Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012TN0017

    Zaak T-17/12: Beroep ingesteld op 16 januari 2012 — Hagenmeyer en Hahn/Commissie

    PB C 89 van 24.3.2012, p. 26–27 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    24.3.2012   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 89/26


    Beroep ingesteld op 16 januari 2012 — Hagenmeyer en Hahn/Commissie

    (Zaak T-17/12)

    2012/C 89/44

    Procestaal: Duits

    Partijen

    Verzoekende partijen: Moritz Hagenmeyer (Hamburg, Duitsland) en Andreas Hahn (Hannover, Duitsland) (vertegenwoordiger: T. Teufer, advocaat)

    Verwerende partij: Europese Commissie

    Conclusies

    Verzoekers vorderen:

    verordening (EU) nr. 1170/2011 van de Commissie van 16 november 2011 tot weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims voor levensmiddelen die over de ziekterisicobeperking gaan (PB L 299, blz. 1) nietig te verklaren voor zover deze betrekking heeft op de door verzoekers geformuleerde claim „De regelmatige consumptie van aanzienlijke hoeveelheden water kan het risico van de ontwikkeling van dehydratatie en de daarmee gepaard gaande prestatievermindering beperken”;

    verweerster te verwijzen in de kosten van de procedure.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Volgens verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen (1) zijn gezondheidsclaims voor levensmiddelen verboden, tenzij de Commissie daarvoor overeenkomstig die verordening een vergunning heeft verleend, en zij zijn opgenomen in een lijst van toegestane claims.

    Het onderhavige beroep is gericht tegen verordening (EU) nr. 1170/2011 van de Commissie van 16 november 2011 tot weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims voor levensmiddelen die over de ziekterisicobeperking gaan (2), voor zover daarbij afwijzend is beslist op het verzoek om in de lijst van toegestane claims de navolgende claim over de ziekterisicobeperking op te nemen: „De regelmatige consumptie van aanzienlijke hoeveelheden water kan het risico van de ontwikkeling van dehydratatie en de daarmee gepaard gaande prestatievermindering beperken.”

    Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoekers negen middelen aan.

    1)

    Eerste middel: het aangeven van een „risicofactor” is overbodig

    Verzoekers laken allereerst dat verweerster heeft geëist dat voor de vergunningsaanvraag een „risicofactor” wordt aangegeven, ofschoon verordening nr. 1924/2006 geen dergelijke verplichting bevat.

    2)

    Tweede middel: niet-inaanmerkingneming van het feit dat in de vergunningsaanvraag daadwerkelijk een „risicofactor” is aangegeven

    Verder laken verzoekers dat verweerster over het hoofd heeft gezien dat verzoekers in hun voorstellen voor de tekst van de gezondheidsclaim daadwerkelijk een „risicofactor” hebben aangegeven.

    3)

    Derde middel: schending van het evenredigheidsbeginsel

    Verzoekers voeren verder aan dat verordening nr. 1170/2011 in haar geheel in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.

    4)

    Vierde middel: ontbreken van een afdoende rechtsgrondslag

    Volgens verzoekers mist de bestreden verordening bovendien een afdoende rechtsgrondslag, omdat zij is gebaseerd op artikel 17 junctis de artikelen 14, lid 1, sub a, en 10, lid 1, van verordening nr. 1924/2006, die zelf in strijd zijn met het recht van de Unie en in het bijzonder met het evenredigheidsbeginsel.

    5)

    Vijfde middel: ongeoorloofd regelgevingsinstrument

    Ten vijfde stellen verzoekers dat verweerster wezenlijke voorvoorschriften heeft geschonden door een verordening vast te stellen in de plaats van een besluit, zoals in verordening nr. 1924/2006 wordt voorgeschreven.

    6)

    Zesde middel: inbreuk op de bevoegdheidsverdeling

    Verzoekers stellen in dit verband dat verweerster de in verordening nr. 1924/2006 bepaalde bevoegdheidsverdeling tussen verweerster, de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en het Bundesamt für Verbraucherschutz und Lebensmittelsicherheit (Federale dienst voor bescherming van de consument en voor voedselveiligheid) in de procedure niet in acht heeft genomen.

    7)

    Zevende middel: de beslissing is niet binnen de gestelde termijn genomen

    Verder laken verzoekers dat de in verordening nr. 1924/2006 bepaalde dwingende termijnen voor het doorsturen van de vergunningsaanvraag, de opstelling van het wetenschappelijke advies en het geven van een vergunningsbesluit niet in acht zijn genomen.

    8)

    Achtste middel: onvolledige inaanmerkingneming van de toelichtingen

    Verder laken verzoekers dat verweerster wezenlijke vormvoorschriften heeft geschonden door bij haar beslissing over de vergunning een wezenlijk deel van de toelichtingen van verzoekers en van bij de procedure betrokken belanghebbende derden buiten beschouwing te laten.

    9)

    Negende middel: ontoereikende motivering

    Ten slotte laken verzoekers dat verweerster de krachtens artikel 296, tweede alinea, VWEU op haar rustende motiveringsplicht niet naar behoren is nagekomen


    (1)  Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen (PB L 404, blz. 9).

    (2)  Verordening (EU) nr. 1170/2011 van de Commissie van 16 november 2011 tot weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims voor levensmiddelen die over de ziekterisicobeperking gaan (PB L 299, blz. 1).


    Top