EUR-Lex Euroopan unionin oikeus ulottuvillasi

Takaisin EUR-Lexin etusivulle

Tämä asiakirja on ote EUR-Lex-verkkosivustolta

Asiakirja 62012CJ0228

Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 18 juli 2013.
Vodafone Omnitel NV Fastweb SpA Wind Telecomunicazioni SpA Telecom Italia SpA en Sky Italia srl tegen Autorità per le Garanzie nelle Comunicazioni Presidenza del Consiglio dei Ministri Commissione di Garanzia dell’Attuazione della Legge sullo Sciopero nei Servizi Pubblici Essenziali en Ministero dell’Economia e delle Finanze.
Verzoeken van het Tribunale amministrativo regionale per il Lazio om een prejudiciële beslissing.
Elektronische-communicatienetwerken en -diensten – Richtlijn 2002/20/EG – Artikel 12 – Administratieve bijdragen ten laste van ondernemingen in betrokken sector – Nationale regeling die marktdeelnemers in elektronische communicatie verplicht om bijdrage ter dekking van operationele kosten van nationale regelgevende instanties te betalen.
Gevoegde zaken C‑228/12 tot en met C‑232/12 en C‑254/12 tot en met C‑258/12.

Oikeustapauskokoelma – yleinen

ECLI-tunnus: ECLI:EU:C:2013:495

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer)

18 juli 2013 ( *1 )

„Elektronische-communicatienetwerken en -diensten — Richtlijn 2002/20/EG — Artikel 12 — Administratieve bijdragen ten laste van ondernemingen in betrokken sector — Nationale regeling die marktdeelnemers in elektronische communicatie verplicht om bijdrage ter dekking van operationele kosten van nationale regelgevende instanties te betalen”

In de gevoegde zaken C-228/12 tot en met C-232/12 en C-254/12 tot en met C-258/12,

betreffende verzoeken om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Tribunale amministrativo regionale per il Lazio (Italië) bij beslissingen van 22 februari 2012, ingekomen bij het Hof op 14 mei 2012 (zaken C-228/12–C-232/12) en 24 mei 2012 (zaken C-254/12–C-258/12), in de procedures

Vodafone Omnitel NV (C-228/12, C-231/12 en C-258/12),

Fastweb SpA (C-229/12 en C-232/12),

Wind Telecomunicazioni SpA (C-230/12 en C-254/12),

Telecom Italia SpA (C-255/12 en C-256/12),

Sky Italia srl (C-257/12)

tegen

Autorità per le Garanzie nelle Comunicazioni,

Presidenza del Consiglio dei Ministri (C-228/12–C-232/12, C-255/12 en C-256/12),

Commissione di Garanzia dell’Attuazione della Legge sullo Sciopero nei Servizi Pubblici Essenziali (C-229/12, C-232/12 en C-257/12),

Ministero dell’Economia e delle Finanze (C-230/12)

in tegenwoordigheid van:

Wind Telecomunicazioni SpA (C-228/12, C-229/12, C-232/12 en C-255/12–C-258/12),

Telecom Italia SpA (C-228/12, C-230/12, C-232/12 en C-254/12),

Vodafone Omnitel NV (C-230/12 en C-254/12),

Fastweb SpA (C-230/12, C-254/12 en C-256/12),

Television Broadcasting System SpA (C-257/12),

wijst

HET HOF (Achtste kamer),

samengesteld als volgt: E. Jarašiūnas (rapporteur), kamerpresident, A. Ó Caoimh en C. G. Fernlund, rechters,

advocaat-generaal: N. Jääskinen,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

Vodafone Omnitel NV, vertegenwoordigd door M. Libertini en V. Cerulli Irelli, avvocati,

Fastweb SpA, vertegenwoordigd door G. Nava, F. Pacciani en V. Mosca, avvocati,

Wind Telecomunicazioni SpA, vertegenwoordigd door G. M. Roberti, S. Fiorucci, B. Caravita Di Torito, I. Perego en M. Serpone, avvocati,

Telecom Italia SpA, vertegenwoordigd door F. S. Cantella, F. Cardarelli en F. Lattanzi, avvocati,

Sky Italia srl, vertegenwoordigd door O. Grandinetti en R. Mastroianni, avvocati,

de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door G. Palmieri als gemachtigde, bijgestaan door A. De Stefano, avvocato dello Stato,

de Belgische regering, vertegenwoordigd door J.-C. Halleux en T. Materne als gemachtigden,

de Nederlandse regering, vertegenwoordigd door M. Bulterman en C. Wissels als gemachtigden,

de Portugese regering, vertegenwoordigd door L. Inez Fernandes als gemachtigde, bijgestaan door S. Gonçalves do Cabo, advogado,

de Europese Commissie, vertegenwoordigd door E. Montaguti en L. Nicolae als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1

De verzoeken om een prejudiciële beslissing betreffen de uitlegging van artikel 12 van richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Machtigingsrichtlijn) (PB L 108, blz. 21).

2

Deze verzoeken zijn ingediend in het kader van tien gedingen tussen enerzijds Vodafone Omnitel NV, Fastweb SpA (hierna: „Fastweb”), Wind Telecomunicazioni SpA, Telecom Italia SpA en Sky Italia srl en anderzijds de Autorità per le Garanzie nelle Comunicazioni (toezichthouder voor communicatie; hierna: „AGCOM”), de Presidenza del Consiglio dei Ministri (voorzitter van de Raad van ministers), de Commissione di Garanzia dell’Attuazione della Legge sullo Sciopero nei Servizi Pubblici Essenziali (commissie ter verzekering van de tenuitvoerlegging van de wet inzake stakingen bij de essentiële openbare diensten) en het Ministero dell’Economia e delle Finanze (ministerie van Economische Zaken en Financiën) over de nietigverklaring van beschikkingen waarbij een bijdrage is opgelegd aan marktdeelnemers die elektronische-communicatiediensten of -netwerken aanbieden, ter dekking van alle kosten van de nationale regelgevende instantie (hierna: „NRI”) die niet ten laste van de begroting van de lidstaat komen.

Toepasselijke bepalingen

Unierecht

3

Punt 30 van de considerans van de machtigingsrichtlijn luidt als volgt:

„Aanbieders van elektronische-communicatiediensten kunnen worden verplicht tot betaling van een administratieve bijdrage ter financiering van de werkzaamheden van de [NRI] bij het beheer van het machtigingssysteem en het verlenen van gebruiksrechten. Dergelijke bijdragen mogen het bedrag van de feitelijke administratieve kosten van die werkzaamheden niet overschrijden. Hiertoe dient te worden gezorgd voor transparantie ter zake van de inkomsten en de uitgaven van de [NRI’s], door middel van een jaarlijkse rapportage over het totale bedrag aan ontvangen bijdragen en de totale administratiekosten. Dit stelt ondernemingen in staat te controleren of de administratiekosten en de bijdragen met elkaar in overeenstemming zijn.”

4

Artikel 12 van deze richtlijn, „Administratieve bijdragen”, is als volgt verwoord:

„1.   Administratieve bijdragen die worden opgelegd aan ondernemingen die een dienst of een netwerk aanbieden in het kader van de algemene machtiging of waaraan een gebruiksrecht is verleend:

a)

dienen uitsluitend ter dekking van de administratiekosten die voortvloeien uit het beheer, de controle van en het toezicht op de naleving van het algemene machtigingssysteem, van de gebruiksrechten en van de specifieke verplichtingen van artikel 6, lid 2, die ook de kosten kunnen omvatten voor internationale samenwerking, harmonisatie en normering, marktanalyse, controle op de naleving en ander markttoezicht, alsmede regelgevende werkzaamheden in het kader van de opstelling en handhaving van afgeleide wetgeving en administratieve besluiten, zoals besluiten betreffende toegang en interconnectie; en

b)

worden opgelegd aan individuele ondernemingen volgens een objectieve, transparante en evenredige verdeling, die de extra administratiekosten en daarmee samenhangende bijdragen tot een minimum beperkt.

2.   Wanneer de [NRI’s] administratieve bijdragen heffen, publiceren zij een jaarlijks overzicht van hun administratieve kosten en het totale bedrag van de geïnde bijdragen. In het licht van het verschil tussen het totale bedrag aan vergoedingen en het totale bedrag aan administratieve kosten, vinden de nodige aanpassingen plaats.”

Italiaans recht

5

Artikel 2, lid 38, van legge n. 481 – Norme per la concorrenza e la regolazione dei servizi di pubblica utilità – Istituzione delle Autorità di regolazione dei servizi di pubblica utilità van 14 november 1995 (wet nr. 481 houdende voorschriften voor de mededinging tussen en het toezicht op diensten van openbaar nut en tot oprichting van instanties die toezicht houden op diensten van openbaar nut, GURI nr. 270 van 18 november 1995) bepaalde dat de onafhankelijke instanties ten dele werden gefinancierd uit een bedrag onder een specifieke post in de staatsbegroting en voor het overige deel uit een bijdrage die niet meer mocht belopen dan een duizendste van de inkomsten in het laatste boekjaar, betaald door de marktdeelnemers die een dergelijke dienst leveren. Het bedrag van deze bijdrage en de wijze waarop zij moest worden betaald, werden bij daartoe jaarlijks vastgestelde ministeriële besluiten geregeld.

6

In artikel 6, lid 2, van legge n. 249 – Istituzione dell’Autorità per le garanzie nelle comunicazioni e norme sui sistemi delle telecomunicazioni e radiotelevisivo van 31 juli 1997 (wet nr. 249 tot oprichting van de toezichthoudende instantie voor communicatie en houdende voorschriften voor telecommunicatie- en radio- en televisiesystemen, GURI nr. 177 van 31 juli 1997) is er uitdrukkelijk aan herinnerd dat reeds in een bijdragestelsel was voorzien voor de andere toezichthouders. Hierin is ook de mogelijkheid opgenomen dat instrument te gebruiken om, indien nodig en volgens criteria die rekening houden met de kosten van de werkzaamheden, een vergoeding in te voeren voor de diensten die AGCOM krachtens de wet verricht, daaronder begrepen het houden van de registers van marktdeelnemers.

7

Bij decreto legislativo n. 259 – Codice delle comunicazioni elettroniche van 1 augustus 2003 (wetsbesluit nr. 259 – code voor elektronische communicatie, GURI nr. 214 van 15 september 2003) is AGCOM aangewezen als NRI.

8

Artikel 12, lid 1, van de machtigingsrichtlijn is in Italiaans recht omgezet bij artikel 34, lid 1, van genoemde code voor elektronische communicatie, in de volgende bewoordingen:

„Naast de in artikel 35 bedoelde bijdragen kunnen aan ondernemingen die netwerken of diensten aanbieden in het kader van de algemene machtiging of waaraan een gebruiksrecht is verleend administratieve bijdragen worden opgelegd, uitsluitend ter dekking van de administratiekosten die voortvloeien uit het beheer en de controle van en het toezicht op de naleving van het algemene machtigingssysteem, van de gebruiksrechten en van de specifieke verplichtingen van artikel 28, lid 2, die ook de kosten kunnen omvatten voor internationale samenwerking, harmonisatie en normering, marktanalyse, controle op de naleving en ander markttoezicht, alsook de kosten in verband met regelgevende werkzaamheden in het kader van de opstelling en handhaving van afgeleide wetgeving en administratieve besluiten, zoals besluiten betreffende toegang en interconnectie. De administratieve bijdragen worden opgelegd aan individuele ondernemingen volgens een objectieve, transparante en evenredige verdeling, die de extra administratiekosten en daarmee samenhangende bijdragen tot een minimum beperkt.”

9

In het Italiaanse recht wordt een onderscheid gemaakt tussen de administratieve bijdragen voor de uitoefening van besluitvormingstaken, die vallen onder de bevoegdheid van het ministero per lo Sviluppo Economico (ministerie voor Economische Ontwikkeling), en de bijdrage ten laste van de marktdeelnemers ter dekking van de regelgevende werkzaamheden binnen het stelsel van de algemene machtigingen, die volledig door AGCOM worden verricht.

10

De regeling van een bijdrage ten gunste van de onafhankelijke instanties (waaronder AGCOM) is gewijzigd bij legge n. 266 – Disposizioni per la formazione del bilancio annuale e pluriennale dello Stato (legge finanziaria 2006) van 23 december 2005 [wet nr. 266 – Voorschriften voor de inrichting van de jaarlijkse en meerjaarlijkse staatsbegroting (financiële wet 2006), GURI nr. 302 van 29 december 2005; hierna: „wet nr. 266/2005”].

11

Artikel 1, lid 65, van wet nr. 266/2005 bepaalt het volgende:

„Met ingang van 2007 worden de operationele kosten [...] van [AGCOM] voor het deel dat niet ten laste van de staatsbegroting komt gefinancierd door de betrokken markt, op de wijze voorzien in de geldende regelgeving en ten belope van bedragen waartoe elk van de instanties met inachtneming van de wettelijke maxima beslist. De bijdragen worden rechtstreeks aan de instanties betaald.”

12

Artikel 1, lid 66, van wet nr. 266/2005 voorziet in het volgende:

„Bij de eerste toepassing, voor het jaar 2006, wordt de hoogte van de bijdrage ten laste van de marktdeelnemers in de communicatiesector [...] vastgesteld op 1,5 ‰ van de omzet zoals vermeld in de laatste goedgekeurde jaarrekening vóór inwerkingtreding van deze wet. Voor de daaropvolgende jaren kan [AGCOM] overeenkomstig lid 65 de hoogte en de wijze van voldoening wijzigen, met een maximum van 2 ‰ van de omzet zoals vermeld in de jaarrekening die is goedgekeurd vóór vaststelling van het besluit.”

13

De hoogte en de wijze van voldoening van de bijdrage in artikel 1, lid 66, van wet nr. 266/2005 zijn elk jaar door AGCOM vastgesteld bij de volgende besluiten: besluit nr. 110/06/CONS voor het jaar 2006, besluit nr. 696/06/CONS voor het jaar 2007, besluit nr. 604/07/CONS voor het jaar 2008, besluit nr. 693/08/CONS voor het jaar 2009, besluit nr. 722/09/CONS voor het jaar 2010, besluit nr. 599/10/CONS voor het jaar 2011 en besluit nr. 650/11/CONS voor het jaar 2012.

14

De ter zake geldende regelgeving is aangevuld met artikel 2, lid 241, van legge n. 191 – Disposizioni per la formazione del bilancio annuale e pluriennale dello Stato (legge finanziaria 2010) van 23 december 2009 [wet nr. 191 – Voorschriften voor de inrichting van de jaarlijkse en meerjaarlijkse staatsbegroting (financiële wet 2010), GURI nr. 302 van 30 december 2009]. Dit artikel voorziet erin dat een deel van de door AGCOM geïnde bedragen wordt doorgegeven aan andere nationale onafhankelijke bestuurlijke instanties.

Hoofdgedingen en prejudiciële vraag

15

Sinds 1996 zijn marktdeelnemers die in Italië een dienst van openbaar nut leveren een bijdrage verschuldigd in de operationele kosten van de instanties die toezicht houden op deze diensten. De marktdeelnemers die elektronische-communicatiediensten of een elektronische-communicatienetwerk aanbieden, zijn ook aan deze regelgeving onderworpen.

16

De verplichting voor de marktdeelnemers in de elektronische-communicatiesector om bij te dragen in de operationele kosten van de regelgevende instanties op het gebied van diensten van openbaar nut is ingevoerd bij wet nr. 481/1995 van 14 november 1995. Na wijziging van deze wet, met ingang van 2007, worden de operationele kosten van toezichthoudende instanties als AGCOM, die niet ten laste van de staatsbegroting komen, gedekt door de marktdeelnemers in de sector die onder de bevoegdheid van die instanties vallen. De hoogte van deze bijdrage wordt bij besluit van de betrokken instantie vastgesteld, binnen een wettelijk maximum van 2 ‰ van de omzet van genoemde marktdeelnemers. De bijdrage wordt rechtstreeks aan AGCOM betaald.

17

In dat kader is AGCOM gemachtigd om de hoogte en de wijze van voldoening van de bijdrage vast te stellen in regelgeving die ter goedkeuring aan de voorzitter van de Raad van ministers moet worden voorgelegd.

18

Nadien zijn nog andere voorschriften vastgesteld bij wet nr. 191 van 23 december 2009 houdende voorschriften voor de inrichting van de jaarlijkse en meerjaarlijkse staatsbegroting (financiële wet 2010). Daarbij is in de eerste plaats het deel van de financiering van de operationele kosten van AGCOM dat ten laste van de Staat komt nog verkleind en is in de tweede plaats een regeling opgenomen voor de overdracht, tot 2012, van de financiering van bepaalde nationale instanties, waaronder AGCOM, aan andere nationale instanties.

19

In die context heeft AGCOM bij de marktdeelnemers die elektronische-communicatiediensten of een elektronische-communicatienetwerk aanbieden onderzoek verricht naar de naleving van de bij wet nr. 266/2005 voorziene bijdrageplicht.

20

Na afronding van dit onderzoek heeft AGCOM aan respectievelijk Vodafone Omnitel NV, Fastweb, Wind Telecomunicazioni SpA, Telecom Italia SpA en Sky Italia srl een beschikking toegezonden waarin elk van deze vennootschappen ervan in kennis is gesteld dat zij voor de jaren 2006 tot 2010 een deel van de bijdragen ter dekking van de operationele kosten niet hadden voldaan en waarin zij zijn aangemaand om de uitstaande bedragen binnen 30 dagen te betalen. Deze marktdeelnemers hebben vervolgens beroep tot nietigverklaring van deze beschikkingen ingesteld bij de verwijzende rechterlijke instantie. Volgens de verwijzingsbeslissingen betwisten de verzoeksters in de hoofdgedingen de gevorderde bedragen. Zij voeren daartoe aan dat de bijdrage ook ziet op posten die niet direct verband houden met de operationele uitgaven voor de werkzaamheden die deze instantie verricht om de markt ex ante te reguleren, in de vorm van het verlenen van machtigingen.

21

In de verwijzingsbeslissingen wijst het Tribunale amministrativo regionale per il Lazio in het kader van een analyse van artikel 12 van de machtigingsrichtlijn en punt 13 van de considerans van richtlijn 2009/140/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 tot wijziging van richtlijn 2002/21/EG inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten, richtlijn 2002/19/EG inzake de toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten, en richtlijn 2002/20/EG (PB L 337, blz. 37), erop dat de nationale regeling die in de bij hem aanhangige beroepen in geding is, erin voorziet dat met behulp van de bijdragen van particuliere marktdeelnemers in de gereguleerde sector alle kosten van AGCOM worden gedekt die niet door de Staat worden gedragen, aan de hand van een mechanisme dat gekoppeld is aan de verkopen en verrichtingen van deze marktdeelnemers, waardoor de aan elk van hen gevraagde bijdrage kan worden afgestemd op hun financiële draagkracht. Volgens deze rechterlijke instantie valt evenwel uit het Unierecht af te leiden dat de administratieve bijdragen die de marktdeelnemers worden opgelegd enkel gerechtvaardigd zijn voor zover zij dienen ter dekking van de feitelijk door de NRI’s gemaakte kosten, doch niet voor alle soorten activiteiten maar slechts de ex ante regulering van de markt in de vorm van het verlenen van machtigingen. Het komt de verwijzende rechterlijke instantie dus voor dat de door AGCOM geïnde bijdragen zouden moeten worden beperkt tot de kosten die met die regulering samenhangen.

22

In deze omstandigheden heeft het Tribunale amministrativo regionale per il Lazio besloten de behandeling van de zaken te schorsen en de volgende prejudiciële vraag te stellen, die identiek is geformuleerd in de zaken C-228/12–C-232/12 en C-254/12–C-258/12:

„Moeten de betrokken bepalingen van gemeenschapsrecht in deze sector, inzonderheid de bepalingen van [de machtigings]richtlijn [...], aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan de in deze beslissing genoemde nationale bepalingen, met name wet [nr. 266/2005], mede gelet op de concrete toepassing ervan door de toezichthoudende autoriteit?”

23

Bij beschikking van de president van het Hof van 15 juni 2012 zijn de zaken C-228/12–C-232/12 en C-254/12–C-258/12 gevoegd voor de schriftelijke en de mondelinge behandeling en het arrest.

Verzoek om heropening van de mondelinge behandeling

24

Bij brief, neergelegd ter griffie van het Hof op 8 maart 2013, heeft Fastweb verzocht om heropening van de mondelinge behandeling. Zij stelt in dat verband dat zich een nieuw feit heeft voorgedaan dat van beslissende invloed kan zijn voor de beslissing van het Hof. Deze partij heeft aangegeven dat AGCOM op 29 november 2012, na sluiting van de schriftelijke behandeling van de onderhavige zaken, een mededeling aan de Italiaanse regering heeft bekendgemaakt waarin zij de regering verzoekt om de nationale regeling van het financieringsstelsel van AGCOM niet te verlengen, omdat deze onverenigbaar zou zijn met het Unierecht.

25

Op rapport van de rechter-rapporteur heeft het Hof, de advocaat-generaal gehoord, overeenkomstig artikel 76, lid 2, van zijn Reglement voor de procesvoering beslist geen pleitzitting te houden, omdat het zich na lezing van de opmerkingen die tijdens de schriftelijke behandeling zijn neergelegd, voldoende ingelicht achtte om in de onderhavige zaken uitspraak te doen.

26

Daarnaast moet eraan worden herinnerd dat het Hof krachtens artikel 83 van datzelfde Reglement in elke stand van het geding, de advocaat-generaal gehoord, de opening of de heropening van de mondelinge behandeling kan gelasten, met name wanneer het zich onvoldoende voorgelicht acht of wanneer een partij na afsluiting van deze behandeling een nieuw feit aanbrengt dat van beslissende invloed kan zijn voor de beslissing van het Hof.

27

In de onderhavige zaak is het Hof van oordeel, de advocaat-generaal gehoord, dat het over alle noodzakelijke gegevens beschikt om op de vraag van de verwijzende rechterlijke instantie te antwoorden en dat het door Fastweb vermelde nieuwe feit niet van beslissende invloed kan zijn op de prejudiciële beslissing van het Hof.

28

In die omstandigheden is er geen reden toe het verzoek van Fastweb om heropening van de mondelinge behandeling in te willigen.

Beantwoording van de prejudiciële vraag

Ontvankelijkheid

29

De Italiaanse regering uit twijfels over de ontvankelijkheid van de verzoeken om een prejudiciële beslissing. Zij merkt in dat verband op dat het feitelijke kader en de op de hoofdgedingen toepasselijke Italiaanse regelgeving ontoereikend zijn uiteengezet in de verwijzingsbeslissingen.

30

Volgens vaste rechtspraak van het Hof is het wegens het vereiste om tot een voor de nationale rechter nuttige uitlegging van het Unierecht te komen, noodzakelijk dat deze rechter een omschrijving geeft van het feitelijke en juridische kader waarin zijn vragen moeten worden geplaatst, of althans de feiten uiteenzet waarop die vragen zijn gebaseerd (arresten van 17 februari 2005, Viacom Outdoor, C-134/03, Jurispr. blz. I-1167, punt 22; 14 december 2006, Confederación Española de Empresarios de Estaciones de Servicio, C-217/05, Jurispr. blz. I-11987, punt 26, en 17 juli 2008, Raccanelli, C-94/07, Jurispr. blz. I-5939, punt 24).

31

De in verwijzingsbeslissingen verstrekte gegevens moeten niet alleen het Hof in staat stellen om een bruikbaar antwoord te geven, zij moeten ook de regeringen van de lidstaten en de andere belanghebbende partijen de mogelijkheid bieden om overeenkomstig artikel 23 van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie opmerkingen te maken (beschikking van 2 maart 1999, Colonia Versicherung e.a., C-422/98, Jurispr. blz. I-1279, punt 5; arrest van 8 november 2007, Schwibbert, C-20/05, Jurispr. blz. I-9447, punt 21, en arrest Raccanelli, reeds aangehaald, punt 25).

32

In casu hebben de uiteenzetting van de aan de hoofdgedingen ten grondslag liggende feiten, ook al is die beknopt, en de omschrijving van het toepasselijke nationale recht in de verwijzingsbeslissingen partijen in de hoofdgedingen en de regeringen van de lidstaten in staat gesteld om over de gestelde vraag opmerkingen te maken, zoals blijkt uit de bij het Hof ingediende schriftelijke opmerkingen door genoemde partijen in de hoofdgedingen en de Italiaanse, de Belgische, de Nederlandse en de Portugese regering en de Europese Commissie. Gezien bedoelde beslissingen beschikt het Hof over voldoende gegevens over de feiten en het recht om het betrokken Unierecht uit te leggen en een bruikbaar antwoord te geven op de gestelde vraag.

33

In die omstandigheden moeten de verzoeken om een prejudiciële beslissing ontvankelijk worden geacht.

Ten gronde

34

Met zijn vraag wenst de verwijzende rechterlijke instantie in wezen te vernemen of het Unierecht aldus moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een regeling van een lidstaat als die in de hoofdgedingen, krachtens welke ondernemingen die een elektronische-communicatiedienst of -netwerk aanbieden een bijdrage zijn verschuldigd ter dekking van alle kosten van de NRI die niet door de staat worden gedragen, waarvan het bedrag afhangt van de inkomsten van deze ondernemingen.

35

In dat verband moet eraan worden herinnerd dat de machtigingsrichtlijn niet alleen voorschriften bevat met betrekking tot de procedures voor de verlening van algemene machtigingen of de toekenning van gebruiksrechten voor radiofrequenties of nummers, en de inhoud daarvan, maar ook voorschriften met betrekking tot de aard, en zelfs de omvang, van de financiële lasten die de lidstaten in verband met genoemde procedures kunnen verlangen van ondernemingen in de sector van de elektronische-communicatiediensten (zie naar analogie arresten van 18 september 2003, Albacom en Infostrada, C-292/01 en C-293/01, Jurispr. blz. I-9449, punten 35 en 36; 21 juli 2011, Telefónica de España, C-284/10, Jurispr. blz. I-6991, punt 18, en 27 juni 2013, Vodafone Malta en Mobisle Communications, C-71/12, punt 20).

36

Het bij de machtigingsrichtlijn ingestelde rechtskader dat de vrijheid om elektronische-communicatiediensten en -netwerken aan te bieden verzekert, zou geen nuttig effect hebben indien de lidstaten de fiscale lasten die de ondernemingen in de sector moeten dragen, vrij mochten bepalen (zie naar analogie reeds aangehaalde arresten Albacom en Infostrada, punt 38, en Telefónica de España, punt 19).

37

De administratieve bijdragen die ter financiering van de werkzaamheden van de NRI op het gebied van het beheer van het machtigingenstelsel en de toekenning van gebruiksrechten worden opgelegd aan de ondernemingen die een dienst of netwerk aanbieden, worden geregeld in artikel 12 van de machtigingsrichtlijn, dat door richtlijn 2009/140, die door verwijzende rechterlijke instantie wordt genoemd, niet is gewijzigd.

38

Uit de bewoordingen van artikel 12, lid 1, sub a, van de machtigingsrichtlijn blijkt dat de lidstaten aan ondernemingen die een dienst of een netwerk aanbieden in het kader van de algemene machtiging of waaraan een gebruiksrecht voor radiofrequenties of nummers is verleend, slechts administratieve bijdragen mogen opleggen ter dekking van de administratiekosten die voortvloeien uit het beheer en de controle van en het toezicht op de naleving van het algemene machtigingssysteem, van de gebruiksrechten en van de specifieke verplichtingen van artikel 6, lid 2, van die richtlijn, die ook de kosten kunnen omvatten voor internationale samenwerking, harmonisatie en normering, marktanalyse, controle en ander markttoezicht, alsmede regelgevende werkzaamheden in het kader van de opstelling en handhaving van afgeleide wetgeving en administratieve besluiten, zoals besluiten betreffende toegang en interconnectie.

39

Dergelijke bijdragen mogen uitsluitend de kosten van de in het vorige punt genoemde werkzaamheden omvatten, zodat daaronder geen uitgaven voor andere taken kunnen zijn begrepen (zie naar analogie arrest van 19 september 2006, i-21 Germany en Arcor, C-392/04 en C-422/04, Jurispr. blz. I-8559, punten 29, 32, 34 en 35, en arrest Telefónica de España, reeds aangehaald, punt 23).

40

Zoals de verwijzende rechterlijke instantie opmerkt, zijn de krachtens artikel 12 van de machtigingsrichtlijn opgelegde bijdragen dus niet bedoeld om alle soorten administratiekosten van de NRI te dekken.

41

Bovendien voorziet de machtigingsrichtlijn er niet in hoe het bedrag moet worden bepaald van de administratieve bijdragen die krachtens artikel 12 van die richtlijn mogen worden opgelegd of hoe die bijdragen moeten worden geïnd. Uit artikel 12, lid 2, van bedoelde richtlijn, gelezen in samenhang met punt 30 van de considerans ervan, volgt echter dat genoemde bijdragen de kosten moeten dekken die feitelijk met de in punt 38 van dit arrest genoemde werkzaamheden samenhangen en dat zij met die kosten in overeenstemming moeten zijn. Het totaal van de inkomsten van de lidstaten uit de betrokken bijdrage kan dus niet méér bedragen dan het totaal van de kosten die met die werkzaamheden samenhangen (zie naar analogie arrest Telefónica de España, reeds aangehaald, punt 27). Daarnaast bepaalt artikel 12, lid 1, sub b, van de machtigingsrichtlijn dat de lidstaten genoemde administratieve bijdragen volgens een objectieve, transparante en evenredige verdeling aan de ondernemingen moeten opleggen.

42

Uit het voorgaande volgt dat het de lidstaten vrij staat om aan de ondernemingen die een elektronische-communicatiedienst of -netwerk aanbieden een bijdrage op te leggen ter financiering van de werkzaamheden van de NRI, mits die bijdrage uitsluitend bestemd is om de kosten te dekken van de werkzaamheden die in artikel 12, lid 1, sub a, van de machtigingsrichtlijn zijn genoemd, mits het totaal van de inkomsten uit die bijdrage niet méér bedraagt dan het totaal van de kosten die met deze werkzaamheden samenhangen en mits deze bijdrage objectief, transparant en evenredig over de ondernemingen wordt verdeeld. Het staat aan de nationale rechter om na te gaan of dit het geval is.

43

Gelet op een en ander moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat artikel 12 van de machtigingsrichtlijn aldus moet worden uitgelegd dat dit zich niet verzet tegen een regeling van een lidstaat als die in de hoofdgedingen, krachtens welke ondernemingen die een elektronische-communicatiedienst of -netwerk aanbieden een bijdrage zijn verschuldigd ter dekking van alle kosten van de NRI die niet door de staat worden gedragen, waarvan het bedrag afhangt van de inkomsten van deze ondernemingen, mits die bijdrage uitsluitend bestemd is om de kosten te dekken van de werkzaamheden die in lid 1, sub a, van die bepaling zijn genoemd, mits het totaal van de inkomsten uit die bijdrage niet méér bedraagt dan het totaal van de kosten die met deze werkzaamheden samenhangen en mits deze bijdrage objectief, transparant en evenredig over de ondernemingen wordt verdeeld. Het staat aan de nationale rechter om na te gaan of dit het geval is.

Kosten

44

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof (Achtste kamer) verklaart voor recht:

 

Artikel 12 van richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Machtigingsrichtlijn), moet aldus worden uitgelegd dat dit zich niet verzet tegen een regeling van een lidstaat als die in de hoofdgedingen, krachtens welke ondernemingen die een elektronische-communicatiedienst of -netwerk aanbieden een bijdrage zijn verschuldigd ter dekking van alle kosten van de nationale regelgevende instantie die niet door de staat worden gedragen, waarvan het bedrag afhangt van de inkomsten van deze ondernemingen, mits die bijdrage uitsluitend bestemd is om de kosten te dekken van de werkzaamheden die in lid 1, sub a, van die bepaling zijn genoemd, mits het totaal van de inkomsten uit die bijdrage niet méér bedraagt dan het totaal van de kosten die met deze werkzaamheden samenhangen en mits deze bijdrage objectief, transparant en evenredig over de ondernemingen wordt verdeeld. Het staat aan de nationale rechter om na te gaan of dit het geval is.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Italiaans.

Alkuun