Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CJ0036

    Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 22 mei 2014.
    Armando Álvarez SA tegen Europese Commissie.
    Hogere voorziening – Mededinging – Mededingingsregelingen – Markt voor industriële zakken uit kunststof – Toerekenbaarheid aan de moedermaatschappij van de door de dochteronderneming gepleegde inbreuk – Motiveringsplicht.
    Zaak C‑36/12 P.

    Court reports – general

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:2014:349

    ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer)

    22 mei 2014 ( *1 )

    „Hogere voorziening — Mededinging — Mededingingsregelingen — Markt voor industriële kunststofzakken — Toerekenbaarheid aan moedermaatschappij van door dochteronderneming gepleegde inbreuk — Motiveringsplicht”

    In zaak C‑36/12 P,

    betreffende een hogere voorziening krachtens artikel 56 van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie, ingesteld op 24 januari 2012,

    Armando Álvarez SA, gevestigd te Madrid (Spanje), vertegenwoordigd door M. Troncoso Ferrer, E. Garayar Gutiérrez en C. Ruixo Claramunt, abogados,

    rekwirante,

    andere partij in de procedure:

    Europese Commissie, vertegenwoordigd door F. Castilla Contreras en F. Castillo de la Torre als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

    verweerster in eerste aanleg,

    wijst

    HET HOF (Zesde kamer),

    samengesteld als volgt: A. Borg Barthet, kamerpresident, E. Levits, en M. Berger (rapporteur), rechters,

    advocaat-generaal: E. Sharpston,

    griffier: L. Carrasco Marco, administrateur,

    gezien de stukken en na de terechtzitting op 15 januari 2014,

    gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

    het navolgende

    Arrest

    1

    Met haar hogere voorziening verzoekt Armando Álvarez SA om vernietiging van het arrest van het Gerecht van de Europese Unie Álvarez/Commissie (T‑78/06, EU:T:2011:673; hierna: „bestreden arrest”), houdende verwerping van haar beroep tot gedeeltelijke nietigverklaring van beschikking C(2005) 4634 definitief van de Commissie van 30 november 2005 inzake een procedure op grond van artikel [81 EG] (zaak COMP/F/38.354 – Industriële zakken) (hierna: „litigieuze beschikking”), alsook om nietigverklaring of, subsidiair, verlaging van de haar bij deze beschikking opgelegde geldboete.

    Voorgeschiedenis van het geding en litigieuze beschikking

    2

    Rekwirante is een naamloze vennootschap naar Spaans recht die verschillende industriële activiteiten heeft ontplooid op de markten voor de productie van metalen kannen, industrieel schrijnwerk en de verkoop van hout. Zij heeft meerdere dochterondernemingen, waaronder in het verleden ook Plásticos Españoles SA (ASPLA) (hierna: „ASPLA”), waarvan zij in 2002 98,6 % van het kapitaal in handen had.

    3

    In november 2001 heeft British Polythene Industries plc de Commissie van de Europese Gemeenschappen in kennis gesteld van het bestaan van een mededingingsregeling op de markt voor industriële zakken (hierna: „mededingingsregeling”).

    4

    Na in juni 2002 verificaties te hebben verricht, heeft de Commissie op 29 april 2004 de administratieve procedure ingeleid en een mededeling van punten van bezwaar jegens meerdere ondernemingen vastgesteld, waaronder met name ASPLA en rekwirante.

    5

    Op 30 november 2005 heeft de Commissie de litigieuze beschikking vastgesteld. Artikel 1, lid 1, sub j, daarvan bepaalt dat ASPLA en rekwirante inbreuk hebben gemaakt op artikel 81 EG door tussen 8 maart 1991 en 26 juni 2002 deel te nemen aan een reeks overeenkomsten en onderling afgestemde gedragingen op de markt voor industriële kunststofzakken in België, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Luxemburg en Nederland, die betrekking hadden op de vaststelling van prijzen, het opstellen van gemeenschappelijke prijsberekeningsschema’s, de verdeling van markten en de toewijzing van verkoopquota, de toewijzing van afnemers, zaken en orders, de indiening van onderling afgestemde offertes in het kader van bepaalde offerteaanvragen en de uitwisseling van geïndividualiseerde informatie.

    6

    Om die reden heeft de Commissie in artikel 2, eerste alinea, sub h, van de litigieuze beschikking aan ASPLA en aan rekwirante een geldboete van 42 miljoen EUR opgelegd, die deze twee ondernemingen gezamenlijk en hoofdelijk moeten betalen.

    Bestreden arrest

    7

    Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 24 februari 2006, heeft rekwirante beroep ingesteld tegen de litigieuze beschikking. Zij heeft in wezen verzocht om nietigverklaring van deze beschikking voor zover zij op haar betrekking had of, subsidiair, om verlaging van de haar door de Commissie opgelegde geldboete.

    8

    Ter ondersteuning van haar beroep voert rekwirante één middel aan, dat is gebaseerd op een onjuiste beoordeling van de feiten en op schending van het vermoeden van onschuld en van het beginsel van eerbiediging van het recht van verdediging.

    9

    Het Gerecht heeft het beroep in zijn geheel verworpen.

    Conclusies van partijen en procesverloop voor het Hof

    10

    Rekwirante verzoekt het Hof:

    het bestreden arrest te vernietigen en de litigieuze beschikking nietig te verklaren, en

    de Commissie te verwijzen in de kosten.

    11

    De Commissie verzoekt het Hof:

    de hogere voorziening af te wijzen, en

    rekwirante te verwijzen in de kosten.

    12

    Bij beslissing van de president van de Zesde kamer van het Hof van 15 mei 2013 is de behandeling van de onderhavige hogere voorziening geschorst tot de afloop van de procedure in de zaken die hebben geleid tot de arresten Gascogne Sack Deutschland/Commissie (C‑40/12 P, EU:C:2013:768), Kendrion/Commissie (C‑50/12 P, EU:C:2013:771) en Groupe Gascogne/Commissie (C‑58/12 P, EU:C:2013:770). De behandeling van de zaak is hervat na de uitspraak van deze arresten op 26 november 2013.

    Hogere voorziening

    Primair voorgedragen middel

    Argumenten van partijen

    13

    Rekwirante betoogt dat het Gerecht haar in het bestreden arrest de aansprakelijkheid voor de vastgestelde inbreuk heeft toegerekend op twee gronden die niet in de litigieuze beschikking zijn vermeld. Ten eerste heeft het Gerecht in de punten 38 en 39 van het bestreden arrest geoordeeld dat het door de Commissie overgelegde bewijsmateriaal rekwirantes rechtstreekse deelname aan de mededingingsregeling aantoonde, wat niet uit de tekst van de litigieuze beschikking blijkt. Ten tweede heeft het Gerecht in punt 35 van dit arrest verwezen naar het vermoeden dat rekwirante, als moedermaatschappij met volledige zeggenschap over haar dochteronderneming ASPLA, een beslissende invloed heeft uitgeoefend op het gedrag van deze laatste, terwijl de Commissie zich in de litigieuze beschikking niet op dit vermoeden heeft gebaseerd.

    14

    Door deze twee gronden onterecht in aanmerking te hebben genomen, heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en rekwirantes rechten van verdediging geschonden aangezien zij niet de gelegenheid heeft gehad om zich te verdedigen tegen verwijten die niet in de litigieuze beschikking vervat waren.

    15

    Volgens de Commissie is dit middel ongegrond. Rekwirantes aansprakelijkheid wordt in de litigieuze beschikking duidelijk gebaseerd op het vermoeden dat zij als moedermaatschappij een beslissende invloed op het gedrag van haar dochteronderneming heeft uitgeoefend. Deze beschikking verstrekt louter aanvullend aanwijzingen van het feit dat rekwirante deze beslissende invloed ook daadwerkelijk heeft uitgeoefend.

    Beoordeling door het Hof

    16

    Dienaangaande moet worden opgemerkt dat de Commissie in casu in punt 580 van de litigieuze beschikking uitdrukkelijk heeft verwezen naar het vermoeden dat de moedermaatschappij een beslissende invloed heeft uitgeoefend op haar volle dochteronderneming, alvorens in punt 584 van deze beschikking aan te geven dat deze benadering geval per geval, voor elk van de betrokken ondernemingen, uitvoerig zal worden toegelicht (zie arrest Kendrion/Commissie, EU:C:2013:771, punt 28).

    17

    In de eerste plaats heeft de Commissie in de overwegingen van de litigieuze beschikking met betrekking tot ASPLA en rekwirante, meer bepaald in punt 669 ervan, eraan herinnerd dat het kapitaal van ASPLA voor 98.6 % in handen van rekwirante was. In de tweede plaats heeft zij er in punt 671 van deze beschikking op gewezen dat rekwirante zeer nauw betrokken was bij de bedrijfsvoering van ASPLA. Ter ondersteuning van deze stelling heeft de Commissie in de punten 672 tot en met 676 van deze beschikking verwezen naar in de schriftelijke procedure besproken feiten waaruit blijkt dat de topmanagers van rekwirante op zeker 22 vergaderingen van de karteldeelnemers aanwezig waren geweest en dat de vertegenwoordigers van ASPLA de verslagen van andere vergaderingen hadden doorgespeeld – zo leek het althans – aan rekwirantes bestuurders.

    18

    In deze omstandigheden heeft het Gerecht geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door in punt 35 van het bestreden arrest te oordelen dat de Commissie op basis van de rechtspraak inzake de voorwaarden waaronder een moedermaatschappij wordt vermoed een beslissende invloed uit te oefenen op haar dochteronderneming, mocht veronderstellen dat rekwirante, gelet op haar deelname van 98,6 % in het kapitaal van ASPLA, een beslissende invloed op het gedrag van ASPLA had uitgeoefend.

    19

    Voorts kan rekwirante niet op goede gronden beweren dat zij niet de gelegenheid heeft gehad om haar rechten van verdediging uit te oefenen ten aanzien van dat door de Commissie gehanteerde vermoeden. Uit het inleidende verzoekschrift voor het Gerecht, namelijk uit punt 19 daarvan, blijkt immers duidelijk dat zij het bestaan van dit vermoeden heeft erkend, ook al heeft zij de rechtmatigheid daarvan betwist, gelet op het vermoeden van onschuld. Haar argumenten in dit verband zijn overigens in de punten 22 tot en met 29 van het bestreden arrest onderzocht en in punt 30 daarvan afgewezen.

    20

    In de punten 36 en 37 van het bestreden arrest heeft het Gerecht de argumenten waarmee rekwirante is opgekomen tegen het op de kapitaalverhouding tussen haar en haar dochteronderneming gebaseerde vermoeden van een daadwerkelijk toezicht, waarop de Commissie zich heeft gebaseerd, eveneens correct onderzocht. In het kader van dit onderzoek heeft het Gerecht de redenen vermeld waarom geen enkel van deze argumenten naar zijn oordeel kon slagen.

    21

    De punten 38 en 39 van het bestreden arrest passen in dezelfde stap van de redenering van het Gerecht zodat de strekking ervan moet worden beoordeeld in het licht van de logische opbouw van deze redenering.

    22

    In punt 38 van het bestreden arrest heeft het Gerecht geoordeeld dat de aanwezigheid van rekwirantes topmanagers op meerdere vergaderingen van de karteldeelnemers alsook het feit dat rekwirante aan de hand van de door de vertegenwoordigers van ASPLA opgestelde verslagen op de hoogte bleef van de andere vergaderingen, volstond om vast te stellen dat zij rechtstreeks bij de kartelbesprekingen betrokken was. In punt 39 van dit arrest heeft het Gerecht het feit dat rekwirantes vertegenwoordigers volgens haar niet gemachtigd waren om aan de mededingingsregeling deel te nemen, als irrelevant afgedaan.

    23

    Anders dan rekwirante betoogt, kunnen deze vaststellingen niet aldus worden uitgelegd dat rekwirante op basis van een nieuwe grond aansprakelijk wordt gesteld wegens rechtstreekse deelname aan de mededingingsregeling. In deze stap van de redenering heeft het Gerecht immers alleen de relevantie en de geloofwaardigheid beoordeeld van de argumenten die rekwirante heeft aangevoerd ter weerlegging van voormeld vermoeden en ter betwisting van de bijkomende aanwijzingen waarop de Commissie haar conclusie heeft gebaseerd dat rekwirante een beslissende invloed heeft uitgeoefend op haar dochteronderneming. Bij de beoordeling van het overgelegde bewijsmateriaal mocht het Gerecht de nadruk leggen op de bewijskracht die naar zijn oordeel moest worden toegekend aan de aanwijzing die volgens de Commissie te vinden was in de vervlechting van de bestuursorganen van de twee ondernemingen, zonder dat deze beoordeling de grondslag wijzigt op basis waarvan rekwirante aansprakelijk is gesteld.

    24

    In deze omstandigheden kan rekwirante niet beweren dat zij zich niet heeft kunnen verweren tegen het feit dat zij op een nieuwe grond aansprakelijk is gesteld.

    25

    Uit een en ander volgt dat het primair door rekwirante aangevoerde middel ter ondersteuning van haar hogere voorziening moet worden afgewezen.

    Subsidiair aangevoerd middel

    Argumenten van partijen

    26

    Rekwirante stelt dat de onjuiste rechtsopvatting waarvan het Gerecht blijk heeft gegeven door te oordelen op basis van niet door de partijen bij het geding aangevoerde argumenten, ertoe heeft geleid dat de wel in haar inleidend verzoekschrift voorgedragen argumenten niet zijn behandeld, zodat de redenering in het bestreden arrest onsamenhangend is en ontoereikend is gemotiveerd.

    27

    Volgens rekwirante heeft de Commissie zich in haar geval niet gebaseerd op het vermoeden dat een moedermaatschappij aansprakelijk is voor het gedrag van haar dochteronderneming en heeft zij als enige bewijs voor rekwirantes invloed op haar dochteronderneming, behalve haar deelname in ASPLA’s kapitaal, de gedeeltelijke overlapping van de leden van de raden van bestuur van de twee ondernemingen aangevoerd. Rekwirante heeft voor het Gerecht betoogd dat dit gegeven ontoereikend is en heeft zich op andere gronden gebaseerd om haar aansprakelijkheid in het kader van de mededingingsregeling te weerleggen. Het Gerecht heeft echter nagelaten om deze argumenten op enigerlei wijze te beoordelen.

    28

    De Commissie is van mening dat dit subsidiair aangevoerde middel ongegrond is.

    Beoordeling door het Hof

    29

    Om te beginnen moet worden vastgesteld dat het door rekwirante subsidiair aangevoerde middel berust op de premisse dat de Commissie zich in de litigieuze beschikking niet heeft gebaseerd op het vermoeden dat rekwirante een beslissende invloed heeft uitgeoefend op haar dochteronderneming waarvan zij het volledige of bijna het volledige kapitaal in handen had. Zoals uit de punten 16 tot en met 19 van het onderhavige arrest blijkt, is deze premisse onjuist.

    30

    Uit de punten 20 tot en met 22 van dit arrest blijkt voorts dat, anders dan rekwirante beweert, de in het bestreden arrest verstrekte motivering van de beoordeling van de argumenten die rekwirante heeft aangevoerd ter weerlegging van het vermoeden dat zij een beslissende invloed op haar dochteronderneming heeft uitgeoefend, niet onsamenhangend is.

    31

    Voor zover rekwirante in het kader van haar subsidiair middel stelt dat het Gerecht in zijn motiveringsplicht is tekortgeschoten door niet te antwoorden op alle argumenten die zij heeft aangevoerd om te weerleggen dat zij een beslissende invloed heeft uitgeoefend, moet in herinnering worden gebracht dat volgens vaste rechtspraak van het Hof de ingevolge de artikelen 36 en 53, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie op het Gerecht rustende verplichting om zijn arresten te motiveren niet inhoudt dat het Gerecht in zijn redenering alle door de partijen bij het geding uiteengezette argumenten één voor één uitputtend dient te behandelen (arrest Groupe Gascogne/Commissie, EU:C:2013:770, punt 37).

    32

    Het Gerecht heeft rekwirantes argumenten in de punten 36 en 37 van het bestreden arrest onderzocht. Ook al wordt slechts summier gemotiveerd waarom bepaalde van deze argumenten – zoals die betreffende de aard van de industriële activiteiten van de twee ondernemingen, hun economische waarde, de tewerkstelling van externe managers, en het Spaanse vennootschapsrecht – zijn afgewezen, neemt dit niet weg dat deze motivering voldoende omstandig is om rekwirante inzicht te geven in de gronden waarop het Gerecht zich heeft gebaseerd. Uit deze punten blijkt immers dat het Gerecht van oordeel was dat deze gegevens niet konden afdoen aan de bewijskracht van de aanwijzingen die de Commissie had aangevoerd ter bevestiging van het vermoeden dat rekwirante, gelet op het feit dat zij bijna het volledige kapitaal van ASPLA in handen had, een beslissende invloed heeft uitgeoefend op haar dochteronderneming, zoals de rol van rekwirantes topmanagers bij de werking van de twee ondernemingen en de praktische gevolgen van de grotendeels identieke samenstelling van hun raden van bestuur.

    33

    Voor zover rekwirante de beoordeling van de feiten en de aangevoerde bewijzen door het Gerecht wenst aan te vechten, kan worden volstaan met de opmerking dat een dergelijke beoordeling geen rechtsvraag oplevert die als zodanig vatbaar is voor toetsing door het Hof in het kader van een hogere voorziening, behoudens in het geval van schending van de regels inzake de bewijslast en de bewijsvoering en van verdraaiing van deze bewijzen (arrest FLSmidth/Commissie, C‑238/12 P, EU:C:2014:284, punt 31 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

    34

    Gelet op een en ander dient het subsidiair door rekwirante aangevoerde middel te worden afgewezen.

    35

    Aangezien geen van de twee door rekwirante ter ondersteuning van haar hogere voorziening aangevoerde middelen kan worden aanvaard, dient de hogere voorziening te worden afgewezen.

    Kosten

    36

    Artikel 184, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof bepaalt dat het Hof over de kosten beslist wanneer de hogere voorziening ongegrond is.

    37

    Ingevolge artikel 138, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering, dat op grond van artikel 184, lid 1, van dit Reglement van toepassing is op de procedure in hogere voorziening, moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen, voor zover dit is gevorderd. Aangezien rekwirante in het ongelijk is gesteld, dient zij overeenkomstig de vordering van de Commissie te worden verwezen in haar eigen kosten en in die van de Commissie.

     

    Het Hof (Zesde kamer) verklaart:

     

    1)

    De hogere voorziening wordt afgewezen.

     

    2)

    Armando Álvarez SA wordt verwezen in de kosten van de hogere voorziening.

     

    ondertekeningen


    ( *1 ) Procestaal: Spaans.

    Top