Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CA0434

    Zaak C-434/12: Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 12 september 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen sad Sofia-grad — Bulgarije) — Slancheva sila EOOD/Izpalnitelen direktor na Darzhaven fond Zemedelie Razplashtatelna agentsia ( „Gemeenschappelijk landbouwbeleid — ELFPO — Verordening (EU) nr. 65/2011 — Steun voor plattelandsontwikkeling — Steun voor oprichting en ontwikkeling van micro-ondernemingen — Begrip „kunstmatig geschapen voorwaarden” — Misbruikpraktijken — Bewijs” )

    Information about publishing Official Journal not found, p. 7–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    9.11.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 325/7


    Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 12 september 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen sad Sofia-grad — Bulgarije) — Slancheva sila EOOD/Izpalnitelen direktor na Darzhaven fond Zemedelie Razplashtatelna agentsia

    (Zaak C-434/12) (1)

    (Gemeenschappelijk landbouwbeleid - ELFPO - Verordening (EU) nr. 65/2011 - Steun voor plattelandsontwikkeling - Steun voor oprichting en ontwikkeling van micro-ondernemingen - Begrip „kunstmatig geschapen voorwaarden” - Misbruikpraktijken - Bewijs)

    2013/C 325/10

    Procestaal: Bulgaars

    Verwijzende rechter

    Administrativen sad Sofia-grad

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Slancheva sila EOOD

    Verwerende partij: Izpalnitelen direktor na Darzhaven fond Zemedelie Razplashtatelna agentsia

    Voorwerp

    Verzoek om een prejudiciële beslissing — Administrativen sad Sofia-grad — Uitlegging van artikel 4, lid 8, van verordening (EU) nr. 65/2011 van de Commissie van 27 januari 2011 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling (PB L 25, blz. 8) — Steun voor plattelandsontwikkeling — Begrip „kunstmatig geschapen voorwaarden” — Toelaatbaarheid van nationale rechtspraak volgens welke er slechts sprake is van „kunstmatig geschapen voorwaarden” indien er een juridische band tussen de steunaanvragers bestaat, en artikel 4, lid 8, van verordening (EU) nr. 65/2011 wordt toegepast indien aan drie cumulatieve voorwaarden is voldaan — Indiening van steunaanvragen door verschillende aanvragers waartussen een werkelijke band bestaat en die gebruikmaken van afzonderlijke belendende percelen grond die tevoren samen één perceel grond vormden — Noodzaak om vast te stellen dat de kandidaten onderling en/of met derden doelbewust hebben afgesproken om een voordeel te verkrijgen — Criteria voor de vaststelling van het voordeel als bedoeld in artikel 4, lid 8, van verordening (EU) nr. 65/2011

    Dictum

    1.

    Artikel 4, lid 8, van verordening (EU) nr. 65/2011 van de Commissie van 27 januari 2011 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling, moet aldus worden uitgelegd dat de toepassingsvoorwaarden ervan vereisen dat een objectief en een subjectief element aanwezig zijn. Wat het eerste van deze elementen betreft, staat het aan de verwijzende rechter om de objectieve omstandigheden van het onderhavige geval te beoordelen die kunnen leiden tot de slotsom dat de met de steunregeling van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) nagestreefde doelstelling niet kan worden verwezenlijkt. Wat het tweede element betreft, staat het aan de verwijzende rechter om de objectieve bewijzen te beoordelen die kunnen leiden tot de slotsom dat de aanvrager van de betaling uit de steunregeling van het ELFPO, door kunstmatig de voorwaarden voor een dergelijke betaling te scheppen, uitsluitend een voordeel heeft willen verkrijgen dat indruist tegen de doelstellingen van die regeling. In dat verband kan de verwijzende rechter zich niet alleen baseren op elementen zoals de juridische, economische en/of persoonlijke banden tussen de personen die betrokken zijn bij soortgelijke investeringsprojecten, maar ook op aanwijzingen waaruit blijkt dat die personen doelbewust afspraken hebben gemaakt.

    2.

    Artikel 4, lid 8, van verordening nr. 65/2011 moet aldus worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat een verzoek om betaling in het kader van de steunregeling van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) wordt afgewezen op de enkele grond dat een investeringsproject waarvoor in het kader van die regeling steun wordt aangevraagd, niet functioneel autonoom is of dat er een juridische band tussen de aanvragers van dergelijke steun bestaat, zonder dat rekening wordt gehouden met de andere objectieve elementen van het concrete geval.


    (1)  PB C 366 van 24.11.2012.


    Top