 aldus moet worden uitgelegd dat het uitgesloten is dat met betrekking tot een vordering tot schadevergoeding die aanhangig is gemaakt door een distributeur tegen zijn leverancier op grond van artikel 102 VWEU, een forumkeuzebeding wordt toegepast dat is opgenomen in de overeenkomst tussen de partijen maar niet uitdrukkelijk verwijst naar geschillen inzake aansprakelijkheid wegens een inbreuk op het mededingingsrecht.

21

In dit verband zij in herinnering gebracht dat de uitlegging van een jurisdictiebeding om te bepalen tot welke geschillen dat beding zich uitstrekt, volgens vaste rechtspraak van het Hof een zaak is van de nationale rechter voor wie het beding wordt ingeroepen (arrest van 21 mei 2015, CDC Hydrogen Peroxide, C‑352/13, EU:C:2015:335, punt 67en aldaar aangehaalde rechtspraak).

22

Een forumkeuzebeding kan evenwel alleen gelden voor geschillen die zijn ontstaan of zullen ontstaan in verband met een bepaalde rechtsbetrekking, hetgeen betekent dat een forumkeuzebeding zich alleen uitstrekt tot geschillen die zijn ontstaan in de rechtsbetrekking naar aanleiding waarvan het is overeengekomen. Met dit vereiste dient te worden vermeden dat een partij wordt verrast doordat een bepaald gerecht is aangewezen om kennis te nemen van alle geschillen die zullen ontstaan in haar betrekkingen met haar medecontractant en die hun oorsprong vinden in andere betrekkingen dan die naar aanleiding waarvan de forumkeuze is bedongen (arrest van 21 mei 2015, CDC Hydrogen Peroxide, C‑352/13, EU:C:2015:335, punt 68en aldaar aangehaalde rechtspraak).

23

Gelet op dit doel heeft het Hof geoordeeld dat een beding dat abstract verwijst naar geschillen die in contractuele betrekkingen ontstaan, niet geldt voor een geschil waarin een medecontractant betrokken raakt wegens een verbintenis uit onrechtmatige daad op grond dat hij aan een onrechtmatige mededingingsregeling heeft deelgenomen (arrest van 21 mei 2015, CDC Hydrogen Peroxide, C‑352/13, EU:C:2015:335, punt 69).

24

Daar een dergelijk geschil voor de benadeelde onderneming niet redelijkerwijs voorzienbaar was op het moment waarop zij instemde met bedoeld beding – de onrechtmatige mededingingsregeling waarbij haar medecontractant betrokken is was haar op dat moment niet bekend – kan het niet worden geacht zijn oorsprong te vinden in de contractuele betrekkingen (arrest van 21 mei 2015, CDC Hydrogen Peroxide, C‑352/13, EU:C:2015:335, punt 70).

25

Rekening houdend met deze overwegingen heeft het Hof voor recht verklaard dat artikel 23, lid 1, van verordening nr. 44/2001 aldus moet worden uitgelegd dat ingeval in rechte schadevergoeding wordt gevorderd wegens een inbreuk op artikel 101 VWEU en artikel 53 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 (PB 1994, L 1, blz. 3), rekening mag worden gehouden met forumkeuzebedingen in leveringsovereenkomsten, op voorwaarde dat die bedingen betrekking hebben op geschillen inzake aansprakelijkheid wegens een inbreuk op het mededingingsrecht (arrest van 21 mei 2015, CDC Hydrogen Peroxide, C‑352/13, EU:C:2015:335, punt 72).

26

In het licht van die rechtspraak moet worden onderzocht of die uitlegging van artikel 23 van verordening nr. 44/2001 en de overwegingen ter ondersteuning daarvan, ook gelden voor een forumkeuzebeding dat wordt ingeroepen in het kader van een geschil waarin een medecontractant betrokken raakt wegens een vermeende verbintenis uit onrechtmatige daad op grond van schending van artikel 102 VWEU.

27

Dat is het geval wanneer het vermeend mededingingsverstorende gedrag los blijkt te staan van de contractuele relatie in het kader waarvan het forumkeuzebeding is overeengekomen.

28

Terwijl het in artikel 101 VWEU bedoelde mededingingsverstorende gedrag, te weten een onrechtmatige mededingingsregeling, in beginsel niet direct verband houdt met de contractuele betrekking tussen een deelnemer aan die mededingingsregeling en een derde, waarvoor die regeling gevolgen heeft, kan het in artikel 102 VWEU bedoelde mededingingsverstorende gedrag, te weten het misbruik van een machtspositie, tot uiting komen in de contractuele relaties die een onderneming met machtspositie aangaat en door middel van de contractuele voorwaarden.

29

In het kader van een vordering op grond van artikel 102 VWEU kan de inaanmerkingneming van een forumkeuzebeding dat verwijst naar een overeenkomst en de bijhorende betrekking of de hieruit voortvloeiende betrekkingen tussen de partijen, bijgevolg niet worden geacht een verrassing voor een van de partijen in de zin van de in punt 22 van het onderhavig arrest bedoelde rechtspraak te zijn.

30

Gelet op al het voorgaande moet op de eerste en de tweede vraag worden geantwoord dat artikel 23 van verordening nr. 44/2001 aldus moet worden uitgelegd dat het niet uitgesloten is dat met betrekking tot een vordering tot schadevergoeding die aanhangig is gemaakt door een distributeur tegen zijn leverancier op grond van artikel 102 VWEU, een forumkeuzebeding wordt toegepast dat is opgenomen in de overeenkomst tussen de partijen, louter omdat dit beding niet uitdrukkelijk verwijst naar geschillen inzake aansprakelijkheid wegens een inbreuk op het mededingingsrecht.

Derde vraag

31

Met zijn derde vraag wenst de verwijzende rechter in essentie te vernemen of artikel 23 van verordening nr. 44/2001 aldus moet worden uitgelegd dat de toepassing van een forumkeuzebeding in het kader van een schadevordering die aanhangig is gemaakt door een distributeur tegen zijn leverancier op grond van artikel 102 VWEU, afhangt van de vaststelling vooraf van een inbreuk op het mededingingsrecht door een nationale of Europese autoriteit.

32

Deze vraag moet ontkennend worden beantwoord.

33

Zoals de advocaat-generaal in punt 83 van zijn conclusie heeft opgemerkt, behoort het al dan niet bestaan van een vaststelling vooraf door een mededingingsautoriteit van een inbreuk op de mededingingsregels niet tot de overwegingen die moeten prevaleren bij de beslissing om een forumkeuzebeding toe te passen op een vordering tot vergoeding van de schade die zou zijn geleden wegens een inbreuk op de mededingingsregels.

34

In de context van artikel 23 van verordening nr. 44/2001 zou een onderscheid naargelang al dan niet vooraf een inbreuk op de mededingingsregels is vastgesteld door een mededingingsautoriteit, haaks staan op de doelstelling van voorspelbaarheid waarop die bepaling gestoeld is.

35

Voorts hebben de artikelen 101 en 102 VWEU volgens vaste rechtspraak van het Hof (zie in die zin arrest van 13 juli 2006, Manfredi e.a., C‑295/04–C‑298/04, EU:C:2006:461, punt 60en aldaar aangehaalde rechtspraak), en zoals is vermeld in de overwegingen 3, 12 en 13 van richtlijn 2014/104/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 betreffende bepaalde regels voor schadevorderingen volgens nationaal recht wegens inbreuken op de bepalingen van het mededingingsrecht van de lidstaten en van de Europese Unie (PB 2014, L 349, blz. 1), rechtstreekse werking in de betrekkingen tussen particulieren en roepen zij voor de betrokken personen rechten en verplichtingen in het leven op de naleving waarvan de nationale rechterlijke instanties moeten toezien. Hieruit volgt dat eenieder die meent door een inbreuk op de mededingingsregels te zijn benadeeld, het recht heeft om vergoeding van de door hem geleden schade te vorderen, ongeacht of er vooraf door een mededingingsautoriteit een dergelijke inbreuk is vastgesteld.

36

Gelet op al het voorgaande moet op de derde vraag worden geantwoord dat artikel 23 van verordening nr. 44/2001 aldus moet worden uitgelegd dat de toepassing van een forumkeuzebeding in het kader van een schadevordering die aanhangig is gemaakt door een distributeur tegen zijn leverancier op grond van artikel 102 VWEU, niet afhangt van de vaststelling vooraf van een inbreuk op het mededingingsrecht door een nationale of Europese autoriteit.

Kosten

37

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht:

 

1)

Artikel 23 van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken moet aldus worden uitgelegd dat het niet uitgesloten is dat met betrekking tot een vordering tot schadevergoeding die aanhangig is gemaakt door een distributeur tegen zijn leverancier op grond van artikel 102 VWEU, een forumkeuzebeding wordt toegepast dat is opgenomen in de overeenkomst tussen de partijen, louter omdat dit beding niet uitdrukkelijk verwijst naar geschillen inzake aansprakelijkheid wegens een inbreuk op het mededingingsrecht.

 

2)

Artikel 23 van verordening nr. 44/2001 moet aldus worden uitgelegd dat de toepassing van een forumkeuzebeding in het kader van een schadevordering die aanhangig is gemaakt door een distributeur tegen zijn leverancier op grond van artikel 102 VWEU, niet afhangt van de vaststelling vooraf van een inbreuk op het mededingingsrecht door een nationale of Europese autoriteit.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Frans.

Top