Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015TN0381

    Zaak T-381/15: Beroep ingesteld op 14 juli 2015 — IMG/Commissie

    PB C 337 van 12.10.2015, p. 20–22 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    12.10.2015   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 337/20


    Beroep ingesteld op 14 juli 2015 — IMG/Commissie

    (Zaak T-381/15)

    (2015/C 337/22)

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Verzoekende partij: International Management Group (IMG) (Brussel, België) (vertegenwoordigers: L. Levi en A. Tymen, advocaten)

    Verwerende partij: Europese Commissie

    Conclusies

    nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 8 mei 2015 om over te gaan tot strengere maatregelen op het gebied van audit en monitoring, een verificatiewaarschuwing op te nemen krachtens het besluit van de Commissie van 13 november 2014 betreffende het systeem voor vroegtijdige waarschuwing dat door de ordonnateurs van de Commissie en de uitvoerende agentschappen dient te worden gebruikt, en IMG de hoedanigheid van internationale organisatie in het kader van het financieel reglement te ontzeggen;

    veroordeling van verweerster tot vergoeding van de materiele en immateriele schade;

    veroordeling van verweerster in alle kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Tot staving van haar beroep voert verzoekster acht middelen aan die betrekking hebben op diverse aspecten van het bestreden besluit.

    Betreffende het gehele besluit

    1.

    Eerste middel: schending van artikel 41 van het Handvest en van het recht te worden gehoord.

    2.

    Tweede middel: schending van het evenredigheidsbeginsel.

    Betreffende het besluit, verzoekster de hoedanigheid van internationale organisatie in de zin van het financieel reglement te ontzeggen

    3.

    Derde middel: schending van verordening (EU, EURATOM) nr. 966/2012 (1) en van gedelegeerde verordening (EU) nr. 1268/2012 (2), alsook kennelijk onjuiste beoordeling, daar de Commissie heeft besloten dat verzoekster niet meer kon worden beschouwd als internationale organisatie in de zin van bovengenoemde verordeningen.

    4.

    Vierde middel: schending van de motiveringsplicht.

    5.

    Vijfde middel: schending van het rechtszekerheidsbeginsel, daar de Commissie niet aangeeft waarom zij van oordeel is dat verzoekster niet meer voldoet aan de criteria van de definitie van internationale organisatie en evenmin uitleg verschaft over de aanzienlijke wijziging die zij heeft aangebracht in de uitlegging en de toepassing van het financieel reglement ten aanzien van een feitelijke en rechtssituatie (die van verzoekster) die niet gewijzigd is.

    6.

    Zesde middel: schendding van het vertrouwensbeginsel, daar verzoekster de hoedanigheid van internationale organisatie plotseling, zonder overgangsperiode is ontzegd.

    Betreffende het besluit een waarschuwing op te nemen in het kader van het systeem voor vroegtijdige waarschuwing (SVW)

    7.

    Zevende middel: onrechtmatigheid van besluit 2014/792/EU (3), daar een rechtsgrondslag voor de vaststelling van dat besluit ontbrak.

    8.

    Achtste, subsidiaire, middel: schending van artikel 41 van het Handvest, van het recht te worden gehoord en van de motiveringsplicht, alsook kennelijk onjuiste beoordeling.


    (1)  . Verordening (EG, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298, blz. 1).

    (2)  Gedelegeerde verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 362, blz. 1).

    (3)  Besluit 2014/792/EU van de Commissie van 13 november 2014 betreffende het systeem voor vroegtijdige waarschuwing dat door de ordonnateurs van de Commissie en de uitvoerende agentschappen dient te worden gebruikt (PB L 329, blz. 68).


    Top