Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CN0137

    Zaak C-137/12: Beroep ingesteld op 14 maart 2012 — Europese Commissie/Raad van de Europese Unie

    PB C 151 van 26.5.2012, p. 24–24 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    26.5.2012   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 151/24


    Beroep ingesteld op 14 maart 2012 — Europese Commissie/Raad van de Europese Unie

    (Zaak C-137/12)

    2012/C 151/37

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: E. Cujo, I. Rogalski en R. Vidal Puig, gemachtigden)

    Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

    Conclusies

    besluit 2011/853/EU van de Raad van 29 november 2011 betreffende de ondertekening, namens de Unie, van het Europees Verdrag betreffende de rechtsbescherming van diensten gebaseerd op of bestaande uit voorwaardelijke toegang (1) nietig verklaren;

    de Raad van de Europese Unie verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Met haar eerste middel betoogt de Commissie dat artikel 114 VWEU niet de juiste rechtsgrondslag is voor de vaststelling van het bestreden besluit. Volgens verzoekster had het besluit immers moeten worden gebaseerd op artikel 207, lid 4, VWEU, dat de Raad toestaat om internationale akkoorden te sluiten op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek als omschreven in artikel 207, lid 1, VWEU. Het betrokken verdrag betreft niet het „verbeteren van de werking van de interne markt”, daar het hoofddoel ervan erin bestaat om het verrichten van diensten gebaseerd op voorwaardelijke toegang, tussen de Unie en andere Europese landen te „vergemakkelijken” en te „bevorderen”. Dit verdrag heeft rechtstreekse en onmiddellijke gevolgen voor het verrichten van diensten gebaseerd op voorwaardelijke toegang alsmede voor de handel in illegale voorzieningen en voor diensten betreffende die voorzieningen. Bijgevolg valt dat verdrag binnen de werkingssfeer van de gemeenschappelijke handelspolitiek.

    Met haar tweede middel voert verzoekster schending aan van de exclusieve externe bevoegdheid van de Unie (artikelen 2, lid 1, en 3, leden 1 en 2, VWEU) voor zover de Raad van oordeel was dat het sluiten van het verdrag niet tot de exclusieve bevoegdheid van de Unie behoorde hoewel het verdrag onder de gemeenschappelijke handelspolitiek valt of hoe dan ook dat de sluiting van het verdrag afbreuk kan doen aan gemeenschappelijke regels of de strekking ervan kan wijzingen.


    (1)  PB L 336, blz. 1.


    Top