EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017CJ0227

Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 12 april 2018.
Medtronic GmbH tegen Finanzamt Neuss.
Verzoek van het Finanzgericht Düsseldorf om een prejudiciële beslissing.
Prejudiciële verwijzing – Verordening (EEG) nr. 2658/87 – Douane‑unie en gemeenschappelijk douanetarief – Tariefindeling – Gecombineerde nomenclatuur – Postonderverdelingen 9021 10 10, 9021 10 90 en 9021 90 90 – Spinaal fixatiesysteem – Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1214/2014.
Zaak C-227/17.

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2018:247

ARREST VAN HET HOF (Tiende kamer)

12 april 2018 ( *1 )

„Prejudiciële verwijzing – Verordening (EEG) nr. 2658/87 – Douane‑unie en gemeenschappelijk douanetarief – Tariefindeling – Gecombineerde nomenclatuur – Onderverdelingen 9021 10 10, 9021 10 90 en 9021 90 90 – Spinaal fixatiesysteem – Uitvoeringsverordening (EG) nr. 1214/2014”

In zaak C‑227/17,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Finanzgericht Düsseldorf (belastingrechter in eerste aanleg Düsseldorf, Duitsland) bij beslissing van 19 april 2017, ingekomen bij het Hof op 28 april 2017, in de procedure

Medtronic GmbH

tegen

Finanzamt Neuss,

wijst

HET HOF (Tiende kamer),

samengesteld als volgt: E. Levits, kamerpresident, A. Borg Barthet (rapporteur) en F. Biltgen, rechters,

advocaat-generaal: M. Wathelet,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

Medtronic GmbH, vertegenwoordigd door J. Meyer-Burow, Rechtsanwalt, en N. Looks, Steuerberaterin,

de Europese Commissie, vertegenwoordigd door M. Wasmeier en A. Caeiros als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft in wezen de uitlegging van de tarifaire onderverdelingen 9021 10 10, 9021 10 90 en 9021 90 90 van de gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB 1987, L 256, blz. 1), zoals gewijzigd bij uitvoeringsverordening (EU) 2015/1754 van de Commissie van 6 oktober 2015 (PB 2015, L 285, blz. 1) (hierna: „GN”).

2

Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Medtronic GmbH en het Finanzamt Neuss (belastingkantoor te Neuss, Duitsland) (hierna: „belastingkantoor”) over het omzetbelastingtarief dat van toepassing is op de levering van spinale fixatiesystemen.

Toepasselijke bepalingen

GS-verdrag

3

Het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna: „GS”) is opgesteld door de Werelddouaneorganisatie (WDO) en ingevoerd bij het op 14 juni 1983 te Brussel gesloten Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, dat met zijn protocol van wijziging van 24 juni 1986 namens de Europese Economische Gemeenschap is goedgekeurd bij besluit 87/369/EEG van de Raad van 7 april 1987 (PB 1987, L 198, blz. 1) (hierna: „GS-verdrag”).

4

Volgens artikel 3, lid 1, onder a), GS-verdrag verbindt elke verdragsluitende partij zich om haar tariefnomenclatuur en haar statistieknomenclaturen in overeenstemming te brengen met het GS, om alle posten en onderverdelingen ervan zonder enige toevoeging of wijziging, alsmede de daarop betrekking hebbende numerieke codes te gebruiken en om de volgorde van nummering van het GS in acht te nemen. Diezelfde bepaling legt de verdragsluitende partijen tevens de verplichting op om de algemene regels voor de interpretatie van het GS, alsmede alle aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken en de aanvullende aantekeningen op de onderverdelingen van het GS toe te passen en de draagwijdte van de afdelingen, hoofdstukken, posten of onderverdelingen ervan niet te wijzigen.

5

De WDO keurt de door het comité voor het GS vastgestelde toelichtingen en de indelingsadviezen goed onder de in artikel 8 GS-verdrag bepaalde voorwaarden.

6

Punt I van de GS-toelichtingen op post 9021 van dit systeem, dat als opschrift „Orthopedische artikelen en toestellen” heeft, bevat de volgende passage:

„De orthopedische artikelen en toestellen […] dienen voor:

hetzij het voorkomen of verhelpen van lichamelijke misvormingen;

hetzij het ondersteunen of op hun plaats houden van delen van het lichaam na ziekte, een operatie of een blessure.”

7

Punt II van die toelichtingen heeft als opschrift „Breukspalken en andere artikelen en apparaten voor de behandeling van breuken in het beendergestel” en luidt:

„Artikelen en apparaten voor de behandeling van breuken in het beendergestel worden gebruikt om gekwetste lichaamsdelen onbeweeglijk of gestrekt te houden en te beschermen, dan wel om breuken te zetten. Zij worden ook gebruikt in de behandeling van dislocaties of andere gewrichtsverwondingen.

[…]

Met inachtneming van het bepaalde in aantekening 1 f) op dit hoofdstuk worden onder deze post eveneens ingedeeld, plaatjes, pennen enzovoort, die door chirurgen langs operatieve weg in het lichaam worden gebracht om de twee einden van een gebroken been aaneen te zetten of voor soortgelijke behandeling van breuken in het beendergestel.”

8

Volgens punt V van die toelichtingen behoren tot de groep van „andere toestellen voor het verhelpen of het verlichten van gebreken of van kwalen, die in de hand worden gehouden of op andere wijze worden gedragen, dan wel ingeplant” onder meer:

„1)

toestellen om het spreken te vergemakkelijken, van personen die het gebruik van hun stembanden zijn kwijtgeraakt door verwondingen of door een chirurgische ingreep. […]

2)

hartstimulatoren (‚pacemakers’) die bestemd zijn [om de hartspier te stimuleren ingeval de werking ervan ontoereikend is]. Zij […] worden onder de huid van de patiënt ingeplant. […] Andere soorten ‚pacemakers’ worden toegepast voor het stimuleren van andere organen (longen, endeldarm, blaas enzovoort).

3)

elektronische toestellen die blinden in staat stellen zich veilig te bewegen. […]

4)

apparaten die in het lichaam worden ingeplant en gebruikt voor het ondersteunen of vervangen van de chemische functie van bepaalde organen (bijvoorbeeld de afscheiding van insuline).”

Unierecht

GN

9

De tariefindeling van goederen die worden ingevoerd in de Europese Unie wordt geregeld door de GN, die gebaseerd is op het GS.

10

De GN neemt de posten en de onderverdelingen van het GS tot zes cijfers over, en alleen het zevende en achtste cijfer vormen eigen onderverdelingen van de GN.

11

Het eerste deel van de GN bevat een reeks inleidende bepalingen. In titel I van dat deel, waarin de algemene regels zijn neergelegd, bepaalt afdeling A, die als opschrift „Algemene regels voor de interpretatie van de [GN]” heeft:

„Voor de indeling van goederen in de [GN] gelden de volgende bepalingen.

1.

De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en – voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen – de navolgende regels.

[…]

3.

Indien goederen met toepassing van het bepaalde onder 2 b) of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, geschiedt de indeling als volgt:

a)

de post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking. […]

[…]

6.

Voor de indeling van goederen onder de onderverdelingen van een post zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van die onderverdelingen en de aanvullende aantekeningen, alsmede ‚mutatis mutandis’ de vorenstaande regels, met dien verstande dat uitsluitend onderverdelingen van gelijke rangorde met elkaar kunnen worden vergeleken. Voor de toepassing van deze regel en voor zover niet anders is bepaald, zijn de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken eveneens van toepassing.”

12

Het tweede deel van de GN is onderverdeeld in 21 afdelingen. Afdeling XVIII heeft als opschrift „Optische instrumenten, apparaten en toestellen; instrumenten, apparaten en toestellen, voor de fotografie en de cinematografie; meet-, verificatie-, controle- en precisie-instrumenten, -apparaten en -toestellen; medische en chirurgische instrumenten, apparaten en toestellen; uurwerken; muziekinstrumenten; delen en toebehoren van deze instrumenten, apparaten en toestellen” en omvat de GN-hoofdstukken 90, 91 en 92. Hoofdstuk 90, met als titel „Optische instrumenten, apparaten en toestellen; instrumenten, apparaten en toestellen, voor de fotografie en de cinematografie; meet-, verificatie-, controle- en precisie-instrumenten, -apparaten en -toestellen; medische en chirurgische instrumenten, apparaten en toestellen; delen en toebehoren van deze instrumenten, apparaten en toestellen”, betreft de GN-posten 9001 tot en met 9033.

13

Post 9021 is als volgt gestructureerd:

„9021

Orthopedische artikelen en toestellen, daaronder begrepen medisch-chirurgische gordels en banden, alsmede krukken; breukspalken en andere artikelen en apparaten voor de behandeling van breuken in het beendergestel; prothesen; hoorapparaten voor hardhorigen en andere voor het verhelpen of verlichten van gebreken of van kwalen dienende apparatuur, die door de patiënt in de hand wordt gehouden of op andere wijze wordt gedragen, dan wel wordt ingeplant:

9021 10

– orthopedische artikelen en toestellen, alsmede artikelen en toestellen voor de behandeling van breuken in het beendergestel:

9021 10 10

– – orthopedische artikelen en toestellen

9021 10 90

– – artikelen en toestellen voor de behandeling van breuken in het beendergestel

– tandprothesen:

[…]

– andere prothesen:

[…]

9021 40 00

– hoorapparaten voor hardhorigen, met uitzondering van delen en toebehoren daarvan

9021 50 00

– hartstimulatoren, met uitzondering van delen en toebehoren daarvan

9021 90

– andere:

9021 90 10

– – delen en toebehoren van hoorapparaten voor hardhorigen

9021 90 90

– – andere”

14

Aantekening 2 op GN-hoofdstuk 90 vermeldt:

„Behoudens het bepaalde in aantekening 1 hiervoor, worden delen en toebehoren van de bij dit hoofdstuk bedoelde machines, apparaten, toestellen, instrumenten of artikelen ingedeeld met inachtneming van de volgende regels:

a)

delen en toebehoren die als zodanig onder een der posten van dit hoofdstuk of van hoofdstuk 84, 85 of 91 (met uitzondering van de posten 8487, 8548 en 9033) kunnen worden ingedeeld, blijven onder die posten ingedeeld;

b)

delen en toebehoren niet bedoeld onder a) hiervoor, waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor een bepaalde machine of voor een bepaald instrument, apparaat of toestel, dan wel voor verschillende onder eenzelfde post vallende machines, instrumenten, apparaten of toestellen (die bedoeld bij de posten 9010, 9013 en 9031 daaronder begrepen), worden ingedeeld onder de post waaronder deze machines, instrumenten, apparaten of toestellen vallen;

[…]”

15

Aantekening 3 op GN-hoofdstuk 90 preciseert:

„Het bepaalde in de aantekeningen 3 en 4 op afdeling XVI is eveneens van toepassing op dit hoofdstuk.”

16

Aantekening 6 op dat hoofdstuk luidt:

„Voor de toepassing van post 9021 worden als ‚orthopedische artikelen en toestellen’ aangemerkt, artikelen en toestellen die dienen voor:

hetzij het voorkomen of verhelpen van lichamelijke misvormingen;

hetzij het ondersteunen of op hun plaats houden van delen van het lichaam na ziekte, een operatie of een blessure.

[…]”

17

Aantekening 3 op GN-afdeling XVI luidt als volgt:

„Voor zover niet anders is bepaald, worden combinaties van machines van verschillende soorten, die bestemd zijn om gezamenlijk te functioneren en die een geheel vormen, alsmede machines met twee of meer verschillende (afwisselende of aanvullende) functies, ingedeeld naar de hoofdfunctie die kenmerkend is voor het complex.”

18

De GN-toelichtingen op GN-post 9021 luiden, in de versie die van toepassing was ten tijde van de feiten in het hoofdgeding (PB 2011, C 137, blz. 1), als volgt:

„Ten behoeve van deze post wordt met de uitdrukking ‚voor het verhelpen of verlichten van gebreken of van kwalen dienende apparatuur’ alleen die apparatuur bedoeld die daadwerkelijk de functie van het gebrekkig of gehandicapt lichaamsdeel overneemt dan wel vervangt.

Deze post omvat niet de apparatuur die niet meer doet dan de gevolgen van een gebrek of handicap te verlichten.

Deze post omvat niet de hulpmiddelen die herkenbaar zijn voor gebruik in de stomazorg (post 3006 91 00).”

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1214/2014

19

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1214/2014 van de Commissie van 11 november 2014 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur (PB 2014, L 329, blz. 8), heeft als bijlage een tabel met drie kolommen. De eerste kolom bevat de omschrijving van het betrokken goed, de tweede kolom de indeling ervan in de GN, en de derde kolom de motivering voor die indeling.

20

Blijkens deze bijlage valt het goed dat overeenkomt met de hierna volgende omschrijving onder GN-code 9021 10 90:

„Een massief, cilindervormig en van schroefdraad voorzien product (een zogenaamde ‚Pangeaschroef met dubbele kern’) uit een zeer harde titaniumlegering, met een lengte tussen 20 tot 45 mm.

De steel is over de volledige lengte voorzien van schroefdraad op een dubbele kern met een overgangszone waarin de diameter van de kern wijzigt. Hij heeft een vaste buitendiameter van 4,0 mm met een zelftappend profiel en een stomp uiteinde met schroefdraad.

Het product heeft een polyaxiale (beweegbare) U-vormige kop met inwendig schroefdraad, die een hoekvrijheid van 25 graden rondom de as biedt en zo kan worden afgesteld.

Het product is voorzien van een speciaal vormgegeven zadel in de schroefkap voor het fixeren van een staaf (die afzonderlijk wordt aangeboden) in de kop.

Het product voldoet aan de ISO/TC 150-normen voor implantaatschroeven en wordt aangeboden voor gebruik bij traumachirurgie als deel van een systeem voor posterieure stabilisatie van de ruggengraat. Het wordt ingebracht met behulp van specifieke instrumenten.

Bij invoer wordt het product niet in een steriele verpakking aangeboden. Het is genummerd en daarom traceerbaar tijdens het volledige productie- en distributieproces.”

21

In de kolom met de motivering voor de gekozen indeling wordt onder meer aangegeven dat die indeling „is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de [GN], aantekening [2, onder b),] op hoofdstuk 90 en de tekst van de GN-codes 9021, 9021 10 en 9021 10 90”.

Duits recht

22

§ 12 van het Umsatzsteuergesetz (Duitse wet op de omzetbelasting), zoals van toepassing ten tijde van de feiten in het hoofdgeding (hierna: „UStG”), bepaalt:

„(1)   De belasting bedraagt voor elke belastbare handeling 19 % van de belastinggrondslag […]

(2)   Er geldt een verlaagd tarief van 7 % voor de volgende handelingen:

1.

Leveringen, invoer en intracommunautaire verwerving van de in bijlage 2 bedoelde voorwerpen, met uitzondering van de in punt 49, onder f), punten 53 en 54, bedoelde voorwerpen; […]”

23

Punt 52 van bijlage 2 bij de UStG luidt als volgt:

„Prothesen, orthopedische artikelen en toestellen, en andere voor het verhelpen of verlichten van gebreken of van kwalen dienende apparatuur, voor menselijk gebruik, zoals

 

a) gewrichtsprothesen, met uitzondering van delen en toebehoren daarvan

onderverdeling 9021 31 00

b) orthopedische artikelen en toestellen, daaronder begrepen krukken en medisch-chirurgische gordels en banden, met uitzondering van delen en toebehoren daarvan

onderverdeling 9021 10

c) prothesen, met uitzondering van delen en toebehoren daarvan

onderverdelingen 9021 21, 9021 29 00 en 9021 39

d) hoorapparaten voor hardhorigen, hartstimulatoren en andere voor het verhelpen of verlichten van gebreken of van kwalen dienende apparatuur, die door de patiënt in de hand wordt gehouden of op andere wijze wordt gedragen, dan wel wordt ingeplant, met uitzondering van delen en toebehoren daarvan

onderverdelingen 9021 40 00, 9021 50 00 en 9021 90”

Hoofdgeding en prejudiciële vraag

24

Medtronic houdt zich onder meer bezig met de levering aan ziekenhuizen en gevestigde artsen van spinale fixatiesystemen van het merk CD Horizon SOLERA, welke systemen met name bestaan uit:

monoaxiale titanium schroeven en polyaxiale schroeven van titanium of kobalt-chroom/titanium, elk met verschillende diameters en lengtes, voorzien van kleurcodes, met zelftappend schroefdraad, elk met bijbehorende titanium verankeringsschroeven,

cilindervormige pinnen van verschillende materialen (titaniumlegering of kobalt-chroom), voorgebogen of recht, met een diameter van 4,75 mm, in verschillende lengtes (tussen 30 mm en 500 mm),

CD Horizon X10 titanium Crosslink-platen in verschillende lengtes (vast of verstelbaar) inclusief verankeringsschroef,

van kleurcodes voorziene haken van titaniumlegering in vier verschillende maten en uitvoeringen, alsmede

laterale verbindingsstukken van titaniumlegering met een diameter van 4,75 mm.

25

Volgens de door de verwijzende rechter verstrekte informatie worden die spinale fixatiesystemen permanent in het lichaam van de patiënt geïmplanteerd en specifiek voor elke patiënt samengesteld.

26

Uit de prejudiciële verwijzing blijkt eveneens dat de betrokken systemen bestemd zijn voor de behandeling van degeneratieve aandoeningen van de tussenwervelschijven, vernauwingen en dislocaties van de wervelkolom of mislukte eerdere fusies, tumoren, scoliose of breuken in het beendergestel.

27

Medtronic heeft op de omzet uit haar leveringen het in § 12, lid 2, punt 1, UStG bedoelde verlaagde belastingtarief toegepast, zich hierbij baserend op een niet-bindende tariefinlichting die haar op 19 juni 2013 werd verstrekt en volgens welke de spinale fixatiesystemen die zij levert onder GN-onderverdeling 9021 90 90 vallen.

28

Naar aanleiding van twee audits heeft het belastingkantoor zich op het standpunt gesteld dat de betrokken systemen moeten worden ingedeeld in GN-onderverdeling 9021 10 90. Medtronic heeft zich naar dit standpunt gevoegd en heeft in haar vooraangifte voor de maand mei 2016 op haar leveringen het in § 12, lid 1, UStG bepaalde belastingtarief toegepast.

29

Niettemin heeft Medtronic bij het Finanzgericht Düsseldorf (belastingrechter in eerste aanleg Düsseldorf, Duitsland) tegen de voormelde vooraangifte beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat de betrokken systemen onder GN-onderverdeling 9021 90 90 vallen en de levering ervan bijgevolg overeenkomstig § 12, lid 2, punt 1, UStG aan het verlaagde belastingtarief moet worden onderworpen. Volgens haar zijn de betrokken systemen ontworpen om permanent in het lichaam van de patiënt te blijven zitten, terwijl de in GN-onderverdeling 9021 10 90 bedoelde artikelen en toestellen voor de behandeling van breuken in het beendergestel slechts tijdelijk in het lichaam worden geplaatst. Medtronic stelt bovendien dat GN-onderverdeling 9021 90 90 geschikter is voor de spinale fixatiesystemen aangezien deze niet alleen worden gebruikt voor de behandeling van breuken in het beendergestel.

30

Het belastingkantoor betoogt daarentegen dat op de leveringen van spinale fixatiesystemen het in § 12, lid 1, UStG bepaalde omzetbelastingtarief moet worden toegepast. Uit uitvoeringsverordening nr. 1214/2014 zou immers voortvloeien dat dergelijke systemen onder GN-onderverdeling 9021 10 90 vallen, aangezien de polyaxiale schroeven waaruit zij bestaan vergelijkbaar zijn met de „pangeaschroeven met dubbele kern” waarvoor die verordening volgens aantekening 2, onder b), op GN-hoofdstuk 90 indeling ervan in die onderverdeling voorschrijft.

31

Aangezien het Finanzgericht Düsseldorf twijfels heeft over de GN-onderverdeling waarin de in het hoofdgeding aan de orde zijnde spinale fixatiesystemen nu juist moeten worden ingedeeld, heeft het de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:

„Dient de [GN] aldus te worden uitgelegd dat spinale fixatiesystemen van de in deze beslissing nader omschreven soort moeten worden ingedeeld in [GN-]onderverdeling 9021 90 90?”

Beantwoording van de prejudiciële vraag

32

Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of een spinaal fixatiesysteem als aan de orde in het hoofdgeding, dat specifiek wordt samengesteld voor de patiënt bij wie het wordt geïmplanteerd en dat bestemd is voor de behandeling van degeneratieve aandoeningen van de tussenwervelschijven, vernauwingen en dislocaties van de wervelkolom of mislukte eerdere fusies, tumoren, scoliose of breuken in het beendergestel, onder GN-onderverdeling 9021 90 90 valt.

33

Vooraf moet worden benadrukt dat wanneer het Hof een prejudiciële vraag wordt gesteld op het gebied van de tariefindeling, het tot taak heeft de nationale rechter de criteria aan te reiken aan de hand waarvan hij de betrokken producten correct in de GN kan indelen, en niet zozeer om zelf deze indeling te verrichten, temeer daar het Hof niet altijd over de daarvoor noodzakelijke gegevens beschikt. Zo is de verwijzende rechter in ieder geval beter toegerust voor de betrokken tariefindeling (arrest van 9 februari 2017, Madaus, C‑441/15, EU:C:2017:103, punt 35en aldaar aangehaalde rechtspraak).

34

Volgens vaste rechtspraak van het Hof moet het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen, in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, in de regel worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de tekst van de GN-post en van de aantekeningen op de afdelingen of hoofdstukken ervan zijn omschreven (arrest van 26 mei 2016, Invamed Group e.a., C‑198/15, EU:C:2016:362, punt 18en aldaar aangehaalde rechtspraak).

35

Volgens de algemene regels voor de interpretatie van de GN zijn voor de indeling van goederen in de onderverdelingen van een post wettelijk bepalend, de bewoordingen van die onderverdelingen en van de aanvullende aantekeningen en aantekeningen op de afdelingen of hoofdstukken, en wordt de tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken geacht slechts als aanwijzing te gelden.

36

Eveneens volgens vaste rechtspraak van het Hof kan de bestemming van het product een objectief indelingscriterium zijn op voorwaarde dat die bestemming inherent is aan het product en de inherentie kan worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan (arrest van 26 mei 2016, Invamed Group e.a., C‑198/15, EU:C:2016:362, punt 22en aldaar aangehaalde rechtspraak).

37

Voorts dient in herinnering te worden gebracht dat de toelichtingen op het GS weliswaar niet bindend zijn, maar toch belangrijke instrumenten vormen ter verzekering van de uniforme toepassing van het gemeenschappelijk douanetarief omdat ze als zodanig nuttige gegevens bevatten voor de uitlegging daarvan. Hetzelfde geldt voor de toelichtingen op de GN (arrest van 12 juni 2014, Lukoyl Neftohim Burgas, C‑330/13, EU:C:2014:1757, punt 35en aldaar aangehaalde rechtspraak).

38

Volgens de tekst van GN-post 9021 omvat deze de „[o]rthopedische artikelen en toestellen […]; breukspalken en andere artikelen en apparaten voor de behandeling van breuken in het beendergestel; prothesen; hoorapparaten voor hardhorigen en andere voor het verhelpen of verlichten van gebreken of van kwalen dienende apparatuur, die door de patiënt in de hand wordt gehouden of op andere wijze wordt gedragen, dan wel wordt ingeplant”.

39

Zoals uit de bewoordingen van die post volgt, is de functie van het betrokken artikel of apparaat beslissend voor de indeling ervan in één van de onderverdelingen van die post.

40

De verwijzende rechter merkt in dit verband op dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde spinale fixatiesystemen, zoals die in punt 24 van het onderhavige arrest zijn omschreven, meerdere functies vervullen. Ze worden immers gebruikt voor de behandeling van zowel breuken in het beendergestel als degeneratieve aandoeningen van de tussenwervelschijven, vernauwingen en dislocaties van de wervelkolom of mislukte eerdere fusies, tumoren of scoliose.

41

De verwijzende rechter leidt daaruit af dat die systemen, gezien de verschillende functies die zij vervullen, a priori zouden kunnen worden ingedeeld ofwel onder GN-onderverdeling 9021 90 90, als andere voor het verhelpen of verlichten van gebreken of van kwalen dienende apparatuur die door de patiënt in de hand wordt gehouden of op andere wijze wordt gedragen dan wel wordt ingeplant, ofwel onder GN-onderverdeling 9021 10 90, als artikelen en toestellen voor de behandeling van breuken in het beendergestel, ofwel onder GN-onderverdeling 9021 10 10, als orthopedische artikelen en toestellen.

42

Wat ten eerste GN-onderverdeling 9021 10 10 betreft, is de verwijzende rechter van oordeel dat niet hoeft te worden onderzocht of de in het hoofdgeding aan de orde zijnde spinale fixatiesystemen als orthopedische toestellen in de zin van die onderverdeling kunnen worden aangemerkt aangezien zij naar alle waarschijnlijkheid overeenkomen met het soort toestellen die in GN-onderverdeling 9021 90 90 worden omschreven.

43

In dit verband zij evenwel eraan herinnerd dat, zoals uit de opbouw van GN-post 9021 en de bewoordingen van GN-onderverdeling 9021 90 90 volgt, laatstgenoemde onderverdeling ten opzichte van de andere onderverdelingen van gelijke rangorde een residuaire post is, aangezien zij van toepassing is op de artikelen en toestellen die onder geen enkele andere onderverdeling van post 9021 vallen.

44

De in het hoofdgeding aan de orde zijnde systemen zouden dus enkel daarin kunnen worden ingedeeld indien zij met geen enkele andere onderverdeling van GN-post 9021 overeenstemmen (zie in die zin arrest van 13 juli 2006, Uroplasty, C‑514/04, EU:C:2006:464, punt 56).

45

Overeenkomstig de in punt 33 van het onderhavige arrest in herinnering gebrachte rechtspraak zal het bijgevolg aan de verwijzende rechter staan om allereerst te beoordelen of de in het hoofdgeding aan de orde zijnde systemen met name als orthopedische artikelen en toestellen in de zin van GN-onderverdeling 9021 10 10 kunnen worden gekwalificeerd. Hierbij zal hij rekening moeten houden met aantekening 6 op hoofdstuk 90, volgens welke orthopedische artikelen en toestellen dienen voor hetzij het voorkomen of verhelpen van lichamelijke misvormingen, hetzij het ondersteunen of op hun plaats houden van delen van het lichaam na ziekte, een operatie of een blessure.

46

In dat opzicht zouden artikelen en toestellen die bestemd zijn voor de behandeling van degeneratieve aandoeningen van de tussenwervelschijven, vernauwingen en dislocaties van de wervelkolom en mislukte eerdere fusies, tumoren of scoliose, weliswaar onder voorbehoud van verificatie door de verwijzende rechter, onder GN-onderverdeling 9021 10 10 kunnen vallen.

47

In dit verband zij immers aangetekend dat noch uit de GN, noch uit de GN-toelichtingen, noch uit de GS-toelichtingen volgt dat de Uniewetgever de bedoeling zou hebben gehad om de artikelen of toestellen die bestemd zijn om in het menselijk lichaam te worden geïmplanteerd, uit te sluiten van die onderverdeling.

48

Wat ten tweede GN-onderverdeling 9021 10 90 betreft, moet eraan worden herinnerd dat de GS-toelichtingen op post 9021 aangeven dat „[a]rtikelen en apparaten voor de behandeling van breuken in het beendergestel worden gebruikt om gekwetste lichaamsdelen onbeweeglijk of gestrekt te houden en te beschermen, dan wel om breuken te zetten”, alsook preciseren dat „[deze artikelen en apparaten] ook [worden] gebruikt in de behandeling van dislocaties of andere gewrichtsverwondingen”.

49

Dienaangaande moet meteen het betoog van Medtronic worden verworpen waarmee deze aanvoert dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde spinale fixatiesystemen niet onder die onderverdeling vallen omdat zij, anders dan de daarin bedoelde artikelen en toestellen voor de behandeling van breuken in het beendergestel, ontworpen zijn om permanent in het lichaam van de patiënt te blijven zitten.

50

Geconstateerd moet immers worden dat noch uit de tekst van de betrokken onderverdeling, noch uit de GN-toelichtingen op post 9021 volgt dat die onderverdeling enkel betrekking zou hebben op de artikelen en toestellen voor de behandeling van breuken in het beendergestel die ontworpen zijn om slechts tijdelijk in het lichaam van de patiënt te blijven zitten.

51

Hieruit volgt dat een artikel of toestel voor de behandeling van breuken in het beendergestel niet van indeling in GN-onderverdeling 9021 10 90 kan worden uitgesloten om de enkele reden dat het ontworpen is om permanent in het menselijk lichaam te blijven zitten.

52

De verwijzende rechter geeft voorts aan dat het behandelen van breuken in het beendergestel slechts één van de vele gebruiksdoeleinden van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde spinale fixatiesystemen is, en dat deze behandeling dus niet kan worden aangemerkt als hun hoofdfunctie, zodat deze systemen niet in GN-onderverdeling 9021 10 90 kunnen worden ingedeeld bij wege van een overeenkomstige toepassing van aantekening 3 op GN-afdeling XVI.

53

Volgens die aantekening, die op grond van aantekening 3 bij GN-hoofdstuk 90 van toepassing is op dat hoofdstuk, moeten de betrokken systemen, wanneer zij wegens die multifunctionaliteit onder meerdere GN-onderverdelingen kunnen vallen, worden ingedeeld „naar de hoofdfunctie die kenmerkend is voor het complex”.

54

Daaruit volgt dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde spinale fixatiesystemen, zoals de verwijzende rechter terecht heeft geconstateerd, niet in GN-onderverdeling 9021 10 90 kunnen worden ingedeeld indien zou worden vastgesteld dat zij niet hoofdzakelijk voor de behandeling van breuken in het beendergestel zijn bestemd.

55

Verder, indien na de door de verwijzende rechter overeenkomstig punt 46 van het onderhavige arrest verrichte verificatie voor een indeling in GN-onderverdeling 9021 10 10 wordt gekozen, moet worden uitgemaakt of de betrokken systemen hoofdzakelijk bestemd zijn voor orthopedisch gebruik.

56

De verwijzende rechter vraagt zich echter af of de in het hoofdgeding aan de orde zijnde spinale fixatiesystemen niet zouden moeten worden ingedeeld in GN-onderverdeling 9021 10 90, aangezien die systemen deels bestaan uit polyaxiale schroeven die volgens het belastingkantoor vergelijkbaar zijn met de pangeaschroeven met dubbele kern als bedoeld in de bijlage bij uitvoeringsverordening nr. 1214/2014, welke schroeven in deze verordening in die onderverdeling worden ingedeeld.

57

In dit verband moet erop worden gewezen dat aantekening 2, onder b), op GN-hoofdstuk 90 stellig bepaalt dat „delen en toebehoren […] waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor een bepaalde machine of voor een bepaald instrument, apparaat of toestel, dan wel voor verschillende onder eenzelfde post vallende machines, instrumenten, apparaten of toestellen (die bedoeld bij de posten 9010, 9013 en 9031 daaronder begrepen), worden ingedeeld onder de post waaronder deze machines, instrumenten, apparaten of toestellen vallen”.

58

Gesteld al dat bepaalde elementen van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde spinale fixatiesystemen beantwoorden aan de omschrijving van het in de bijlage bij uitvoeringsverordening nr. 1214/2014 bedoelde artikel, dan moeten deze systemen evenwel ook nog hoofdzakelijk bestemd zijn om te worden gebruikt in de traumachirurgie, waarbij het aan de verwijzende rechter staat om dit na te gaan.

59

Bovendien zij eraan herinnerd dat de toepassing naar analogie van een indelingsverordening op soortgelijke producten als die waarop deze verordening betrekking heeft weliswaar bevorderlijk is voor een coherente uitlegging van de GN en de gelijke behandeling van de ondernemers, maar een dergelijke toepassing naar analogie is niet noodzakelijk en evenmin mogelijk wanneer het Hof met zijn antwoord op een prejudiciële vraag de verwijzende rechter alle benodigde gegevens heeft verstrekt voor de indeling van een product onder de juiste GN-post (arrest van 26 april 2017, Stryker EMEA Supply Chain Services, C‑51/16, EU:C:2017:298, punten 61 en 62).

60

Daaruit volgt dat indien de verwijzende rechter tot de conclusie zou komen dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde spinale fixatiesystemen, gelet op hun eigenschappen en hun objectieve kenmerken en rekening houdend met het gebruik waarvoor zij zijn bestemd en het gebruik dat er concreet van wordt gemaakt (zie in die zin arresten van 4 maart 2015, Oliver Medical, C‑547/13, EU:C:2015:139, punten 51 en 52, en 25 februari 2016, G. E. Security, C‑143/15, EU:C:2016:115, punt 55), niet de behandeling van breuken in het beendergestel als hoofdfunctie hebben, bij hun indeling in de juiste GN-onderverdeling geen rekening zou moeten worden gehouden met uitvoeringsverordening nr. 1214/2014.

61

Ten derde dient in herinnering te worden gebracht dat, ingeval de verwijzende rechter tot de conclusie zou komen dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde spinale fixatiesystemen noch onder GN-onderverdeling 9021 10 10 noch onder GN-onderverdeling 9021 10 90 vallen, hun indeling in GN-restonderverdeling 9021 90 90 zou veronderstellen dat zij niet alleen bestemd zijn om te worden ingebracht in het organisme maar ook om gebreken of kwalen te verhelpen of verlichten, waarbij het aan de verwijzende rechter staat om dit in het licht van de GN- en GS-toelichtingen op post 9021 te verifiëren.

62

Volgens de GN-toelichtingen op post 9021 kan enkel apparatuur die daadwerkelijk de functie van het gebrekkige of gehandicapte lichaamsdeel overneemt dan wel vervangt, beschouwd worden als apparatuur die dient voor het verhelpen of verlichten van gebreken of kwalen, en is apparatuur die niet meer doet dan de gevolgen van een gebrek of handicap te verlichten, uitgesloten van die definitie.

63

Voorts moet worden benadrukt dat de GS-toelichtingen op post 9021, als voorbeelden van apparatuur die dient voor het verhelpen of verlichten van gebreken of kwalen, melding maken van toestellen om het spreken te vergemakkelijken van personen die het gebruik van hun stembanden zijn kwijtgeraakt, pace-makers die bestemd zijn om de hartspier te stimuleren ingeval deze ontoereikend is, elektronische toestellen die blinden in staat stellen zich veilig te bewegen en apparaten die worden gebruikt voor het ondersteunen of vervangen van de chemische functie van bepaalde organen, zoals de afscheiding van insuline.

64

Wat spinale fixatiesystemen als aan de orde in het hoofdgeding betreft, zal het in voorkomend geval aan de verwijzende rechter staan om het gebrekkige of gehandicapte lichaamsdeel aan te duiden alsook de functie die bedoelde systemen beogen te vervangen.

65

Gelet op een en ander dient op de prejudiciële vraag te worden geantwoord dat de GN aldus moet worden uitgelegd dat de indeling van spinale fixatiesystemen – zoals die welke aan de orde zijn in het hoofdgeding – in GN-onderverdeling 9021 90 90 uitgesloten is wanneer die systemen in een andere onderverdeling van GN-post 9021 kunnen worden ingedeeld. De eventuele indeling van die systemen in GN-onderverdeling 9021 10 10 of GN-onderverdeling 9021 10 90 hangt af van hun kenmerkende hoofdfunctie, waarbij het aan de verwijzende rechter staat om deze te bepalen rekening houdend met de eigenschappen en de objectieve kenmerken van de betrokken systemen alsook met het gebruik waarvoor zij zijn bestemd en het gebruik dat er concreet van wordt gemaakt.

Kosten

66

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof (Tiende kamer) verklaart voor recht:

 

De gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij uitvoeringsverordening (EU) 2015/1754 van de Commissie van 6 oktober 2015, moet aldus worden uitgelegd dat de indeling van spinale fixatiesystemen – zoals die welke aan de orde zijn in het hoofdgeding – in onderverdeling 9021 90 90 van de gecombineerde nomenclatuur uitgesloten is wanneer die systemen in een andere onderverdeling van post 9021 van de gecombineerde nomenclatuur kunnen worden ingedeeld. De eventuele indeling van die systemen in onderverdeling 9021 10 10 of onderverdeling 9021 10 90 van de gecombineerde nomenclatuur hangt af van hun kenmerkende hoofdfunctie, waarbij het aan de verwijzende rechter staat om deze te bepalen rekening houdend met de eigenschappen en de objectieve kenmerken van de betrokken systemen alsook met het gebruik waarvoor zij zijn bestemd en het gebruik dat er concreet van wordt gemaakt.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Duits.

Top