Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62011CN0630

    Zaak C-630/11 P: Hogere voorziening ingesteld op 25 november 2011 door HGA Srl e.a. tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 20 september 2011 in de gevoegde zaken T-394/08, T-408/08, T-453/08 en T-454/08, Regione autonoma della Sardegna e.a./Commissie

    PB C 118 van 21.4.2012, p. 8–8 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    21.4.2012   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 118/8


    Hogere voorziening ingesteld op 25 november 2011 door HGA Srl e.a. tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 20 september 2011 in de gevoegde zaken T-394/08, T-408/08, T-453/08 en T-454/08, Regione autonoma della Sardegna e.a./Commissie

    (Zaak C-630/11 P)

    2012/C 118/12

    Procestaal: Italiaans

    Partijen

    Rekwirante: HGA Srl e.a. (vertegenwoordigers: G. Dore, F. Ciulli e A. Vinci, advocaten)

    Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, Regione autonoma della Sardegna, Selene di Alessandra Cannas Sas e.a.

    Conclusies

    Rekwirante verzoek het Hof:

    het arrest van het Gerecht van 20 september 2011 in de gevoegde zaken T-394/08, T-408/08, T-453/08 en T-454/08 te vernietigen en/of te herzien;

    de beschikking van de Europese Commissie van 3 juli 2008 [steunmaatregel C1/2004 Italië — SG-Greffe (2008) D/204339] betreffende de steunregeling „Regionale wet nr. 9 van 1998 — Misbruik van steunmaatregel N 272/98” nietig te verklaren.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Rekwirantes voeren zes middelen aan.

    Met hun eerste middel voeren zij inzonderheid schending van wezenlijke vormvoorschriften, schending en onjuiste toepassing van de artikelen 4, 6, 7 en 16 van verordening (EG) nr. 659/99 (1), schending van het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel, en schending van artikel 81 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht aan. De beschikking van de Commissie is onrechtmatig omdat zij is gegeven nadat de kwalificatie van de steun was gecorrigeerd, zonder dat deze correctie door enige bepaling was voorgeschreven. Bovendien is de inleiding van de procedure naar aanleiding van de correctie drieëneenhalf jaar nadat de Commissie alle documenten over de steun had ontvangen medegedeeld. Dit middel is in eerste aanleg aangevoerd, maar het Gerecht heeft nagelaten zich erover uit te spreken.

    Het tweede middel is ontleend aan schending van het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel en schending en onjuiste toepassing van de artikelen 4, 7, 10 en 16 van verordening (EG) nr. 659/99. Met de beschikking heeft de Commissie de voorgeschreven proceduretermijnen geschonden.

    Het derde middel betreft schending van artikel 108 VWEU en van de artikelen 1, 7, 14 en 16 van verordening (EG) nr. 659/99. Ter onderbouwing van dat middel stellen rekwirantes dat de beschikking van de Commissie onrechtmatig is omdat de Regione Sardegna de steun nooit gewijzigd heeft ten opzichte van het bepaalde in Legge Regionale nr. 9/1998.

    Met het vierde middel wordt schending en onjuiste toepassing van het noodzaakbeginsel, het beginsel van het stimulerend effect en het beginsel van bescherming van de mededinging en daardoor schending van de artikelen 7 en 14 van verordening (EG) nr. 659/99, schending en onjuiste toepassing van artikel 108 VWEU, motiveringsgebrek en schending van artikel 81 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht aangevoerd. Volgens rekwirantes is de beschikking van de Commissie onrechtmatig omdat de steun wel degelijk een stimulerend effect had, hetgeen de Commissie ook had moeten nagaan nu de aanvraag na aanvang van de werken was ingediend. Het Gerecht heeft zich hierover niet uitgesproken.

    Het vijfde middel is ontleend aan schending van het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel in een ander opzicht en aan schending van artikel 14 van verordening (EG) nr. 659/99. Het arrest berust op de onjuiste veronderstelling dat de gemeenschapsrechter het gewettigde vertrouwen dat de nationale organen bij de begunstigden hebben gewekt, niet kan beoordelen.

    Het laatste middel betreft schending van het onpartijdigheidsbeginsel en van het beginsel van bescherming van de mededinging. Het Gerecht heeft ten onrechte geoordeeld dat in de litigieuze beschikking van de Commissie in geen enkel opzicht sprake is van ongelijke behandeling, ook al is daarin verklaard dat de aan rekwirantes verleende steun moet worden teruggevorderd en tegelijkertijd dat de steunregeling eveneens een stimulerend effect had op tien andere ondernemingen die na de aanvraag met de werken waren begonnen, ondanks dat de aanvraag geen zekerheid verschafte over de toekenning van de bijdrage.


    (1)  PB L 83, blz. 1.


    Top