Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013TN0376

    Zaak T-376/13: Beroep ingesteld op 18 juli 2013 — Versorgungswerk der Zahnärztekammer Schleswig-Holstein/ECB

    PB C 260 van 7.9.2013, p. 48–49 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
    PB C 260 van 7.9.2013, p. 38–38 (HR)

    7.9.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 260/48


    Beroep ingesteld op 18 juli 2013 — Versorgungswerk der Zahnärztekammer Schleswig-Holstein/ECB

    (Zaak T-376/13)

    2013/C 260/86

    Procestaal: Duits

    Partijen

    Verzoekende partij: Versorgungswerk der Zahnärztekammer Schleswig-Holstein (Kiel, Duitsland) (vertegenwoordiger: O. Hoepner, advocaat)

    Verwerende partij: Europese Centrale Bank

    Conclusies

    verweersters besluit van 16 april 2013, zoals gewijzigd bij besluit van 22 mei 2013 (LS/MD/13/313), nietig verklaren, voor zover daarbij het verzoek om toegang tot de aanhangsels A en B bij de „Exchange Agreement dated 15. February 2012 among the Hellenic Republic and the European Central Bank and the Eurosystem NBCs listed herein” is afgewezen;

    verweerster verwijzen in de kosten van de procedure.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter onderbouwing van haar beroep voert verzoekster drie middelen aan.

    1)

    Met haar eerste middel betoogt verzoekster dat het besluit niet op correcte gronden is gebaseerd.

    Verzoekster verwijt de ECB dat zij door haar besluit ECB/2011/6 (1) de lijst van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 4, lid 1, sub a, van besluit ECB/2004/3 (2) heeft uitgebreid zonder dat zij daartoe voldoende gemachtigd was.

    2)

    Het tweede middel is gebaseerd op schending van wezenlijke vormvoorschriften.

    Verzoekster stelt dat het bestreden besluit schending oplevert van wezenlijke vormvoorschriften. Zij merkt in dit verband op dat, gelet op artikel 41, lid 2, sub c, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, hoge eisen moeten worden gesteld aan de in artikel 296, lid 2, VWEU neergelegde motiveringsplicht en dat de redenen waarmee verweerster het bestreden besluit heeft omkleed, niet voldoen aan de door het Hof gestelde vereisten.

    3)

    Volgens het derde middel is het materiële recht geschonden.

    Met dit middel voert verzoekster aan dat het materiële recht is geschonden, daar het bestreden besluit, gelet op het feit dat het ontoereikend is gemotiveerd, inbreuk maakt op haar recht op toegang tot documenten, dat is neergelegd in artikel 42 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 15, lid 3, VWEU. Voorts is de ontzegging van toegang buitensporig.


    (1)  2011/342/EU: Besluit ECB/2011/6 van de Europese Centrale Bank van 9 mei 2011 tot wijziging van besluit ECB/2004/3 inzake de toegang van het publiek tot documenten van de Europese Centrale Bank (PB L 158, blz. 37).

    (2)  2004/258/EG: Besluit ECB/2004/3 van de Europese Centrale Bank inzake de toegang van het publiek tot documenten van de Europese Centrale Bank (PB L 80, blz. 42).


    Top