Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013CA0554

    Zaak C-554/13: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 11 juni 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State — Nederland) — Z. Zh./Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie/I. O. (Prejudiciële verwijzing — Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht — Richtlijn 2008/115/EG — Terugkeer van illegaal verblijvende derdelanders — Artikel 7, lid 4 — Begrip „gevaar voor de openbare orde” — Voorwaarden waaronder de lidstaten kunnen afzien van het toekennen van een termijn voor vrijwillig vertrek of een termijn kunnen toekennen die korter is dan zeven dagen)

    PB C 270 van 17.8.2015, p. 3–3 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    20150731023616742015/C 270/035542013CJC27020150817NL01NLINFO_JUDICIAL201506113311

    Zaak C-554/13: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 11 juni 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State — Nederland) — Z. Zh./Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie/I. O. (Prejudiciële verwijzing — Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht — Richtlijn 2008/115/EG — Terugkeer van illegaal verblijvende derdelanders — Artikel 7, lid 4 — Begrip „gevaar voor de openbare orde” — Voorwaarden waaronder de lidstaten kunnen afzien van het toekennen van een termijn voor vrijwillig vertrek of een termijn kunnen toekennen die korter is dan zeven dagen)

    Top

    C2702015NL310120150611NL00033131

    Arrest van het Hof (Derde kamer) van 11 juni 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State — Nederland) — Z. Zh./Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie/I. O.

    (Zaak C-554/13) ( 1 )

    „(Prejudiciële verwijzing — Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht — Richtlijn 2008/115/EG — Terugkeer van illegaal verblijvende derdelanders — Artikel 7, lid 4 — Begrip „gevaar voor de openbare orde” — Voorwaarden waaronder de lidstaten kunnen afzien van het toekennen van een termijn voor vrijwillig vertrek of een termijn kunnen toekennen die korter is dan zeven dagen)”

    2015/C 270/03Procestaal: Nederlands

    Verwijzende rechter

    Raad van State

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partijen: Z. Zh., Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

    Verwerende partijen: Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, I. O.

    Dictum

    1)

    Artikel 7, lid 4, van richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, moet in die zin worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale praktijk volgens welke een illegaal op het grondgebied van een lidstaat verblijvende derdelander wordt geacht een gevaar voor de openbare orde te vormen in de zin van die bepaling, louter omdat hij wordt verdacht van het plegen van een naar nationaal recht als misdrijf strafbaar gesteld feit of daarvoor strafrechtelijk is veroordeeld.

    2)

    Artikel 7, lid 4, van richtlijn 2008/115 moet in die zin worden uitgelegd dat in het geval van een illegaal op het grondgebied van een lidstaat verblijvende derdelander die wordt verdacht van het plegen van een naar nationaal recht als misdrijf strafbaar gesteld feit of daarvoor strafrechtelijk is veroordeeld, andere gegevens, zoals de aard en de ernst van dat feit, het tijdsverloop sinds dat feit werd gepleegd en de omstandigheid dat die derdelander het grondgebied van die lidstaat aan het verlaten was toen hij door de nationale autoriteiten werd aangehouden, van belang kunnen zijn bij de beoordeling of die derdelander een gevaar voor de openbare orde vormt in de zin van die bepaling. In het kader van die beoordeling is in voorkomend geval tevens elk gegeven relevant dat betrekking heeft op de gegrondheid van de verdenking van het aan de betrokken derdelander verweten misdrijf.

    3)

    Artikel 7, lid 4, van richtlijn 2008/115 moet in die zin worden uitgelegd dat voor gebruikmaking van de bij deze bepaling geboden mogelijkheid om geen termijn voor vrijwillig vertrek toe te kennen wanneer de derdelander een gevaar voor de openbare orde vormt, de gegevens die reeds zijn onderzocht om vast te stellen dat dit gevaar bestaat, niet opnieuw hoeven te worden onderzocht. Elke regeling of praktijk van de lidstaat ter zake moet echter waarborgen dat per geval wordt nagegaan of het niet toekennen van een termijn voor vrijwillig vertrek verenigbaar is met de grondrechten van die derdelander.


    ( 1 ) PB C 9 van 11.1.2014.

    Top