This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62011CJ0321
Judgment of the Court (Third Chamber), 4 October 2012.#Germán Rodríguez Cachafeiro and María de los Reyes Martínez-Reboredo Varela-Villamor v Iberia, Líneas Aéreas de España SA.#Reference for a preliminary ruling from the Juzgado de lo Mercantil No 2 de A Coruña.#Air transport — Regulation (EC) No 261/2004 — Compensation for passengers in the event of denied boarding — Concept of ‘denied boarding’ — Cancellation of a passenger’s boarding card by an air carrier because of the anticipated delay to an earlier flight also operated by it which included check-in for the flight concerned.#Case C‑321/11.
Arrest van het Hof (Derde kamer) van 4 oktober 2012.
Germán Rodríguez Cachafeiro en María de los Reyes Martínez-Reboredo Varela-Villamor tegen Iberia, Líneas Aéreas de España SA.
Verzoek van de Juzgado de lo Mercantil nº 2 de A Coruña om een prejudiciële beslissing.
Luchtvervoer – Verordening (EG) nr. 261/2004 – Compensatie voor passagiers in geval van instapweigering – Begrip ‚instapweigering’ – Annulering door luchtvaartmaatschappij van instapkaart van passagier wegens vermoedelijke vertraging van voorgaande vlucht waarvoor gelijktijdig met betrokken vlucht is ingecheckt en die door zelfde maatschappij wordt uitgevoerd.
Zaak C‑321/11.
Arrest van het Hof (Derde kamer) van 4 oktober 2012.
Germán Rodríguez Cachafeiro en María de los Reyes Martínez-Reboredo Varela-Villamor tegen Iberia, Líneas Aéreas de España SA.
Verzoek van de Juzgado de lo Mercantil nº 2 de A Coruña om een prejudiciële beslissing.
Luchtvervoer – Verordening (EG) nr. 261/2004 – Compensatie voor passagiers in geval van instapweigering – Begrip ‚instapweigering’ – Annulering door luchtvaartmaatschappij van instapkaart van passagier wegens vermoedelijke vertraging van voorgaande vlucht waarvoor gelijktijdig met betrokken vlucht is ingecheckt en die door zelfde maatschappij wordt uitgevoerd.
Zaak C‑321/11.
Court reports – general
ECLI identifier: ECLI:EU:C:2012:609
*A9* Juzgado de lo Mercantil de A Coruña, auto del 29/03/2011 (84/2010)
ARREST VAN HET HOF (Derde kamer)
4 oktober 2012 ( *1 )
„Luchtvervoer — Verordening (EG) nr. 261/2004 — Compensatie voor luchtreizigers in geval van instapweigering — Begrip ‚instapweigering’ — Annulering door luchtvaartmaatschappij van instapkaart van passagier wegens vermoedelijke vertraging van voorgaande vlucht waarvoor gelijktijdig met betrokken vlucht is ingecheckt en die door dezelfde maatschappij is uitgevoerd”
In zaak C-321/11,
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Juzgado de lo Mercantil no 2 de A Coruña (Spanje) bij beslissing van 29 maart 2011, ingekomen bij het Hof op 28 juni 2011, in de procedure
Germán Rodríguez Cachafeiro,
María de los Reyes Martínez-Reboredo Varela-Villamor
tegen
Iberia, Líneas Aéreas de España SA,
wijst HET HOF (Derde kamer),
samengesteld als volgt: K. Lenaerts, kamerpresident, J. Malenovský, E. Juhász, T. von Danwitz en D. Šváby (rapporteur), rechters,
advocaat-generaal: V. Trstenjak,
griffier: A. Calot Escobar,
gezien de stukken,
gelet op de opmerkingen van:
— |
Iberia, Líneas Aéreas de España SA, vertegenwoordigd door J. Bejerano Fernández, procurador, |
— |
de Franse regering, vertegenwoordigd door G. de Bergues en M. Perrot als gemachtigden, |
— |
de Finse regering, vertegenwoordigd door H. Leppo als gemachtigde, |
— |
de Europese Commissie, vertegenwoordigd door K. Simonsson en R. Vidal Puig als gemachtigden, |
gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,
het navolgende
Arrest
1 |
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de artikelen 2, sub j, 3, lid 2, en 4, lid 3, van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 (PB L 46, blz. 1). |
2 |
Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen G. Rodríguez Cachafeiro en M. R. Martínez-Reboredo Varela-Villamor, enerzijds, en de luchtvaartmaatschappij Iberia, Líneas Aéreas de España, SA (hierna: „Iberia”), anderzijds, over de weigering van deze luchtvaartmaatschappij om hun compensatie te betalen omdat zij niet aan boord van een vlucht van Madrid (Spanje) naar Santo Domingo (Dominicaanse Republiek) zijn mogen gaan. |
Toepasselijke bepalingen
Verordening (EEG) nr. 295/91
3 |
Artikel 1 van verordening (EEG) nr. 295/91 van de Raad van 4 februari 1991 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor compensatie bij instapweigering in het geregeld luchtvervoer (PB L 36, blz. 5), die tot en met 16 februari 2005 van kracht was, luidde: „Deze verordening stelt gemeenschappelijke minimumregels vast die van toepassing zijn wanneer aan passagiers de toegang wordt geweigerd tot een overboekte geregelde vlucht waarvoor zij in het bezit zijn van een geldig vervoerbiljet waarbij bevestiging van boeking heeft plaatsgevonden en die vertrekt van een op het grondgebied van een lidstaat gelegen luchthaven waarop het [EG-]Verdrag van toepassing is, ongeacht de staat waar de luchtvaartmaatschappij gevestigd is, de nationaliteit van de passagier en de plaats van bestemming.” |
Verordening nr. 261/2004
4 |
De punten 1, 3, 4, 9 en 10 van de considerans van verordening nr. 261/2004 bepalen:
[...]
[...]
|
5 |
Artikel 2 van verordening nr. 261/2004, met het opschrift „Definities”, bepaalt: „Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: [...]
[...]” |
6 |
Artikel 3 van deze verordening, met het opschrift „Werkingssfeer”, bepaalt in lid 2: „Lid 1 is van toepassing op voorwaarde dat de passagiers
|
7 |
Artikel 4 van verordening nr. 261/2004, met het opschrift „Instapweigering”, luidt: „1. Wanneer een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert redelijkerwijs instapweigering voor een vlucht kan verwachten, vraagt zij eerst of er vrijwilligers zijn die hun boekingen willen opgeven in ruil voor bepaalde voordelen, onder voorwaarden die moeten worden overeengekomen tussen de betrokken passagier en de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert. Vrijwilligers krijgen bijstand overeenkomstig artikel 8, en deze is aanvullend op bij de in dit lid bedoelde voordelen. 2. Indien het aantal vrijwilligers dat zich aanbiedt niet voldoende is om de resterende passagiers met boeking te laten meevliegen op de vlucht, kan de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert passagiers tegen hun wil de toegang tot de vlucht weigeren. 3. Indien passagiers tegen hun wil de toegang tot een vlucht wordt geweigerd, compenseert de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert hen onmiddellijk overeenkomstig artikel 7, en biedt zij hun bijstand overeenkomstig de artikelen 8 en 9.” |
8 |
Artikel 7 van deze verordening, met het opschrift „Recht op compensatie”, bepaalt in lid 1: „Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, krijgen de passagiers compensatie ten belope van:
[...]” |
9 |
De artikelen 8 en 9 van deze verordening juncto artikel 4 ervan, voorzien in een recht op terugbetaling of een andere vlucht van de passagiers en in een recht op verzorging van passagiers aan wie het instappen is geweigerd. |
Hoofdgeding en prejudiciële vraag
10 |
Rodríguez Cachafeiro en Martínez-Reboredo Varela-Villamor, verzoekers in het hoofdgeding, hebben elk bij Iberia een vliegticket voor het traject A Coruña (Spanje)-Santo Domingo gekocht. Dit ticket bestond uit twee vluchten: vlucht IB 513 A Coruña-Madrid van 4 december 2009 (13.30-14.40 uur) en vlucht IB 6501 Madrid-Santo Domingo van dezelfde dag (16.05-19.55 uur). |
11 |
Aan de incheckbalie van Iberia in de luchthaven van A Coruña hebben verzoekers in het hoofdgeding volgens de voorwaarden van artikel 3, lid 2, van verordening nr. 261/2004 hun bagage rechtstreeks voor hun eindbestemming ingecheckt en zij hebben twee instapkaarten voor de twee opeenvolgende vluchten ontvangen. |
12 |
De eerste vlucht heeft een vertraging van 1 uur en 25 minuten opgelopen. Gezien de kans dat deze twee passagiers door deze vertraging hun aansluiting in Madrid zouden missen, heeft Iberia om 15.17 uur hun instapkaart voor de om 16.05 uur geplande tweede vlucht geannuleerd. De verwijzende rechter merkt op dat zij zich bij aankomst in Madrid aan de boardinggate hebben gemeld toen de maatschappij de passagiers de laatste keer opriep. Het personeel van Iberia heeft hen echter niet aan boord laten gaan omdat hun instapkaarten waren geannuleerd en hun plaatsen aan andere passagiers waren toegewezen. |
13 |
Verzoekers in het hoofdgeding hebben tot de volgende dag gewacht om met een andere vlucht naar Santo Domingo te reizen en hebben hun eindbestemming met 27 uur vertraging bereikt. |
14 |
Op 23 februari 2010 hebben Rodríguez Cachafeiro en Martínez-Reboredo Varela-Villamor bij de Juzgado de lo Mercantil no 2 de A Coruña een vordering ingesteld tot veroordeling van Iberia om aan elk van hen overeenkomstig de artikelen 4, lid 3, en 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 261/2004 compensatie ten belope van 600 EUR te betalen wegens „instapweigering”. Iberia heeft deze vorderingen bestreden op grond dat de feiten op basis waarvan de vordering voor deze rechter was ingesteld, geen „instapweigering” vormden maar moesten worden aangemerkt als gemiste aansluiting, aangezien deze passagiers niet wegens een overboeking maar wegens vertraging van de voorgaande vlucht niet aan boord mochten gaan. |
15 |
Voorts merkt de verwijzende rechter op dat Iberia de in de artikelen 4, lid 3, en 7 van verordening nr. 261/2004 bedoelde compensatie heeft betaald aan zeven passagiers die evenmin aan boord van de betrokken vlucht Madrid-Santo Domingo zijn mogen gaan. |
16 |
In deze context vraagt deze rechter zich af of het begrip „instapweigering” uitsluitend ziet op de gevallen waarin de vluchten van bij het begin zijn overboekt, dan wel of dit begrip kan worden verruimd tot andere gevallen, zoals het geval van verzoekers in het hoofdgeding. |
17 |
Daarop heeft de Juzgado de lo Mercantil no 2 de A Coruña de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag gesteld: „Omvat het begrip ‚instapweigering’ van artikel 2, sub j, junctis de artikelen 3, lid 2, en 4, lid 3, van [verordening nr. 261/2004] het geval waarin een luchtvaartmaatschappij passagiers niet aan boord laat gaan omdat de eerste vlucht van het vliegticket een aan haar te wijten vertraging heeft opgelopen en zij verkeerdelijk verwacht dat deze passagiers niet op tijd zullen aankomen voor de tweede vlucht, waarop zij hun plaatsen aan andere passagiers toewijst?” |
Beantwoording van de prejudiciële vraag
18 |
Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 2, sub j, van verordening nr. 261/2004 juncto artikel 3, lid 2, ervan, aldus moet worden uitgelegd dat het begrip „instapweigering” het geval omvat waarin een luchtvaartmaatschappij bij één enkele vervoerovereenkomst die bestaat uit verschillende boekingen voor aansluitende vluchten waarvoor gelijktijdig is ingecheckt, bepaalde passagiers niet aan boord van een vlucht laat gaan omdat de eerste vlucht van het vliegticket een aan haar te wijten vertraging heeft opgelopen en zij verkeerdelijk verwacht dat deze passagiers niet op tijd zullen aankomen voor de tweede vlucht. |
19 |
De kwalificatie als „instapweigering” ingevolge artikel 2, sub j, van verordening nr. 261/2004 veronderstelt dat een luchtvaartmaatschappij een passagier niet aan boord van een vlucht laat gaan hoewel hij een boeking heeft en zich voor instappen heeft gemeld volgens de voorwaarden van artikel 3, lid 2, van deze verordening, tenzij deze weigering is gebaseerd op redelijke gronden, met name op de in artikel 2, sub j, genoemde redenen. |
20 |
In het hoofdgeding berust de prejudiciële vraag van de verwijzende rechter op de premisse dat verzoekers zich voor instappen op de vlucht Madrid-Santo Domingo hebben gemeld volgens de voorwaarden van artikel 3, lid 2, van verordening nr. 261/2004. Voorts blijkt uit het dossier dat deze verzoekers niet aan boord van deze vlucht zijn mogen gaan niet omdat niet aan deze voorwaarden zou zijn voldaan, maar omdat hun boeking was geannuleerd wegens de vertraging van hun vorige vlucht, van A Coruña naar Madrid. |
21 |
Zonder vooruit te lopen op de gevolgen die eventueel moeten worden verbonden aan het feit dat verzoekers in het hoofdgeding door deze vertraging hun eindbestemming (Santo Domingo) 27 uur later hebben bereikt dan was gepland bij de boeking van hun reis, zij opgemerkt dat, met betrekking tot de redenen waarom een luchtvaartmaatschappij een passagier niet aan boord laat gaan hoewel hij een boeking heeft en zich volgens de regels voor instappen heeft gemeld, artikel 2, sub j, van verordening nr. 261/2004 een dergelijke weigering niet relateert aan een door de betrokken luchtvaartmaatschappij om economische redenen gecreëerde „overboeking” van de betrokken vlucht. |
22 |
Wat de context van deze bepaling en de doelstellingen betreft van de regeling waarin zij is opgenomen, blijkt niet enkel uit de punten 3, 4, 9 en 10 van de considerans van verordening nr. 261/2004, maar eveneens uit de voorbereidende stukken ervan en met name uit het op 21 december 2001 door de Commissie van de Europese Gemeenschappen ingediende voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten [COM(2001) 784 def.], dat de Uniewetgever deze verordening heeft vastgesteld om het destijds te hoge aantal passagiers die tegen hun wil niet aan boord mochten gaan, te verminderen door de leemten op te vullen in verordening nr. 295/91, die overeenkomstig artikel 1 ervan enkel gemeenschappelijke minimumregels vaststelde voor passagiers die niet aan boord mochten gaan van een overboekte lijnvlucht. |
23 |
Tegen deze achtergrond heeft de Uniewetgever met artikel 2, sub j, van verordening nr. 261/2004 in de omschrijving van „instapweigering” elke verwijzing weggelaten naar de reden waarom een luchtvaartmaatschappij een passagier niet aan boord laat gaan. |
24 |
Daarmee heeft de Uniewetgever de draagwijdte van die omschrijving verruimd tot meer dan alleen maar het voorheen in artikel 1 van verordening nr. 295/91 bedoelde geval van instapweigering wegens overboeking en daaraan een ruime strekking gegeven zodat het begrip thans geldt voor alle gevallen waarin een luchtvaartmaatschappij weigert een passagier te vervoeren. |
25 |
Deze uitlegging vindt steun in de vaststelling dat de beperking van de strekking van het begrip „instapweigering” tot de gevallen van overboeking in de praktijk de aan passagiers krachtens verordening nr. 261/2004 geboden bescherming aanzienlijk zou verminderen en bijgevolg zou ingaan tegen de in punt 1 van de considerans van die verordening vermelde doelstelling ervan, die erin bestaat de passagiers een hoog beschermingsniveau te bieden, wat grond oplevert voor een ruime uitlegging van hun rechten (zie in die zin arresten van 10 januari 2006, IATA en ELFAA, C-344/04, Jurispr. blz. I-403, punt 69, en 22 december 2008, Wallentin-Hermann, C-549/07, Jurispr. blz. I-11061, punt 18). |
26 |
Wanneer wordt aanvaard dat enkel de gevallen van overboeking onder het begrip „instapweigering” vallen, zou dit derhalve tot gevolg hebben dat passagiers die zich in een situatie als die van verzoekers in het hoofdgeding bevinden, elke vorm van bescherming verliezen doordat hun de mogelijkheid wordt ontnomen om zich te beroepen op artikel 4 van verordening nr. 261/2004, waarvan lid 3 verwijst naar de bepalingen van deze verordening inzake de rechten op compensatie, terugbetaling of een alternatieve vlucht en verzorging, zoals bedoeld in de artikelen 7 tot en met 9 van die verordening. |
27 |
Gelet op het voorgaande moet een instapweigering door een luchtvaartmaatschappij in omstandigheden als die van het hoofdgeding in beginsel worden geacht onder het begrip „instapweigering” in de zin van artikel 2, sub j, van verordening nr. 261/2004 te vallen. |
28 |
Niettemin moet men zich ervan vergewissen dat, zoals is bepaald in dit artikel, deze weigering niet kan worden gebaseerd op redelijke gronden „zoals redenen die te maken hebben met gezondheid, veiligheid of beveiliging, of ontoereikende reisdocumenten”. |
29 |
Dienaangaande zij opgemerkt dat de Uniewetgever, door het onderschikkend voegwoord „zoals” te gebruiken, een niet-uitputtende lijst heeft willen geven van de gevallen waarin een instapweigering op redelijke gronden kan zijn gebaseerd. |
30 |
Uit die formulering kan evenwel niet worden afgeleid dat instapweigeringen wegens een operationele reden als die welke aan de orde zijn in het hoofdgeding, moeten worden geacht op redelijke gronden te zijn gebaseerd. |
31 |
De verwijzende rechter doelt immers op de situatie waarin bij één enkele vervoerovereenkomst die bestaat uit verschillende boekingen voor twee aansluitende vluchten waarvoor gelijktijdig is ingecheckt, de eerste van deze vluchten een aan de betrokken luchtvaartmaatschappij te wijten vertraging heeft opgelopen en deze luchtvaartmaatschappij verkeerdelijk heeft verwacht dat deze passagiers niet op tijd zouden aankomen voor de tweede vlucht en daarom de plaatsen op deze tweede vlucht van de passagiers die zij niet aan boord heeft laten gaan, heeft toegewezen aan andere passagiers. |
32 |
Deze reden om passagiers niet aan boord te laten gaan is niet vergelijkbaar met de redenen die uitdrukkelijk zijn vermeld in artikel 2, sub j, van verordening nr. 261/2004, aangezien zij geenszins toerekenbaar is aan de passagier die niet aan boord is mogen gaan. |
33 |
Voorts kan het niet worden aanvaard dat een luchtvaartmaatschappij de gevallen waarin zij op legitieme gronden mag weigeren een passagier aan boord te laten gaan, aanzienlijk kan uitbreiden. Dit zou noodzakelijkerwijs tot gevolg hebben dat deze passagier elke bescherming verliest, wat indruist tegen het doel van verordening nr. 261/2004 om passagiers een hoog niveau van bescherming te garanderen door hun rechten ruim uit te leggen. |
34 |
In een situatie als die in het hoofdgeding zou dat voorts ertoe leiden dat de betrokken passagiers de voor een instapweigering kenmerkende ernstige moeilijkheden en ongemakken ondervinden, ook al is deze weigering in ieder geval uitsluitend te wijten aan de luchtvaartmaatschappij, die hetzij de vertraging van de door haarzelf uitgevoerde eerste vlucht heeft veroorzaakt, hetzij verkeerdelijk van mening was dat de betrokken passagiers zich niet op tijd voor instappen op de volgende vlucht zouden kunnen melden, hetzij tickets heeft verkocht voor opeenvolgende vluchten waarvoor er niet voldoende tijd was om de aansluiting te halen. |
35 |
Een instapweigering als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, kan derhalve niet op redelijke gronden zijn gebaseerd en moet bijgevolg worden gekwalificeerd als „instapweigering” in de zin van artikel 2, sub j, van deze verordening. |
36 |
Gelet op een en ander dient op de prejudiciële vraag te worden geantwoord dat artikel 2, sub j, van verordening nr. 261/2004, gelezen in samenhang met artikel 3, lid 2, van deze verordening, aldus moet worden uitgelegd dat het begrip „instapweigering” het geval omvat waarin een luchtvaartmaatschappij bij één enkele vervoerovereenkomst die bestaat uit verschillende boekingen voor aansluitende vluchten waarvoor gelijktijdig is ingecheckt, bepaalde passagiers niet aan boord van een vlucht laat gaan omdat de eerste vlucht van hun boeking een aan haar te wijten vertraging heeft opgelopen en zij verkeerdelijk heeft verwacht dat deze passagiers niet op tijd zouden aankomen voor de tweede vlucht. |
Kosten
37 |
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. |
Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht: |
Artikel 2, sub j, van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91, gelezen in samenhang met artikel 3, lid 2, van verordening nr. 261/2004, moet aldus worden uitgelegd dat het begrip „instapweigering” het geval omvat waarin een luchtvaartmaatschappij bij één enkele vervoerovereenkomst die bestaat uit verschillende boekingen voor aansluitende vluchten waarvoor gelijktijdig is ingecheckt, bepaalde passagiers niet aan boord van een vlucht laat gaan omdat de eerste vlucht van hun boeking een aan haar te wijten vertraging heeft opgelopen en zij verkeerdelijk heeft verwacht dat deze passagiers niet op tijd zouden aankomen voor de tweede vlucht. |
ondertekeningen |
( *1 ) Procestaal: Spaans.