Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CN0363

    Zaak C-363/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Equality Tribunal (Ierland) op 30 juli 2012 — Z/A Government Department en the Board of Management of a Community School

    PB C 311 van 13.10.2012, p. 5–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    13.10.2012   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 311/5


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Equality Tribunal (Ierland) op 30 juli 2012 — Z/A Government Department en the Board of Management of a Community School

    (Zaak C-363/12)

    2012/C 311/06

    Procestaal: Engels

    Verwijzende rechter

    het Equality Tribunal

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Z

    Verwerende partijen: A Government Department en the Board of Management of a Community School

    Prejudiciële vragen

    1)

    Gelet op de volgende bepalingen van primair recht van de Europese Unie:

    i)

    artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

    ii)

    de artikelen 8 en 157 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en/of

    iii)

    de artikelen 21, 23, 33 en 34 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie

    Moet richtlijn 2006/54/EG, en inzonderheid de artikelen 4 en 14 ervan, aldus worden uitgelegd dat sprake is van discriminatie op grond van geslacht wanneer aan een vrouw — wier genetisch kind ingevolge een draagmoederschapsovereenkomst is geboren en die verantwoordelijk is voor de zorg voor haar genetisch kind vanaf de geboorte — met moederschaps- en/of adoptieverlof overeenkomend betaald verlof wordt geweigerd?

    2)

    Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, is richtlijn 2006/54/EG (1) verenigbaar met de bovenstaande bepalingen van primair recht van de Europese Unie?

    3)

    Gelet op de volgende bepalingen van primair recht van de Europese Unie:

    i)

    artikel 10 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en/of

    ii)

    de artikelen 21, 26 en 34 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie

    Moet richtlijn 2000/78/EG (2), en inzonderheid de artikelen 3, lid 1, en 5 ervan, aldus worden uitgelegd dat sprake is van discriminatie op grond van handicap wanneer een vrouw — die een handicap heeft waardoor zij niet kan bevallen, wier genetisch kind ingevolge een draagmoederschapsovereenkomst is geboren en die verantwoordelijk is voor de zorg voor haar genetisch kind vanaf de geboorte — met moederschaps- en/of adoptieverlof overeenkomend betaald verlof wordt geweigerd?

    4)

    Indien de derde vraag ontkennend wordt beantwoord, is richtlijn 2000/78/EG verenigbaar met de bovenstaande bepalingen van primair recht van de Europese Unie?

    5)

    Kan een beroep worden gedaan op het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap voor de uitlegging en/of de betwisting van de geldigheid van richtlijn 2000/78/EG?

    6)

    Indien de vijfde vraag bevestigend wordt beantwoord, is richtlijn 2000/78/EG, en inzonderheid de artikelen 3 en 5 ervan, verenigbaar met de artikelen 5, 6, 27, lid 1, sub b, en 28, lid 2, sub b, van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap?


    (1)  Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (herschikking) (PB L 204, blz. 23).

    (2)  Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (PB L 303, blz. 16).


    Top