This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62011CJ0134
Judgment of the Court (Fifth Chamber), 16 February 2012.#Jürgen Blödel-Pawlik v HanseMerkur Reiseversicherung AG.#Reference for a preliminary ruling from the Landgericht Hamburg.#Directive 90/314/EEC — Package travel, package holidays and package tours — Article 7 — Protection against the risk of insolvency or bankruptcy on the part of the package organiser — Scope — Insolvency of the organiser on account of its fraudulent use of the funds transferred by consumers.#Case C‑134/11.
Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 16 februari 2012.
Jürgen Blödel-Pawlik tegen HanseMerkur Reiseversicherung AG.
Verzoek van het Landgericht Hamburg om een prejudiciële beslissing.
Richtlijn 90/314/EEG — Pakketreizen, vakantiepakketten en rondreispakketten — Artikel 7 — Bescherming tegen risico van insolvabiliteit of faillissement van organisator van pakketreis — Werkingssfeer — Insolvabiliteit van organisator wegens frauduleus gebruik van door consument betaalde bedragen.
Zaak C‑134/11.
Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 16 februari 2012.
Jürgen Blödel-Pawlik tegen HanseMerkur Reiseversicherung AG.
Verzoek van het Landgericht Hamburg om een prejudiciële beslissing.
Richtlijn 90/314/EEG — Pakketreizen, vakantiepakketten en rondreispakketten — Artikel 7 — Bescherming tegen risico van insolvabiliteit of faillissement van organisator van pakketreis — Werkingssfeer — Insolvabiliteit van organisator wegens frauduleus gebruik van door consument betaalde bedragen.
Zaak C‑134/11.
Court reports – general
ECLI identifier: ECLI:EU:C:2012:98
*A9* Landgericht Hamburg, Beschluss vom 02/03/2011 (306 S 83/10)
- Reise-Recht aktuell : RRa : Zeitschrift für das Tourismusrecht 2011 p.227-228
*P1* Landgericht Hamburg, Urteil vom 28/02/2012 (306 S 83/10)
ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer)
16 februari 2012 ( *1 )
„Richtlijn 90/314/EEG — Pakketreizen, vakantiepakketten en rondreispakketten — Artikel 7 — Bescherming tegen risico van insolvabiliteit of faillissement van organisator van pakketreis — Werkingssfeer — Insolvabiliteit van organisator wegens bedrieglijk gebruik van door consument betaalde bedragen”
In zaak C-134/11,
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Landgericht Hamburg (Duitsland) bij beslissing van 2 maart 2011, ingekomen bij het Hof op 18 maart 2011, in de procedure
Jürgen Blödel-Pawlik
tegen
HanseMerkur Reiseversicherung AG,
wijst HET HOF (Vijfde kamer),
samengesteld als volgt: M. Safjan, kamerpresident, A. Borg Barthet (rapporteur) en J.-J. Kasel, rechters,
advocaat-generaal: P. Mengozzi,
griffier: A. Calot Escobar,
gezien de stukken,
gelet op de opmerkingen van:
— |
J. Blödel-Pawlik, vertegenwoordigd door M. Sauren, Rechtsanwalt, |
— |
HanseMerkur Reiseversicherung AG, vertegenwoordigd door G. Heinemann, Rechtsanwalt, |
— |
de Duitse regering, vertegenwoordigd door T. Henze en J. Kemper als gemachtigden, |
— |
de Belgische regering, vertegenwoordigd door T. Materne en J.-C. Halleux als gemachtigden, |
— |
de Tsjechische regering, vertegenwoordigd door M. Smolek en J. Vláčil als gemachtigden, |
— |
de Estse regering, vertegenwoordigd door M. Linntam als gemachtigde, |
— |
de Griekse regering, vertegenwoordigd door K. Paraskevopoulou en I. Bakopoulos als gemachtigden, |
— |
de Spaanse regering, vertegenwoordigd door S. Centeno Huerta als gemachtigde, |
— |
de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door G. Palmieri als gemachtigde, bijgestaan door L. Ventrella, avvocato dello Stato, |
— |
de Hongaarse regering, vertegenwoordigd door M. Z. Fehér Miklós, K. Szíjjártó en Z. Tóth als gemachtigden, |
— |
de Oostenrijkse regering, vertegenwoordigd door A. Posch als gemachtigde, |
— |
de Poolse regering, vertegenwoordigd door M. Szpunar als gemachtigde, |
— |
de Europese Commissie, vertegenwoordigd door M. Owsiany-Hornung en S. Grünheid als gemachtigden, |
gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,
het navolgende
Arrest
1 |
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 7 van richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten (PB L 158, blz. 59). |
2 |
Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen J. Blödel-Pawlik en HanseMerkur Reiseversicherung AG (hierna: „HanseMerkur Reiseversicherung”) betreffende de weigering van deze laatste om een pakketreis die door de consument is betaald maar door de reisorganisator niet is uitgevoerd, terug te betalen. |
Rechtskader
Recht van de Unie
3 |
De zevende, achttiende, eenentwintigste en tweeëntwintigste overweging van de considerans van richtlijn 90/314 luiden als volgt: „Overwegende dat het toerisme in de economieën van de lidstaten een steeds belangrijkere rol speelt; dat een aanzienlijk gedeelte van het toerisme wordt gevormd door pakketreizen; dat groei en productiviteit van de pakketreizensector in de lidstaten zouden worden gestimuleerd, indien er althans een minimumaantal gemeenschappelijke regels wordt aangenomen zodat de sector een communautaire dimensie krijgt; [...] [...] Overwegende dat de organisator en/of de doorverkoper die partij zijn bij de overeenkomst, tegenover de consument aansprakelijk moeten zijn voor de goede uitvoering van de uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen; dat de organisator en/of de doorverkoper daarenboven aansprakelijk moeten zijn voor de schade die de consument ingevolge het niet of slecht uitvoeren van de overeenkomst ondervindt, tenzij de vastgestelde tekortkomingen in de uitvoering van de overeenkomst niet aan hen zijn toe te schrijven, noch aan andere verstrekkers van diensten; [...] Overwegende dat het zowel voor de consument als de pakketreizensector goed zou zijn dat de organisatoren en/of de doorverkopers moeten aantonen dat zij in geval van insolvabiliteit of faillissement over voldoende garanties beschikken; Overwegende dat het de lidstaten vrij moet staan om met het oog op de bescherming van de consument ten aanzien van pakketreizen strengere voorschriften uit te vaardigen of te handhaven”. |
4 |
Artikel 1 van die richtlijn preciseert: „Doel van deze richtlijn is de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake op het grondgebied van de Gemeenschap verkochte of ten verkoop aangeboden pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten.” |
5 |
Artikel 4, lid 6, eerste alinea, van de richtlijn bepaalt: „Indien de consument de overeenkomst opzegt overeenkomstig lid 5 of indien de organisator door ongeacht welke, niet aan de consument te wijten oorzaak het pakket vóór de overeengekomen vertrekdatum annuleert, heeft de consument recht op:
|
6 |
Artikel 5, leden 1 en 2, van richtlijn 90/314 luidt als volgt: „1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de organisator en/of de doorverkoper die partij zijn bij de overeenkomst, tegenover de consument aansprakelijk zijn voor de goede uitvoering van de uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen, ongeacht of deze verplichtingen zijn uit te voeren door henzelf dan wel door andere verstrekkers van diensten, en zulks onverminderd het recht van de organisator en/of de doorverkoper om deze andere verstrekkers van diensten aan te spreken. 2. Met betrekking tot de schade die de consument ondervindt ingevolge het niet of slecht uitvoeren van de overeenkomst, nemen de lidstaten de nodige maatregelen om de organisator en/of de doorverkoper aansprakelijk te stellen, tenzij het niet of slecht uitvoeren niet aan hen is toe te schrijven, noch aan andere verstrekkers van diensten [...].” |
7 |
Artikel 7 van deze richtlijn bepaalt: „De organisator en/of de doorverkoper die partij zijn bij de overeenkomst, dienen aan te tonen over voldoende garanties te beschikken om in geval van insolvabiliteit of faillissement te zorgen voor terugbetaling van de reeds voldane bedragen en voor repatriëring van de consument.” |
8 |
Artikel 8 van die richtlijn preciseert: „De lidstaten kunnen op het onder deze richtlijn vallende gebied strengere bepalingen ter bescherming van de consument vaststellen of handhaven.” |
Duitse wettelijke regeling
9 |
§ 651 k, lid 1, punt 1, van het Bürgerliches Gesetzbuch (burgerlijk wetboek), waarbij artikel 7 van richtlijn 90/314 in Duits recht is omgezet, luidt als volgt: „De reisorganisator moet verzekeren dat aan de reizigers wordt terugbetaald: 1. de betaalde prijs van de reis indien reisprestaties als gevolg van insolvabiliteit of de opening van een insolvabiliteitprocedure op het vermogen van de reisorganisator niet worden geleverd [...]” |
Hoofdgeding en prejudiciële vraag
10 |
Op 4 augustus 2009 heeft Blödel-Pawlik voor zijn echtgenote en hemzelf een pakketreis geboekt bij Rhein Reisen GmbH (hierna: „Rhein Reisen”), die als reisorganisator een insolvabiliteitsverzekering had afgesloten bij HanseMerkur Reiseversicherung. Deze verzekering was op 1 augustus 2009 in werking getreden. |
11 |
Rhein Reisen heeft Blödel-Pawlik twee garantiebewijzen bezorgd waarin werd bevestigd dat de voor de reis betaalde prijs hem zou worden terugbetaald indien de reisprestaties ten gevolge van de insolvabiliteit van de reisorganisator niet zouden worden geleverd. |
12 |
Rhein Reisen heeft Blödel-Pawlik vóór aanvang van de geplande reis meegedeeld dat zij genoodzaakt was om het faillissement aan te vragen. |
13 |
Uit de stukken blijkt dat Rhein Reisen, die door één enkele bestuurder werd vertegenwoordigd, in werkelijkheid nooit voornemens is geweest om de reis in kwestie te organiseren. Uit zowel de chronologie van de gebeurtenissen als de rekeningen van de reisorganisator kan immers worden afgeleid dat deze laatste bedrieglijk handelde. |
14 |
In die omstandigheden heeft Blödel-Pawlik terugbetaling van de door hem voor de reis voldane prijs gevorderd van HanseMerkur Reiseversicherung. |
15 |
Deze verzekeringsmaatschappij stelt evenwel dat zij niet tot terugbetaling verplicht is, aangezien het geval waarin de annulering van de reis louter van het frauduleuze gedrag van de reisorganisator afhangt, niet onder artikel 7 van richtlijn 90/314 valt. |
16 |
De verwijzende rechter heeft eveneens twijfels of richtlijn 90/314 de consument tegen bedrieglijke manoeuvres van de reisorganisatoren beoogt te beschermen. |
17 |
Aangezien het Landgericht Hamburg van oordeel is dat voor de beslechting van het bij hem aanhangige geding uitlegging van richtlijn 90/314 noodzakelijk is, heeft het de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag voorgelegd: „Moet artikel 7 van [richtlijn 90/314] ook worden toegepast wanneer de reisorganisator insolvabel is omdat hij de door de reizigers betaalde bedragen van meet af aan bedrieglijk volledig heeft gebruikt in strijd met de doelstelling ervan, en de totstandkoming van de reis nooit was gepland?” |
Beantwoording van de prejudiciële vraag
18 |
Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 7 van de richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat het van toepassing is op een situatie waarin de insolvabiliteit van de reisorganisator aan diens frauduleus gedrag toe te schrijven is. |
19 |
Dienaangaande dient er om te beginnen aan te worden herinnerd dat artikel 7 van richtlijn 90/314 de reisorganisator de verplichting oplegt om over voldoende garanties te beschikken om — in geval van insolvabiliteit of faillissement — de terugbetaling van de reeds voldane bedragen en de repatriëring van de consument te verzekeren. Deze garanties strekken ertoe de consument te beschermen tegen de economische risico’s die voortvloeien uit de insolvabiliteit of het faillissement van de organisator van de reis (zie arrest van 8 oktober 1996, Dillenkofer e.a., C-178/94, C-179/94 en C-188/94-C-190/94, Jurispr. blz. I-4845, punten 34 en 35). |
20 |
Het wezenlijke doel van deze bepaling is dus, te verzekeren dat in geval van insolvabiliteit of faillissement van deze organisator de consument wordt gerepatrieerd en hem de reeds betaalde bedragen worden terugbetaald (zie in die zin arrest Dillenkofer e.a., reeds aangehaald, punten 35 en 36). |
21 |
Vastgesteld moet worden dat de tekst van artikel 7 van richtlijn 90/314 geen specifieke voorwaarden betreffende de oorzaken van de insolvabiliteit van de betrokken organisator aan deze garanties verbindt. |
22 |
In dit verband heeft het Hof in punt 74 van het arrest van 15 juni 1999, Rechberger e.a. (C-140/97, Jurispr. blz. I-3499), geoordeeld dat artikel 7 van deze richtlijn de resultaatsverplichting oplegt om reizigers die een pakketreis hebben geboekt, in geval van faillissement van de organisator een recht te verlenen op de garantie dat de reeds betaalde bedragen worden terugbetaald en dat zij worden gerepatrieerd, waarbij deze garantie de consument juist beoogt te beschermen tegen de gevolgen van het faillissement, ongeacht de oorzaken daarvan. |
23 |
Het Hof heeft hieruit afgeleid dat omstandigheden zoals onvoorzichtige gedragingen van de reisorganisator of het intreden van uitzonderlijke of onvoorzienbare gebeurtenissen geenszins in de weg kunnen staan aan de terugbetaling van de betaalde bedragen en de repatriëring van de consument volgens artikel 7 van richtlijn 90/314 (zie arrest Rechberger e.a., reeds aangehaald, punten 75 en 76). |
24 |
Bovendien wordt deze uitlegging van artikel 7 van richtlijn 90/314 bevestigd door de doelstelling die deze richtlijn nastreeft, te weten de consument een hoog beschermingsniveau te bieden (zie arrest Dillenkofer e.a., reeds aangehaald, punt 39). |
25 |
Gelet op een en ander dient op de gestelde vraag te worden geantwoord dat artikel 7 van richtlijn 90/314 aldus moet worden uitgelegd dat het van toepassing is op een situatie waarin de insolvabiliteit van de reisorganisator te wijten is aan diens frauduleus gedrag. |
Kosten
26 |
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. |
Het Hof (Vijfde kamer) verklaart voor recht: |
Artikel 7 van richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten, moet aldus worden uitgelegd dat het van toepassing is op een situatie waarin de insolvabiliteit van de reisorganisator te wijten is aan diens frauduleus gedrag. |
ondertekeningen |
( *1 ) Procestaal: Duits.