This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62013TN0293
Case T-293/13: Action brought on 24 May 2013 — Theophilou v Commission and ECB
Zaak T-293/13: Beroep ingesteld op 24 mei 2013 — Theophilou/Commissie en ECB
Zaak T-293/13: Beroep ingesteld op 24 mei 2013 — Theophilou/Commissie en ECB
PB C 226 van 3.8.2013, p. 18–19
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
PB C 226 van 3.8.2013, p. 5–5
(HR)
3.8.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 226/18 |
Beroep ingesteld op 24 mei 2013 — Theophilou/Commissie en ECB
(Zaak T-293/13)
(2013/C 226/25)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Christos Theophilou (Nicosia, Cyprus); en Eleni Theophilou (vertegenwoordigers: C. Paschalides, solicitor, en A. Paschalides, advocaat)
Verwerende partijen: Europese Centrale Bank, Europese Commissie
Conclusies
De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:
— |
schadevergoeding ten bedrage van 1 583 479 EUR toe te kennen op grond dat de voorwaarden vervat in de punten 1.23 tot 1.27 van het memorandum van overeenstemming van 26 april 2013 tussen Cyprus en verweerders een flagrante schending vormen van een hogere regel ter bescherming van het individu, te weten artikel 17 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 1 van Protocol nr. 1 bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens; |
— |
de relevante voorwaarden nietig te verklaren en te gelasten dat de in artikel 14 tot 18 van het Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme (hierna: „ESM-verdrag”) vervatte instrumenten voor financiële bijstand op korte termijn met inachtneming van het arrest van het Hof krachtens artikel 19 van het ESM-verdrag moeten worden herzien, om de nodige wijzigingen aan te brengen om aan het arrest te voldoen; en |
— |
daar waar de schadevergoeding in het eerste onderdeel van de conclusie geen rekening houdt met het feit dat de relevante bepalingen zouden worden nietig verklaard, schadevergoeding wegens schending van artikel 263 VWEU toe te kennen. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vijf middelen aan.
1) |
Het eerste middel is eraan ontleend dat de relevante voorwaarden in het memorandum van overeenstemming „een flagrante schending van een hogere regel ter bescherming van het individu” vormen (1), aangezien:
|
2) |
Het tweede middel is eraan ontleend dat de hiernavolgende schendingen tezamen beschouwd zo uitgebreid waren dat zij op de volgende manieren een flagrante schending van hoger recht vormen:
|
3) |
Het derde middel is eraan ontleend dat de ontneming van verzoekers’ deposito’s noodzakelijk noch evenredig was. |
4) |
Het vierde middel is eraan ontleend dat verweerders verantwoordelijk zijn voor de ontneming van verzoekers’ bankdeposito’s, aangezien verzoekers’ bankdeposito’s zonder de flagrante schending zouden zijn beschermd door de rechten die voortvloeien uit het Handvest en het Protocol, met als gevolg dat verzoekers’ verlies voldoende rechtstreeks en voorzienbaar was. |
5) |
Het vijfde middel is eraan ontleend dat indien de voormelde argumenten gegrond worden bevonden, de relevante voorwaarden nietig moeten worden verklaard, niettegenstaande dat deze voorwaarden tot Cyprus waren gericht, aangezien zij verzoekers rechtstreeks en individueel raken. De relevante voorwaarden en uitvoeringsmodaliteiten vormen immers een schending van het Verdrag en/of een rechtsregel houdende toepassing daarvan en/of misbruik van bevoegdheid, voor zover wordt geoordeeld dat het ontnemen van verzoekers bankdeposito’s in strijd met artikel 6, lid 1, VEU het beginsel van de rechtsstaat heeft ondermijnd. |
(1) Zie arrest van het Hof van 2 december 1971, Zuckerfabrik Schöppenstedt/Raad (5-71, Jurispr. blz. 975).
(2) Artikel 52, lid 1, Handvest.