Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016CJ0245

    Arrest van het Hof (Derde kamer) van 6 juli 2017.
    Nerea SpA tegen Regione Marche.
    Verzoek van de Tribunale Amministrativo Regionale per le Marche om een prejudiciële beslissing.
    Prejudiciële verwijzing – Staatssteun – Verordening (EG) nr. 800/2008 – Algemene groepsvrijstelling – Werkingssfeer – Artikel 1, lid 6, onder c) – Artikel 1, lid 7, onder c) – Begrip ‚onderneming in moeilijkheden’ – Begrip ‚collectieve insolventieprocedure’ – Vennootschap die de begunstigde is van staatssteun uit hoofde van een regionaal operationeel programma van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en later is toegelaten tot een preventief akkoord met het oog op continuïteit van de bedrijfsvoering – Intrekking van de steun – Verplichting tot terugbetaling van het betaalde voorschot.
    Zaak C-245/16.

    Court reports – general

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:2017:521

    ARREST VAN HET HOF (Derde kamer)

    6 juli 2017 ( *1 )

    „Prejudiciële verwijzing — Staatssteun — Verordening (EG) nr. 800/2008 — Algemene groepsvrijstelling — Werkingssfeer — Artikel 1, lid 6, onder c) — Artikel 1, lid 7, onder c) — Begrip ‚onderneming in moeilijkheden’ — Begrip ‚collectieve insolventieprocedure’ — Onderneming die de begunstigde is van staatssteun uit hoofde van een regionaal operationeel programma van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en later is toegelaten tot een preventief akkoord met continuïteit van de bedrijfsvoering — Intrekking van de steun — Verplichting tot terugbetaling van het betaalde voorschot”

    In zaak C‑245/16,

    betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Tribunale amministrativo regionale per le Marche (regionale bestuursrechter Marche, Italië) bij beslissing van 4 maart 2016, ingekomen bij het Hof op 28 april 2016, in de procedure

    Nerea SpA

    tegen

    Regione Marche,

    in tegenwoordigheid van:

    Banca del Mezzogiorno – Mediocredito Centrale SpA,

    wijst HET HOF (Derde kamer),

    samengesteld als volgt: L. Bay Larsen, kamerpresident, M. Vilaras (rapporteur), J. Malenovský, M. Safjan en D. Šváby, rechters,

    advocaat-generaal: M. Campos Sánchez-Bordona,

    griffier: A. Calot Escobar,

    gezien de stukken,

    gelet op de opmerkingen van:

    de Regione Marche, vertegenwoordigd door L. Di Ianni, avvocato,

    de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door G. Palmieri als gemachtigde, bijgestaan door C. Colelli en M. Capolupo, avvocati dello Stato,

    de Poolse regering, vertegenwoordigd door B. Majczyna als gemachtigde,

    de Europese Commissie, vertegenwoordigd door D. Recchia en A. Bouchagiar als gemachtigden,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 5 april 2017,

    het navolgende

    Arrest

    1

    Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 1, lid 7, onder c), van verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen [107 en 108 VWEU] met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard („de algemene groepsvrijstellingsverordening”) (PB 2008, L 214, blz. 3).

    2

    Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Nerea SpA en de Regione Marche (regio Marche, Italië) over de terugbetaling van staatssteun – die aan Nerea was verleend in het kader van de uitvoering van een regionaal operationeel programma (hierna: „ROP”) van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) – wegens de plaatsing van deze onderneming onder de bescherming van het preventief akkoord met continuïteit van de bedrijfsvoering.

    Toepasselijke bepalingen

    Unierecht

    3

    De overwegingen 15 en 36 van verordening nr. 800/2008 luiden:

    „(15)

    Steun aan ondernemingen in moeilijkheden in de zin van de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden dient op grond van die richtsnoeren te worden beoordeeld, om te vermijden dat deze worden omzeild. Steun aan deze ondernemingen dient daarom van het toepassingsbereik van deze verordening te worden uitgesloten. Ter vermindering van de administratieve belasting voor de lidstaten wanneer zij aan [kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s)] steun verlenen die onder deze verordening valt, dient de definitie van wat als een onderneming in moeilijkheden moet worden beschouwd, te worden vereenvoudigd, in vergelijking met de in die richtsnoeren gehanteerde definitie. Voorts moeten kmo’s die minder dan drie jaar geleden zijn opgericht, voor de toepassing van deze verordening, gedurende deze periode niet als ondernemingen in moeilijkheden worden aangemerkt, tenzij zij naar het toepasselijke nationale recht aan de voorwaarden voldoen om aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen. Deze vereenvoudigingen dienen geen afbreuk te doen aan de kwalificatie van deze kmo’s op grond van die richtsnoeren ten aanzien van niet onder deze verordening vallende steun, noch aan de kwalificatie, op grond van deze verordening, van grote ondernemingen als ondernemingen in moeilijkheden, die onder de toepassing van de volledige definitie in de genoemde richtsnoeren blijven vallen.

    [...]

    (36)

    Overeenkomstig de beginselen die voor steun in de zin van artikel [107, lid 1, VWEU] gelden, dient steun geacht te worden te zijn verleend op het tijdstip waarop de begunstigde krachtens de toepasselijke nationale wet- en regelgeving een wettelijke aanspraak op de steun verwerft.”

    4

    In artikel 1, leden 6 en 7, van verordening nr. 800/2008 wordt bepaald:

    „6.   Deze verordening is niet van toepassing op de volgende steun:

    [...]

    c)

    steun aan ondernemingen in moeilijkheden.

    7.   Voor de toepassing van lid 6, onder c), wordt een kmo geacht een onderneming in moeilijkheden te zijn wanneer zij aan de volgende voorwaarden voldoet:

    [...]

    c)

    ongeacht de vorm van de betrokken onderneming: wanneer de onderneming naar [haar] nationale recht aan de voorwaarden voldoet om aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen.

    Een onderneming die voor minder dan drie jaar is opgericht, wordt voor de toepassing van deze verordening met betrekking tot die periode niet geacht in moeilijkheden te zijn, tenzij zij voldoet aan punt c) van de eerste alinea.”

    5

    De punten 9 tot en met 11 van de communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun voor ondernemingen in moeilijkheden (PB 2004, C 244, blz. 2; hierna: „richtsnoeren”) bepalen:

    „9.

    Er is geen communautaire definitie van een ‚onderneming in moeilijkheden’. In het kader van de onderhavige richtsnoeren gaat de Commissie er evenwel van uit dat een onderneming in moeilijkheden verkeert wanneer zij niet in staat is – noch met haar eigen middelen, noch met middelen die haar eigenaren/aandeelhouders of haar schuldeisers bereid zijn in te brengen – de verliezen te stelpen die, zonder externe steun van de overheid, op korte of middellange termijn vrijwel zeker tot het faillissement van de onderneming zouden leiden.

    10.

    Meer bepaald wordt een onderneming, in beginsel en ongeacht haar omvang, voor de toepassing van de onderhavige richtsnoeren in de volgende gevallen als een onderneming in moeilijkheden beschouwd:

    a)

    in het geval van een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid: wanneer meer dan de helft van het maatschappelijke kapitaal is verdwenen en meer dan een kwart van dit kapitaal tijdens de afgelopen twaalf maanden is verloren gegaan, of

    b)

    in het geval van een vennootschap waarvan ten minste enkele vennoten onbeperkte aansprakelijkheid voor de schulden van de vennootschap hebben: wanneer meer dan de helft van het eigen vermogen, zoals in de jaarrekening van de vennootschap wordt vermeld, is verdwenen en meer dan een kwart van dit vermogen tijdens de afgelopen twaalf maanden is verloren gegaan, of

    c)

    voor alle ondernemingsvormen: wanneer de onderneming volgens het nationale recht aan de voorwaarden voldoet om aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen.

    11.

    Zelfs wanneer aan geen van de in punt 10 genoemde voorwaarden is voldaan, kan een onderneming toch als onderneming in moeilijkheden worden beschouwd, met name wanneer de typische symptomen van een onderneming in moeilijkheden aanwezig zijn, zoals toenemende verliezen, een dalende omzet, groeiende voorraden, overcapaciteit, een geringere kasstroom, een toenemende schuldenlast, toenemende rentelasten en een vermindering of een verdwijning van de waarde van de nettoactiva. In acute gevallen kan de onderneming reeds insolvent zijn geworden of aan een collectieve insolventieprocedure zijn onderworpen. In dat laatste geval zijn de onderhavige richtsnoeren van toepassing op alle steun die in het kader van een dergelijke procedure wordt verleend, wanneer zulks ertoe leidt dat de onderneming blijft voortbestaan. Hoe dan ook komt een onderneming in moeilijkheden slechts voor steun in aanmerking wanneer zij aantoonbaar niet in staat is met haar eigen middelen of met van haar eigenaren/aandeelhouders of op de markt verkregen kapitaal haar herstel te verwezenlijken.”

    Italiaans recht

    6

    De rechtsfiguur van het preventief akkoord, waarvan het preventief akkoord met continuïteit van de bedrijfsvoering een variant vormt, wordt geregeld in de artikelen 160 tot en met 186 bis, van regio decreto n.o 267 – Disciplina del fallimento, del concordato preventivo, dell’amministrazione controllata e della liquidazione coatta amministrativa (Italiaans koninklijk besluit nr. 267 houdende voorschriften voor het faillissement, het surseanceakkoord, de onderbewindstelling en de gedwongen administratieve liquidatie) van 16 maart 1942 (GURI nr. 81 van 6 april 1942), in de versie die van toepassing is op de feiten in het hoofdgeding (hierna: „faillissementswet”).

    7

    Artikel 160 van de faillissementswet, met het opschrift „Voorwaarden voor toelating tot de procedure”, bepaalt:

    „De ondernemer in moeilijkheden kan zijn schuldeisers een preventief akkoord voorstellen, op basis van een plan [...]

    Met het oog op de doelstellingen van de eerste alinea, omvatten moeilijkheden ook de toestand van insolventie.”

    8

    In artikel 161 van de faillissementswet, met het opschrift „Verzoek om een preventief akkoord”, wordt bepaald:

    „Toelating tot de procedure van het preventief akkoord wordt aangevraagd middels een door de schuldenaar ondertekend verzoekschrift, dat wordt ingediend bij het gerecht van de plaats waar de onderneming haar hoofdkantoor heeft [...]”.

    9

    Artikel 186 bis van de faillissementswet, met het opschrift „Akkoord met continuïteit van de bedrijfsvoering”, bepaalt:

    „Indien het saneringsplan als bedoeld in artikel 161, lid 2, onder e), voorziet in de voortzetting van de bedrijfsvoering door de schuldenaar, de overdracht van de onderneming als lopend bedrijf of de inbreng van het lopend bedrijf in een of meer, ook nieuw op te richten ondernemingen, zijn de bepalingen van dit artikel van toepassing. Het plan kan tevens voorzien in de vereffening van niet met de uitoefening van de ondernemingsactiviteit verbonden activa.

    In de in dit artikel bedoelde gevallen:

    a)

    dient het in artikel 161, lid 2, onder e), bedoelde plan een analytische indicatie te bevatten van de kosten en baten die de voortzetting van de bedrijfsactiviteit zoals voorzien in het saneringsplan naar verwachting met zich zal brengen, van de noodzakelijke financiële middelen en van de dekking daarvan;

    b)

    dient in het verslag van de in artikel 161, lid 3, bedoelde deskundige te worden verklaard dat de voortzetting van de bedrijfsactiviteit zoals beschreven in het saneringsplan functioneel is voor een betere voldoening van de schuldeisers;

    c)

    kan het plan, onverminderd het bepaalde in artikel 160, lid 2, voorzien in een moratorium van ten hoogste een jaar met ingang van de datum van homologatie voor de betaling van schuldeisers met een voorrecht, pand- of hypotheekrecht, tenzij is voorzien in de vereffening van de zaken of rechten waarop het voorkeursrecht is gevestigd. In dat geval hebben de schuldeisers met voorkeursrechten als bedoeld in de vorige volzin geen stemrecht.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 169 bis worden lopende contracten op de datum van indiening van het verzoek, ook die met overheidsinstanties, niet door de inleiding van de procedure beëindigd. Elke andersluidende bepaling is nietig. De toelating tot het preventief akkoord staat voortzetting van overheidsopdrachten niet in de weg, indien de door de schuldenaar aangewezen deskundige als bedoeld in artikel 67 heeft verklaard dat dit in overeenstemming is met het akkoord en de schuldenaar redelijkerwijs in staat is het plan ten uitvoer te brengen. Indien aan de wettelijke vereisten is voldaan, geldt deze voortzetting ook voor de onderneming die het bedrijf of bedrijfstakken overneemt en waaraan de overeenkomsten zijn overgedragen of waarin deze zijn ingebracht. De rechter-commissaris bepaalt bij de overdracht of inbreng dat alle inschrijvingen worden doorgehaald.

    Na de indiening van het verzoek moet de deelname aan procedures voor de aanbesteding van overheidsopdrachten door de rechter worden goedgekeurd na raadpleging van de bewindvoerder, indien benoemd; indien geen bewindvoerder is benoemd, wordt hierin voorzien door de rechter.

    De toelating tot een preventief akkoord staat niet in de weg aan deelneming aan procedures voor de plaatsing van overheidsopdrachten indien de onderneming bij de aanbesteding het volgende overlegt:

    a)

    een verslag van een deskundige die voldoet aan de vereisten van artikel 67, lid 3, onder d), waarin wordt verklaard dat deelneming in overeenstemming is met het akkoord en dat de onderneming redelijkerwijs in staat is het contract ten uitvoer te brengen;

    b)

    de verklaring van een andere marktdeelnemer die voldoet aan de voor de gunning van de opdracht geldende algemene vereisten, de eisen van financiële en economische draagkracht en technische bekwaamheid en de certificeringsvereisten, die zich jegens de mededinger en de aanbestedende dienst heeft verbonden om gedurende de looptijd van de overeenkomst de voor de uitvoering van de opdracht benodigde middelen ter beschikking te stellen en de plaats van de gesteunde onderneming in te nemen indien deze tijdens de aanbesteding of na de ondertekening van de overeenkomst failliet gaat of om een andere reden niet meer in staat is om de opdracht naar behoren uit te voeren. Artikel 49 van [decreto legislativo n. 163 – Codice dei contratti pubblici relativi a lavori, servizi e forniture in attuazione delle direttive 2004/17/CE e 2004/18/CE (wetsdecreet nr. 163, houdende instelling van het wetboek betreffende overheidsopdrachten voor werken, diensten en leveringen ter uitvoering van de richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG) van 12 april 2006 (GURI, nr. 100, van 2 mei 2006)] is van toepassing.

    Onverminderd het bepaalde in de voorgaande alinea kan de onderneming waaraan goedkeuring voor een preventief akkoord is verleend ook samen met een tijdelijke groep ondernemingen deelnemen, mits zij niet als gevolmachtigde optreedt en de andere ondernemingen van de groep niet aan insolventieprocedures onderworpen zijn. In dat geval kan de verklaring als bedoeld in de vierde alinea, onder b), ook worden verstrekt door een marktdeelnemer die deel uitmaakt van de groep.

    Indien de bedrijfsactiviteit van de onderneming tijdens een ingeleide procedure als bedoeld in dit artikel wordt stopgezet of de schuldeisers klaarblijkelijk benadeelt, voorziet de rechter in de maatregelen bedoeld in artikel 173. De mogelijkheid van de schuldenaar het voorstel voor een akkoord te wijzigen blijft onverlet.”

    Hoofdgeding en prejudiciële vragen

    10

    Bij besluit van 9 november 2010 verleende de Regione Marche goedkeuring aan de aankondiging van de opdracht en de formulieren voor de uitvoering van maatregel nr. 1.2.1.05.01 van het ROP van het EFRO met betrekking tot de Regione Marche voor de periode van 2007 tot en met 2013, dat de Europese Commissie bij beslissing nr. 3986 van 17 augustus 2007 had goedgekeurd.

    11

    Op 13 april 2011 heeft Nerea steun aangevraagd op basis van het ROP. Bij besluit van 20 maart 2012 heeft de Regione Marche aan Nerea financiële bijstand verleend van 144052,58 EUR, in verband met een subsidiabele uitgave van 665262,91 EUR. Op verzoek van Nerea werd aan haar een voorschot uitbetaald van 50 % van het bedrag van deze bijstand. Dit voorschot van 72026,29 EUR werd door de bemiddelende instantie, MedioCredito Centrale (MCC) S.p.A. (hierna: „MCC”), aan haar uitbetaald.

    12

    Op 18 november 2013 diende Nerea, nadat zij de investering die het voorwerp vormde van de financiële bijdrage had voltooid, een verslag van de gedane uitgaven in en verzocht zij om betaling van de rest van deze bijdrage.

    13

    Op 24 december 2013 diende Nerea een verzoek om een preventief akkoord met continuïteit van de bedrijfsvoering in bij de Tribunale di Macerata (rechter in eerste aanleg Macerata, Italië). Bij beslissing van 15 oktober 2014, bekendgemaakt op 23 oktober 2014, heeft de Tribunale di Macerata de procedure voor een preventief akkoord ingeleid.

    14

    Bij brief van 11 februari 2015 heeft MCC Nerea in kennis gesteld van een besluit tot inleiding van de procedure tot intrekking van de financiële bijstand die aan haar was verleend door de Regione Marche. De inleiding van die procedure werd gerechtvaardigd door het feit dat aangezien Nerea was toegelaten tot de procedure voor een preventief akkoord met continuïteit van de bedrijfsvoering, zij niet meer voldeed aan de financieringsvoorwaarden van artikel 1 en artikel 20, onder h), van de aankondiging van de opdracht.

    15

    Op 5 maart 2015 heeft Nerea opmerkingen ingediend en verzocht om nietigverklaring van de intrekkingsprocedure.

    16

    Bij brief van 20 maart 2015 heeft MCC tegenover Nerea bevestigd dat de inleiding tegen haar van een procedure voor een preventief akkoord met continuïteit van de bedrijfsvoering, krachtens artikel 1, lid 7, onder c), van verordening nr. 800/2008 een van de gevallen vormde die beletten dat zij in aanmerking kwam voor financiële bijstand.

    17

    Op 11 mei 2015 heeft de Regione Marche de aan Nerea verleende financiële bijstand ingetrokken en Nerea verzocht om terugbetaling van het aan haar betaalde voorschot van 72026,29 EUR, vermeerderd met rente ten bedrage van 4997,93 EUR.

    18

    Nerea heeft daarop bij de verwijzende rechter beroep ingesteld tegen die besluiten, waarbij zij zich met name beroept op schending van het ROP, van artikel 1, lid 7, van verordening nr. 800/2008 en van het beginsel van behoorlijk bestuur.

    19

    Tegen deze achtergrond heeft de Tribunale amministrativo regionale per le Marche de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

    „1)

    Als preliminaire vraag: heeft artikel 1, lid 7, onder c), van verordening nr. 800/2008 uitsluitend betrekking op procedures die ambtshalve door de administratieve en rechterlijke autoriteiten van de lidstaten kunnen worden geopend (in Italië bijvoorbeeld het faillissement) of ook op procedures die uitsluitend op verzoek van de betrokken ondernemer kunnen worden ingeleid (zoals in het nationale recht het geval is bij een preventief akkoord)? Deze bepaling gebruikt immers de formulering ‚worden onderworpen’ aan een collectieve insolventieprocedure.

    2)

    Indien verordening nr. 800/2008 van toepassing wordt geacht op alle insolventieprocedures, moet artikel 1, lid 7, onder c), van verordening nr. 800/2008 dan specifiek met betrekking tot de rechtsfiguur van het preventief akkoord met continuïteit van de bedrijfsvoering, als bedoeld in artikel 186 bis van de faillissementswet, aldus worden uitgelegd dat het loutere feit dat is voldaan aan de vereisten voor de inleiding van een insolventieprocedure tegen de ondernemer die een bijdrage uit structuurfondsen wenst te ontvangen, zich verzet tegen de toekenning van de financiering dan wel de nationale beheersinstantie verplicht de reeds verstrekte financiering in te trekken, of moeten de moeilijkheden daarentegen concreet worden nagetrokken, daarbij rekening houdend met bijvoorbeeld het tijdstip van de inleiding van de procedure, de nakoming door de onderneming van de op zich genomen verplichtingen en alle andere relevante omstandigheden?”

    Beantwoording van de prejudiciële vragen

    20

    Allereerst moet worden opgemerkt dat de verwijzende rechter het Hof vragen stelt over de uitlegging van artikel 1, lid 7, onder c), van verordening nr. 800/2008, aangezien bij deze rechter een beroep aanhangig is gemaakt waarmee Nerea, een onderneming waaraan binnen het kader van een ROP betreffende de Regione Marche staatssteun is verleend, betwist dat zij het bedrag daarvan, inclusief rente daarover, op basis van die bepaling moet terugbetalen omdat zij na de verlening ervan heeft verzocht om in aanmerking te komen voor een preventief akkoord met continuïteit van de bedrijfsvoering.

    Eerste vraag

    21

    Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 1, lid 7, onder c), van verordening nr. 800/2008 aldus moet worden uitgelegd dat het daarin genoemde begrip „collectieve insolventieprocedure” enkel ziet op procedures die ambtshalve door de administratieve en rechterlijke instanties van de lidstaten kunnen worden ingeleid, of dat dit ook ziet op procedures die kunnen worden ingeleid op initiatief van de onderneming.

    22

    Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat deze vraag is gesteld wegens de specifieke aard van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde insolventieprocedure, te weten het preventief akkoord met continuïteit van de bedrijfsvoering zoals voorzien in de faillissementswet, die door de bevoegde rechterlijke instantie op verzoek van de belanghebbende onderneming wordt ingeleid.

    23

    Indien het begrip „collectieve insolventieprocedure” aldus zou moeten worden uitgelegd dat het enkel ziet op procedures die ambtshalve door de bevoegde rechter worden ingeleid, dan zou het immers niet het preventief akkoord met continuïteit van de bedrijfsvoering omvatten en zou artikel 1, leden 6 en 7, van verordening nr. 800/2008 derhalve niet van toepassing zijn op de situatie van Nerea.

    24

    In dit verband zij eraan herinnerd dat verordening nr. 800/2008, overeenkomstig artikel 1, lid 6, onder c), ervan, niet van toepassing is op steun aan ondernemingen in moeilijkheden. Overweging 15 van deze verordening preciseert dat steun aan ondernemingen in moeilijkheden op grond van de richtsnoeren dient te worden beoordeeld, om te vermijden dat deze worden omzeild.

    25

    Artikel 1, lid 7, onder c), van verordening nr. 800/2008 bepaalt dat een kmo wordt geacht een onderneming in moeilijkheden te zijn wanneer zij naar haar nationale recht aan de voorwaarden voldoet om aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen.

    26

    Deze bepaling verwijst dus voor de vaststelling van de voorwaarden waaronder een kmo aan een collectieve insolventieprocedure wordt onderworpen, naar het nationale recht.

    27

    Evenwel moet worden opgemerkt dat noch deze bepaling, noch enige andere bepaling van verordening nr. 800/2008 onderscheid maakt tussen de in de diverse nationale rechtsstelsels bestaande collectieve insolventieprocedures naargelang die procedures door de administratieve en rechterlijke instanties van de lidstaten, dan wel op initiatief van de onderneming worden ingeleid.

    28

    Derhalve kan, al verwijst artikel 1, lid 7, onder c), van verordening nr. 800/2008, weliswaar naar „voorwaarden” om aan een collectieve insolventieprocedure te worden „onderworpen”, deze bepaling evenwel niet aldus worden uitgelegd dat zij enkel ziet op ambtshalve tegen ondernemingen ingeleide procedures en niet op procedures die op het initiatief van ondernemingen worden ingeleid.

    29

    Bijgevolg moet artikel 1, lid 7, onder c), van verordening nr. 800/2008 aldus worden uitgelegd dat het daarin genoemde begrip „collectieve insolventieprocedure” ziet op alle in het nationale recht voorziene collectieve insolventieprocedures van ondernemingen, ongeacht of die procedures ambtshalve door de administratieve of rechterlijke instanties van de lidstaten dan wel op initiatief van de betrokken onderneming worden ingeleid.

    Tweede vraag

    30

    Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 1, lid 7, onder c), van verordening nr. 800/2008 aldus moet worden uitgelegd dat het feit dat een onderneming voldoet aan de voorwaarden om aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen, voldoende is om te beletten dat aan deze onderneming krachtens die verordening staatssteun wordt verleend of om af te dwingen dat de steun, indien deze reeds is verleend, wordt ingetrokken, dan wel dat daartoe concreet moet worden vastgesteld dat de onderneming in moeilijkheden verkeert.

    31

    In dit verband zij eraan herinnerd dat verordening nr. 800/2008, krachtens artikel 1, lid 6, onder c), ervan, steun aan ondernemingen in moeilijkheden, dat wil zeggen met name aan ondernemingen die, overeenkomstig artikel 1, lid 7, onder c), van deze verordening, naar hun nationale recht voldoen aan de voorwaarden om aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen, uitsluit van haar werkingssfeer.

    32

    Zoals volgt uit overweging 36 van verordening nr. 800/2008, dient steun die valt onder artikel 107, lid 1, VWEU geacht te worden te zijn verleend op het tijdstip waarop de begunstigde krachtens de toepasselijke nationale wet- en regelgeving een wettelijke aanspraak op de steun verwerft.

    33

    Bijgevolg is, zoals de advocaat-generaal in punt 71 van zijn conclusie in wezen heeft opgemerkt, datzelfde tijdstip ook het moment waarop, aan de hand van de door verordening nr. 800/2008 vastgelegde voorwaarden, moet worden beoordeeld of de onderneming voor steunverlening in aanmerking komt (zie in die zin arrest van 21 maart 2013, Magdeburger Mühlenwerke, C‑129/12, EU:C:2013:200, punt 40).

    34

    Vervolgens zij eraan herinnerd dat, zoals volgt uit overweging 15 van verordening nr. 800/2008, de definitie van wat moet worden verstaan onder „onderneming in moeilijkheden” dient te worden vereenvoudigd in vergelijking met de in de richtsnoeren gehanteerde definitie, teneinde de administratieve belasting voor de lidstaten, wanneer zij steun aan een kmo die onder deze verordening valt, te verminderen. Artikel 1, lid 7, van deze verordening herhaalt evenwel slechts de in punt 10 van de richtsnoeren genoemde elementen van het begrip „onderneming in moeilijkheden”, zonder de in punt 11 daarvan opgesomde elementen over te nemen.

    35

    Het zou in strijd zijn met dat doel van vereenvoudiging, indien aan de bevoegde instanties van de lidstaten die bevoegd zijn om te besluiten om krachtens verordening nr. 800/2008 staatssteun aan een onderneming te verlenen, de verplichting zou worden opgelegd om, op het moment waarop zij onderzoeken of de onderneming voor steun in aanmerking komt, concreet te beoordelen of die onderneming in moeilijkheden verkeert.

    36

    Afgezien daarvan bevat artikel 1, lid 7, onder c), van voornoemde verordening ook geen verplichting voor die instanties om over te gaan tot een autonoom onderzoek naar de concrete situatie van de onderneming, maar enkel om ervoor te zorgen dat zij geen steun krachtens deze verordening verlenen aan een onderneming die voldoet aan de voorwaarden om aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen.

    37

    Hieruit volgt dat een onderneming als Nerea, die op de datum waarop aan haar steun werd verleend, niet voldeed aan de in haar nationale recht voorziene voorwaarden om te worden onderworpen aan een collectieve insolventieprocedure, hetgeen aan de verwijzende rechter staat om vast te stellen, niet kan worden aangemerkt als een onderneming in moeilijkheden die onder artikel 1, lid 6, van verordening nr. 800/2008 valt.

    38

    Hieruit volgt ook dat steun die aan een onderneming is verleend met inachtneming van verordening nr. 800/2008, en met name van de negatieve voorwaarde van artikel 1, lid 6, van deze verordening, niet kan worden ingetrokken op de enkele grond dat die onderneming na de datum waarop deze steun aan haar werd verleend onderworpen is geweest aan een collectieve insolventieprocedure.

    39

    Bijgevolg moet artikel 1, lid 7, onder c), van verordening nr. 800/2008 aldus worden uitgelegd dat het feit dat een onderneming volgens het nationale recht voldoet aan de voorwaarden om aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen, hetgeen aan de verwijzende rechter staat om vast te stellen, voldoende is om te beletten dat aan deze onderneming krachtens die verordening staatssteun wordt verleend of om vast te stellen dat de steun, indien deze haar reeds is verleend, niet krachtens deze verordening had mogen worden verleend, indien op de datum waarop die steun werd verleend aan die voorwaarden was voldaan. Daarentegen kan steun die aan een onderneming is verleend met inachtneming van verordening nr. 800/2008, en met name van artikel 1, lid 6, daarvan, niet worden ingetrokken op de enkele grond dat die onderneming na de datum waarop deze steun aan haar werd verleend onderworpen is geweest aan een collectieve insolventieprocedure.

    Kosten

    40

    Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

     

    Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht:

     

    1)

    Artikel 1, lid 7, onder c), van verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen [107 en 108 VWEU] met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard („de algemene groepsvrijstellingsverordening”), moet aldus worden uitgelegd dat het daarin genoemde begrip „collectieve insolventieprocedure” ziet op alle in het nationale recht voorziene collectieve insolventieprocedures van ondernemingen, ongeacht of die procedures ambtshalve door de administratieve of rechterlijke instanties van de lidstaten dan wel op initiatief van de betrokken onderneming worden ingeleid.

     

    2)

    Artikel 1, lid 7, onder c), van verordening nr. 800/2008 moet aldus worden uitgelegd dat het feit dat een onderneming volgens het nationale recht voldoet aan de voorwaarden om aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen, hetgeen aan de verwijzende rechter staat om vast te stellen, voldoende is om te beletten dat aan deze onderneming krachtens die verordening staatssteun wordt verleend, dan wel om vast te stellen dat de steun, indien deze haar reeds is verleend, niet krachtens deze verordening had mogen worden verleend, indien op de datum waarop die steun werd verleend aan die voorwaarden was voldaan. Daarentegen kan steun die aan een onderneming is verleend met inachtneming van verordening nr. 800/2008, en met name van artikel 1, lid 6, daarvan, niet worden ingetrokken op de enkele grond dat die onderneming na de datum waarop deze steun aan haar werd verleend onderworpen is geweest aan een collectieve insolventieprocedure.

     

    ondertekeningen


    ( *1 ) Procestaal: Italiaans.

    Top