Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CJ0251

    Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 15 oktober 2015.
    György Balázs tegen Nemzeti Adó- és Vámhivatal Dél-alföldi Regionális Vám- és Pénzügyőri Főigazgatósága.
    Verzoek van de Kecskeméti Közigazgatási és Munkaügyi Bíróság om een prejudiciële beslissing.
    Prejudiciële verwijzing – Harmonisatie van de wetgevingen – Kwaliteit van dieselbrandstoffen – Nationale technische specificatie waarbij hogere kwaliteitsvoorwaarden worden opgelegd dan in het recht van de Unie.
    Zaak C-251/14.

    Court reports – general

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:2015:687

    ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer)

    15 oktober 2015 ( *1 )

    „Prejudiciële verwijzing — Harmonisatie van de wetgevingen — Kwaliteit van dieselbrandstoffen — Nationale technische specificatie waarbij hogere kwaliteitsvoorwaarden worden opgelegd dan in het recht van de Unie”

    In zaak C‑251/14,

    betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Kecskeméti Közigazgatási és Munkaügyi Bíróság (rechtbank voor bestuurs- en arbeidsgeschillen te Kecskemét, Hongarije) bij beslissing van 23 april 2014, ingekomen bij het Hof op 26 mei 2014, in de procedure

    György Balázs

    tegen

    Nemzeti Adó- és Vámhivatal Dél-alföldi Regionális Vám- és Pénzügyőri Főigazgatósága,

    wijst

    HET HOF (Eerste kamer),

    samengesteld als volgt: A. Tizzano, vicepresident van het Hof, waarnemend voor de president van de Eerste kamer, F. Biltgen, E. Levits, M. Berger en S. Rodin (rapporteur), rechters,

    advocaat-generaal: J. Kokott,

    griffier: L. Carrasco Marco, administrateur,

    gezien de stukken en na de terechtzitting op 23 april 2015,

    gelet op de opmerkingen van:

    Balázs, vertegenwoordigd door M. Miszkuly, ügyvéd,

    de Nemzeti Adó- és Vámhivatal Dél-alföldi Regionális Vám- és Pénzügyőri Főigazgatósága, vertegenwoordigd door B. Gyenge, jogtanácsos,

    de Hongaarse regering, vertegenwoordigd door M. Fehér en G. Koós als gemachtigden,

    de Griekse regering, vertegenwoordigd door I. Bakopoulos en V. Stroumpouli als gemachtigden,

    de Europese Commissie, vertegenwoordigd door A. Tokár en K. Mifsud-Bonnici als gemachtigden,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 21 mei 2015,

    het navolgende

    Arrest

    1

    Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de artikelen 4, lid 1, en 5 van richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en tot wijziging van richtlijn 93/12/EEG van de Raad (PB L 350, blz. 58), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 29 september 2003 (PB L 284, blz. 1; hierna: „richtlijn 98/70”), en van artikel 1, punten 6 en 11, van richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 204, blz. 37), zoals gewijzigd bij richtlijn 2006/96/EG van de Raad van 20 november (PB L 363, blz. 81; hierna: „richtlijn 98/34”).

    2

    Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Balász en de Nemzeti Adó- és Vámhivatal Dél-alföldi Regionális Vám- és Pénzügyőri Főigazgatósága (algemeen belastingbestuur van de regio Dél-Alföld, dat onder de nationale dienst belastingen, heffingen en rechten ressorteert; hierna: „regionaal belastingbestuur”), betreffende de rechtmatigheid van een bestuurlijke beslissing waarbij Balász met name een fiscale geldboete is opgelegd omdat hij de met betrekking tot zijn dieselbrandstofvoorraad verschuldigde accijnsrechten niet had betaald.

    Toepasselijke bepalingen

    Recht van de Unie

    Richtlijn 98/70

    3

    Artikel 1 van richtlijn 98/70, met als opschrift „Toepassingsgebied”, bepaalt:

    „Deze richtlijn geeft technische specificaties van brandstoffen voor voertuigen met motoren met elektrische ontsteking en voertuigen met compressieontstekingsmotoren ter bescherming van de gezondheid en het milieu.”

    4

    Artikel 4 van deze richtlijn, met als opschrift „Dieselbrandstof”, bepaalt in lid 1, onder e), ervan:

    „De lidstaten zorgen ervoor [...] dat uiterlijk per 1 januari 2009 op hun grondgebied slechts dieselbrandstof in de handel kan worden gebracht die voldoet aan de milieutechnische specificaties van bijlage IV, doch een zwavelgehalte heeft van maximaal 10 mg/kg.”

    5

    Artikel 5 van deze richtlijn, met als opschrift „Vrij verkeer”, preciseert:

    „De lidstaten mogen het in de handel brengen van brandstoffen die met de voorschriften van deze richtlijn in overeenstemming zijn niet verbieden, beperken of beletten.”

    6

    Artikel 6 van die richtlijn, met als opschrift „In de handel brengen van brandstoffen met strengere milieutechnische specificaties”, luidt als volgt:

    „1.   In afwijking van de artikelen 3, 4 en 5 en in overeenstemming met artikel 95, lid 10, van het Verdrag kunnen de lidstaten maatregelen nemen om voor te schrijven dat er in bepaalde gebieden van hun grondgebied voor het gehele voertuigenpark of een deel daarvan slechts brandstoffen in de handel mogen worden gebracht die voldoen aan strengere milieutechnische specificaties dan die van deze richtlijn, om de volksgezondheid in een bepaalde agglomeratie of het milieu in een bepaald uit ecologisch of milieuoogpunt kwetsbaar gebied in die lidstaat te beschermen, wanneer de luchtverontreiniging of grondwaterverontreiniging een ernstig en steeds terugkerend probleem voor de menselijke gezondheid of het milieu vormt, of redelijkerwijze kan worden verwacht dat zulks het geval is.

    2.   Een lidstaat die van een in lid 1 geboden afwijking gebruik wenst te maken, dient daartoe tevoren een met redenen omkleed verzoek in bij de Commissie. In de motivering moet worden aangetoond dat de afwijking het evenredigheidsbeginsel eerbiedigt en dat het vrije verkeer van personen en goederen er niet door wordt verstoord.

    [...]”

    7

    Bijlage IV bij richtlijn 98/70 bevat milieutechnische specificaties voor in de handel verkrijgbare brandstoffen voor voertuigen met compressieontstekingsmotoren. In deze bijlage worden grenswaarden vastgesteld voor de volgende parameters: cetaangetal, dichtheid bij 15 graden Celsius, distillatie, polycyclische aromatische koolwaterstoffen en zwavelgehalte.

    Richtlijn 2009/30/EG

    8

    Overweging 31 van richtlijn 2009/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot wijziging van richtlijn 98/70 met betrekking tot de specificatie van benzine, dieselbrandstof en gasolie en tot invoering van een mechanisme om de emissies van broeikasgassen te monitoren en te verminderen, tot wijziging van richtlijn 1999/32/EG van de Raad met betrekking tot de specificatie van door binnenschepen gebruikte brandstoffen en tot intrekking van richtlijn 93/12/EEG (PB L 140, blz. 88), luidt als volgt:

    „Bijlage IV bij richtlijn 98/70/EG moet worden aangepast teneinde het in de handel brengen van dieselbrandstoffen met een hoger biobrandstofgehalte (‚B7’) dan dat van de norm EN 590:2004 (‚B5’) mogelijk te maken. Deze norm moet dienovereenkomstig worden aangepast en grenswaarden vaststellen voor niet in die bijlage opgenomen technische parameters, zoals oxidatiebestendigheid, vlampunt, koolstofresidu, asgehalte, watergehalte, totale verontreiniging, koperstripcorrosie, smeercapaciteit, kinematische viscositeit, troebelingspunt, temperatuurgrens voor de filtreerbaarheid, fosforgehalte, zuurgetal, peroxiden, zuurgetalvariatie, verstopping van de injecteurs en stabiliteitsadditieven.”

    Richtlijn 98/34

    9

    Artikel 1 van richtlijn 98/34 luidt:

    „Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

    [...]

    3)

    ‚technische specificatie’: een specificatie die voorkomt in een document ter omschrijving van de vereiste kenmerken van een product, zoals kwaliteitsniveau, prestaties, veiligheid of afmetingen, met inbegrip van de voor het product geldende voorschriften inzake verkoopbenaming, terminologie, symbolen, beproeving en beproevingsmethoden, verpakking, het merken of etiketteren, en de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures.

    [...]

    6)

    ‚norm’: een technische specificatie die door een erkende instelling met normatieve activiteiten voor herhaalde of voortdurende toepassing is goedgekeurd, waarvan de inachtneming niet verplicht is en die tot een van de volgende categorieën behoort:

    [...]

    Europese norm: een norm die door een Europese normalisatie-instelling wordt aangenomen en ter beschikking van het publiek wordt gesteld;

    nationale norm: een norm die door een nationale normalisatie-instelling wordt aangenomen en ter beschikking van het publiek wordt gesteld;

    [...]

    11)

    ‚technisch voorschrift’: een technische specificatie of andere eis of een regel betreffende diensten, met inbegrip van de erop toepasselijke bestuursrechtelijke bepalingen die de jure of de facto moeten worden nageleefd voor de verhandeling, de dienstverrichting, de vestiging van een verrichter van diensten of het gebruik in een lidstaat of in een groot deel van een lidstaat, alsmede de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen [...] van de lidstaten waarbij de vervaardiging, de invoer, de verhandeling of het gebruik van een product dan wel de verrichting of het gebruik van een dienst of de vestiging als dienstverlener wordt verboden.

    De facto technische voorschriften zijn met name:

    wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van een lidstaat die hetzij verwijzen naar technische specificaties [...] waarvan de naleving een vermoeden geeft met de voorschriften welke bij deze wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen zijn vastgesteld, in overeenstemming te zijn;

    [...]”

    10

    Artikel 8, lid 1, eerste alinea, van deze richtlijn bepaalt:

    „Onverminderd artikel 10 delen de lidstaten de Commissie onverwijld ieder ontwerp voor een technisch voorschrift mee, tenzij het een integrale omzetting van een internationale of Europese norm betreft, in welk geval louter met een mededeling van de betrokken norm kan worden volstaan; zij geven de Commissie tevens kennis van de redenen waarom de vaststelling van dit technisch voorschrift nodig is, tenzij die redenen reeds uit het ontwerp zelf blijken.”

    Europese normen

    11

    Zoals blijkt uit bijlage I bij verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van beschikking 87/95/EEG van de Raad en besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 316, blz. 12), wordt het Europees Comité voor Normalisatie door de Europese Unie als Europese normalisatieorganisatie erkend.

    12

    Het Europees Comité voor Normalisatie heeft voor het eerst in 1993 een norm vastgesteld voor Europese dieselbrandstoffen, namelijk de norm (EN 590:1993), die onder meer een vlampunt oplegde van ten minste 55 graden Celsius. Het vlampunt geeft de laagste temperatuur aan waarbij zo veel brandstof verdampt dat – in verbinding met lucht – door vonkontsteking ontvlambare mengsels kunnen ontstaan. Ditzelfde vlampunt is ook in de vervangende normen EN 590:1999, EN 590:2004, EN 590:2009 en EN 590:2013 opgenomen.

    Hongaars recht

    Ministerieel besluit 20/2008 en de Hongaarse norm MSZ EN 590:2009

    13

    Op het tijdstip waarop de feiten in het hoofdgeding zich hebben voorgedaan, waren de kwaliteitseisen betreffende dieselbrandstof neergelegd in ministerieel besluit nr. 20/2008 van het ministerie van Vervoer, Telecommunicatie en Energie van 22 augustus 2008 houdende kwaliteitsvoorwaarden voor brandstoffen Dit besluit, dat inzonderheid tot uitvoering van richtlijn 98/70 strekte, bevatte geen eisen met betrekking tot het vlampunt van dieselbrandstoffen.

    14

    De Hongaarse norm MSZ EN 590:2009, waarmee de Europese norm EN 590:2009 is omgezet, bevatte evenwel een dergelijke eis betreffende dieselbrandstof.

    Wet nr. XXVIII van 1995, betreffende de nationale normalisatie

    15

    Artikel 3, onder c) en h), van wet nr. XXVIII van 1995 betreffende de nationale normalisatie bepaalt:

    „Met betrekking tot de nationale normalisatie gelden de volgende basisbeginselen:

    [...]

    c)

    zowel deelneming aan de nationale normalisatie als toepassing van de nationale normen geschiedt op vrijwillige basis,

    [...]

    h)

    de nationale normalisatie wordt aangepast aan de internationale en de Europese normalisatie.”

    16

    Artikel 6, lid 1, van deze wet preciseert:

    „De naleving van de nationale norm geschiedt op vrijwillige basis.”

    17

    Artikel 8, lid 1, onder b), van die wet luidt:

    „Tot de taken van het Hongaarse normalisatiebureau behoren:

    [...]

    b)

    de publicatie van de Europese normen als nationale normen, overeenkomstig de daarmee verband houdende harmonisatieverplichtingen en met inachtneming van de termijnen die de betrokken instellingen als leden van de Europese normalisatieorganisaties zijn gesteld.”

    Accijnswet

    18

    Artikel 110, lid 13, van wet nr. CXXVII van 2003 op de accijnsrechten en houdende bijzondere bepalingen betreffende het in de handel brengen van accijnsgoederen (hierna: „accijnswet”) bepaalt:

    „[...] Uit opslagtanks van andere tankstations [dan tankstations die luchtvaartuigen van brandstof voorzien] mogen enkel [...] onder de tariefposten 2710 19 41 en 2710 19 45 ingedeelde stookolie alsook vloeibaar gas [...], biodiesel en E 85 die voldoen aan de geldende Hongaarse norm, worden verkocht, voor zover die verkoop uitsluitend via benzinepompen plaatsvindt. [...]”

    Hoofdgeding en prejudiciële vragen

    19

    Op 5 oktober 2009 werd krachtens de accijnswet een fiscale controle met betrekking tot de dieselbrandstofvoorraad van Balázs verricht.

    20

    Bij de analyse van een monster dat daarbij is genomen, werd geconstateerd dat het vlampunt van de dieselbrandstof niet in overeenstemming was met de voorschriften van de Hongaarse norm MSZ EN 590:2009. De gemeten waarde lag namelijk bij 44 graden Celsius in plaats van de voorgeschreven 55 graden die bij deze norm wordt opgelegd.

    21

    Te Kiskörös (Hongarije) heeft het gedelegeerde belastingbestuur voor het comitaat Bács-Kiskun, als tot het nationale bestuur belastingen, heffingen en rechten behorende dienst, bij beschikking van 21 maart 2013 geconstateerd dat Balázs inbreuk had gemaakt op de accijnswet en hem betaling gelast van een geldboete van 4418080 Hongaarse forint (HUF) (ongeveer 14138 EUR), van accijnsbelasting ten bedrage van 883616 HUF (ongeveer 2828 EUR), alsook van de deskundigenvergoedingen ten bedrage van 58900 HUF (ongeveer 189 EUR). Het regionale belastingbestuur heeft deze beschikking op 13 juni 2013 bekrachtigd.

    22

    Balász komt tegen die beschikking op bij de Kecskeméti Közigazgatási és Munkaügyi Bíróság (rechtbank voor bestuurs- en arbeidsgeschillen te Kecskemét), waarbij hij zich met name beroept op richtlijn 98/34 en wet nr. XXVIII van 1995 betreffende de nationale normalisatie, volgens welke de toepassing van een nationale norm zoals de Hongaarse norm MSZ EN 590:2009 volgens hem op vrijwillige basis geschiedt.

    23

    De verwijzende rechter wijst er ook op dat deze norm op de dag van de in het hoofdgeding aan de orde zijn accijnscontrole niet beschikbaar was in het Hongaars.

    24

    In die omstandigheden heeft de Kecskeméti Közigazgatási és Munkaügyi Bíróság (rechtbank voor bestuurs- en arbeidsgeschillen te Kecskemét) de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

    „1)

    Moeten de artikelen 4, lid 1, en 5 van richtlijn 98/70 [...] aldus worden uitgelegd dat aan leveranciers van brandstoffen naast de kwaliteitsvoorwaarden die zijn opgenomen in de op grond van die richtlijn vastgestelde nationale regeling, bij een andere nationale regeling geen verdere, in een nationale norm vervatte kwaliteitsvoorwaarden mogen worden opgelegd, die aanvullend zijn ten aanzien van de kwaliteitsvoorwaarden van de richtlijn?

    2)

    Moet artikel 1, punten 6 en 11, van richtlijn 98/34 [...] aldus worden uitgelegd dat wanneer een technisch voorschrift van kracht is (in casu een krachtens een machtigingswet vastgesteld ministerieel besluit), een op hetzelfde gebied aangenomen nationale norm uitsluitend op vrijwillige basis kan worden toegepast, dat wil zeggen dat de wet de toepassing van die norm niet verplicht kan maken?

    3)

    Voldoet een nationale norm die op het ogenblik dat zij volgens de bestuurlijke autoriteit toepassing had moeten vinden, niet beschikbaar was in de nationale taal, aan de in [artikel 1], punt 6, van richtlijn 98/34 gestelde voorwaarde inzake terbeschikkingstelling aan het publiek?”

    Ontvankelijkheid van het verzoek om een prejudiciële beslissing

    25

    Het regionale belastingbestuur heeft ter terechtzitting de ontvankelijkheid van het verzoek om een prejudiciële beslissing betwist op grond dat de prejudiciële vragen geen verband houden met het hoofdgeding. Bij de voor de verwijzende rechter aangevochten beschikking is naar zijn opvatting slechts niet-betaalde accijns ingevorderd, en is er geen specifieke sanctie opgelegd voor het schenden van de specificaties voor dieselbrandstoffen.

    26

    Dienaangaande moet eraan worden herinnerd dat er volgens vaste rechtspraak een vermoeden van relevantie rust op de vragen betreffende de uitlegging van het recht van de Unie die de nationale rechter heeft gesteld binnen het onder zijn eigen verantwoordelijkheid geschetste wettelijke en feitelijke kader, ten aanzien waarvan het niet aan het Hof is de juistheid te onderzoeken. Het Hof kan slechts weigeren uitspraak te doen op een verzoek van een nationale rechter om een prejudiciële beslissing wanneer duidelijk blijkt dat de gevraagde uitlegging van het Unierecht geen enkel verband houdt met een reëel geschil of met het voorwerp van het hoofdgeding, wanneer het vraagstuk van hypothetische aard is of wanneer het Hof niet beschikt over de gegevens, feitelijk en rechtens, die noodzakelijk zijn om een zinvol antwoord te geven op de gestelde vragen (zie met name arresten Budějovický Budvar, C‑478/07, EU:C:2009:521, punt 63; Zanotti, C‑56/09, EU:C:2010:288, punt 15, en Melki en Abdeli, C‑188/10 en C‑189/10, EU:C:2010:363, punt 27).

    27

    Gesteld al dat de voor de verwijzende rechter bestreden beslissing er niet rechtstreeks toe strekt een inbreuk op de kwaliteitseisen voor dieselbrandstoffen te bestraffen, neemt dit in casu niet weg, zoals het regionale belastingbestuur heeft bevestigd, dat uit het met betrekking tot het vlampunt verrichte onderzoek hoe dan ook is gebleken dat Balász brandstof had verkocht die aan een hogere heffing wordt onderworpen dan die welke op dieselbrandstoffen van toepassing is.

    28

    In die omstandigheden kan niet worden gesteld dat de door de verwijzende rechter gevraagde uitlegging van het recht van de Unie kennelijk geen verband houdt met het geschil dat in het hoofdgeding aan de orde is.

    29

    Bijgevolg is het verzoek om een prejudiciële beslissing ontvankelijk.

    Beantwoording van de prejudiciële vragen

    Eerste vraag

    30

    Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de artikelen 4, lid 1, en 5 van richtlijn 98/70 aldus moeten worden uitgelegd dat zij er zich tegen verzetten dat een lidstaat in zijn nationale recht, bovenop de in deze richtlijn opgenomen voorwaarden, nadere kwaliteitsvoorwaarden vaststelt voor het in de handel brengen van dieselbrandstoffen, zoals die betreffende het vlampunt, waarover het in het hoofdgeding gaat.

    31

    Ter beantwoording van deze vraag moet er om te beginnen op worden gewezen dat de lidstaten volgens artikel 5 van richtlijn 98/70 het in de handel brengen van brandstoffen die met de voorschriften van deze richtlijn in overeenstemming zijn, niet mogen verbieden, beperken of beletten.

    32

    Verder blijkt uit de rechtsgrondslag op basis waarvan richtlijn 98/70 en de latere wijzigingen ervan zijn vastgesteld, namelijk respectievelijk artikel 100 A van het EG-Verdrag en artikel 95 EG (thans artikel 114 VWEU), strekkende tot de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met het oog op de instelling en de werking van de interne markt, alsook uit overweging 1 van deze richtlijn dat deze tot doel heeft, het nader tot elkaar brengen van de wetgevingen van de lidstaten teneinde eventuele verschillen op te heffen op het gebied van de specificaties die gelden voor brandstoffen.

    33

    Aldus volgt uit zowel artikel 5 van richtlijn 98/70 als de doelstelling die door deze richtlijn wordt nagestreefd dat deze richtlijn, wat in het bijzonder de specificaties betreft die zijn vastgesteld bij artikel 4, lid 1, van die richtlijn, in samenhang gelezen met de bijlagen II en IV ervan, een uitputtende regeling bevat en dat de lidstaten enkel van de daarbij opgelegde eisen kunnen afwijken onder de strikte voorwaarden waarin artikel 6 van die richtlijn voorziet.

    34

    Zoals de advocaat-generaal in de punten 39 tot en met 47 van haar conclusie heeft aangegeven, geldt de in het vorige punt verrichte vaststelling echter enkel binnen het toepassingsgebied ratione materiae van richtlijn 98/70, dat wil zeggen voor zover het gaat om technische specificaties betreffende brandstoffen die deze richtlijn beoogt te harmoniseren.

    35

    Uit de bewoordingen van artikel 1 van deze richtlijn, waarin het toepassingsgebied ervan is gedefinieerd, blijkt immers dat deze richtlijn betrekking heeft op technische specificaties die voor de betrokken brandstoffen gelden ter bescherming van de gezondheid en het milieu.

    36

    Overeenkomstig deze doelstelling van richtlijn 98/70 worden de in de bijlagen I tot en met IV van deze richtlijn neergelegde specificaties „milieutechnische specificaties” genoemd.

    37

    Bovendien betreft de afwijkende regeling waarin artikel 6 van deze richtlijn voorziet, uitsluitend de vaststelling van strengere milieutechnische specificaties dan die welke de richtlijn voorschrijft, te weten, zoals uit lid 1 van dit artikel volgt, specificaties die ertoe strekken „de volksgezondheid in een bepaalde agglomeratie of het milieu in een bepaald ecologisch kwetsbaar gebied in een lidstaat te beschermen”.

    38

    Hieruit volgt dat richtlijn 98/70 niet tot doel heeft alle kwaliteitsvoorwaarden of technische specificaties te harmoniseren die van toepassing kunnen zijn op de betrokken brandstoffen, en het de lidstaten aldus te verbieden om dienaangaande beperkingen of afwijkingen vast te stellen, maar enkel ziet op de technische specificaties voor brandstoffen die een impact hebben op het milieu in de zin van die richtlijn, namelijk de specificaties waaraan gezondheids- en milieuoverwegingen ten grondslag liggen.

    39

    Wat thans de in het hoofdgeding aan de orde zijnde specificatie betreffende het vlampunt van dieselbrandstoffen betreft, moet worden geconstateerd dat uit zowel de technische definitie van deze parameter, zoals deze in punt 12 van het onderhavige arrest is weergegeven, als het betoog van partijen in het hoofdgeding ter terechtzitting blijkt dat deze specificatie er in hoofdzaak toe strekt de veiligheid van dieselbrandstof als product te waarborgen, en tevens van belang is voor het functioneren en de bescherming van de motoren van motorvoertuigen. Op die manier draagt de bepaling van het vlampunt ook toe bij aan de bescherming van de consumenten tegen schade aan hun voertuigen.

    40

    Bijgevolg is richtlijn 98/70, en met name artikel 5 ervan, niet van toepassing op een specificatie zoals die betreffende het vlampunt waarover het in het hoofdgeding gaat, en deze richtlijn verzet er zich dan ook niet tegen dat de lidstaten het in de handel brengen van dieselbrandstoffen aan een dergelijke voorwaarde onderwerpen, aangezien deze geen technische specificatie vormt die betrekking heeft op de gezondheid en het milieu in de zin van deze richtlijn.

    41

    Voorts moet worden onderstreept dat overweging 31 van richtlijn 2009/30 uitdrukkelijk oproept tot aanpassing van de norm EN 590:2004 en tot het „vaststellen [van grenswaarden] voor niet in [...] [bijlage IV bij richtlijn 98/70] opgenomen technische parameters”, waaronder het vlampunt, hetgeen bevestigt dat deze richtlijn als zodanig niet in de weg staat aan dit type aanvullende parameters.

    42

    Voor zover de in het hoofdgeding aan de orde zijnde specificatie dus niet onder de harmonisatie van richtlijn 98/70 valt, zij er in de eerste plaats aan herinnerd dat uit de rechtspraak van het Hof volgt dat een lidstaat het op zijn grondgebied in de handel brengen van een product waarvoor geen geharmoniseerde of op Unieniveau erkende technische specificaties gelden, alleen mag onderwerpen aan voorwaarden die in overeenstemming zijn met de uit het Verdrag voortvloeiende verplichtingen, met name met het in de artikelen 34 VWEU en 36 VWEU genoemde beginsel van het vrije verkeer van goederen (zie in die zin arresten Commissie/Portugal, C‑432/03, EU:C:2005:669, punt 35, en Lidl Magyarország, C‑132/08, EU:C:2009:281, punt 45).

    43

    In de tweede plaats moet worden benadrukt dat de lidstaten volgens artikel 8 van richtlijn 98/34 verplicht zijn, teneinde een preventieve controle aan de hand van de bepalingen inzake het vrije verkeer van goederen mogelijk te maken, inzonderheid met betrekking tot de rechtvaardiging van belemmeringen die in dit verband in het leven kunnen worden geroepen, ontwerpen van voorschriften waarmee technische specificaties bindend worden gemaakt, voorafgaand aan hun inwerkingtreding aan de Commissie mee te delen (zie in die zin arresten Sandström, C‑433/05, EU:C:2010:184, punt 42, en Belgische Petroleum Unie e.a., C‑26/11, EU:C:2013:44, punten 49 en 50).

    44

    Gelet op de voorgaande overwegingen dient op de eerste vraag te worden geantwoord dat de artikelen 4, lid 1, en 5, van richtlijn 98/34 aldus moeten worden uitgelegd dat zij er zich niet tegen verzetten dat een lidstaat in zijn nationaal recht, naast de in deze richtlijn opgenomen vereisten, extra kwaliteitsvoorwaarden vaststelt voor het in de handel brengen van dieselbrandstoffen, zoals die betreffende het in het hoofdgeding aan de orde zijnde vlampunt, aangezien dit geen technische specificatie voor dieselbrandstoffen betreft die betrekking heeft op de bescherming van de gezondheid en het milieu in de zin van deze richtlijn.

    Tweede vraag

    45

    Vooraf moet erop worden gewezen dat uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat de Hongaarse norm MSZ EN 590:2009, waarbij de in het hoofdgeding aan de orde zijnde specificatie betreffende het vlampunt van dieselbrandstoffen is vastgesteld en die ertoe strekt de Europese norm EN 590:2009 uit te voeren, naar Hongaars recht bindend is geworden krachtens artikel 110, lid 13, van de accijnswet.

    46

    In die context wenst de verwijzende rechter met zijn tweede vraag in wezen te vernemen of artikel 1, punten 6 en 11, van richtlijn 98/34 aldus moet worden uitgelegd dat het er zich verzet dat een lidstaat een nationale norm zoals de Hongaarse norm MSZ EN 590:2009 waarover het in het hoofdgeding gaat, bindend maakt.

    47

    In dit verband dient in de eerste plaats te worden opgemerkt dat uit artikel 1, punt 6, van richtlijn 98/34, waarin enkel een definitie is opgenomen van hetgeen met name onder een Europese of nationale norm in de zin van deze richtlijn moet worden verstaan, en uit punt 11 van dat artikel, waarin het begrip „technisch voorschrift” is gedefinieerd, geenszins volgt dat een dergelijke norm door de wetgever van een lidstaat niet geheel of gedeeltelijk bindend kan worden verklaard.

    48

    In de tweede plaats moet worden gepreciseerd dat uit de bewoordingen van artikel 8, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 98/34 voortvloeit dat een Europese of internationale norm bindend kan worden doordat een lidstaat deze norm opneemt in een technisch voorschrift, dat per definitie bindend is. Zoals de advocaat-generaal in punt 65 van haar conclusie heeft aangegeven, is er geen reden om ervan uit te gaan dat dit anders zou zijn voor een nationale norm, vooral als deze norm, zoals in het hoofdgeding het geval is, overeenstemt met een Europese norm.

    49

    In die omstandigheden dient op de tweede vraag te worden geantwoord dat artikel 1, punten 6 en 11, van richtlijn 98/34 aldus moet worden uitgelegd dat het er zich niet tegen verzet dat een lidstaat een nationale norm zoals de Hongaarse norm MSZ EN 590:2009 die in het hoofdgeding aan de orde is, bindend verklaart.

    Derde vraag

    50

    Allereerst moet worden beklemtoond dat uit de door de verwijzende rechter verstrekte gegevens blijkt dat de nationale norm MSZ EN 590:2009 op de datum van de feiten in het hoofdgeding niet beschikbaar was in de Hongaarse taal, maar alleen in het Engels.

    51

    In die context en gelet op het in artikel 1, punt 6, van richtlijn 98/34 vastgestelde criterium van terbeschikkingstelling van de normen aan het publiek, wenst de verwijzende rechter met zijn derde vraag in wezen te vernemen of deze bepaling aldus moet worden uitgelegd dat zij verlangt dat een nationale norm in de zin van die bepaling beschikbaar wordt gesteld in de officiële taal van de betrokken lidstaat.

    52

    Zoals dienaangaande in punt 47 van het onderhavige arrest reeds is uiteengezet, bevat artikel 1, punt 6, van richtlijn 98/34 louter een definitie van hetgeen voor de toepassing van deze richtlijn een Europese of nationale norm vormt, en beoogt deze bepaling als zodanig bovendien geen voorwaarden met betrekking tot de normen op te leggen maar wel een informatieprocedure op het gebied van de normen en de technische regelingen vast te stellen en aldus door middel van een preventieve controle het vrije verkeer van goederen te beschermen (zie in die zin arrest Belgische Petroleum Unie e.a., C‑26/11, EU:C:2013:44, punt 49).

    53

    Bij gebreke van aanwijzingen daartoe in deze richtlijn kan uit artikel 1, punt 6, ervan niet worden afgeleid dat sprake is van een eis waarbij de verplichting wordt opgelegd om een norm in de zin van deze bepaling, die beschikbaar is in het Engels, ter beschikking te stellen in de officiële taal van de betrokken lidstaat.

    54

    In die omstandigheden dient op de derde vraag te worden geantwoord dat artikel 1, punt 6, van richtlijn 98/34 aldus moet worden uitgelegd dat het niet verlangt dat een norm in de zin van die bepaling beschikbaar wordt gesteld in de officiële taal van de betrokken lidstaat.

    Kosten

    55

    Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

     

    Het Hof (Eerste kamer) verklaart voor recht:

     

    1)

    De artikelen 4, lid 1, en 5 van richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en tot wijziging van richtlijn 93/12/EEG van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 29 september 2003, moeten aldus worden uitgelegd dat zij er zich niet tegen verzetten dat een lidstaat in zijn nationaal recht, naast de in deze richtlijn opgenomen vereisten, extra kwaliteitsvoorwaarden vaststelt voor het in de handel brengen van dieselbrandstoffen, zoals die betreffende het in het hoofdgeding aan de orde zijnde vlampunt, aangezien dit geen technische specificatie voor dieselbrandstoffen betreft die betrekking heeft op de bescherming van de gezondheid en het milieu in de zin van deze richtlijn.

     

    2)

    Artikel 1, punten 6 en 11, van richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij, zoals gewijzigd bij richtlijn 2006/96/EG van de Raad van 20 november 2006, moet aldus worden uitgelegd dat het er zich niet tegen verzet dat een lidstaat een nationale norm zoals de Hongaarse norm MSZ EN 590:2009 die in het hoofdgeding aan de orde is, bindend verklaart.

     

    3)

    Artikel 1, punt 6, van richtlijn 98/34, zoals gewijzigd bij richtlijn 2006/96, moet aldus worden uitgelegd dat het niet verlangt dat een norm in de zin van die bepaling beschikbaar wordt gesteld in de officiële taal van de betrokken lidstaat.

     

    ondertekeningen


    ( *1 ) Procestaal: Hongaars.

    Top