This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62010CN0202
Case C-202/10: Reference for a preliminary ruling from the Finanzgericht Hamburg (Germany) lodged on 26 April 2010 — Vion Trading GmbH v Hauptzollamt Hamburg-Jonas
Zaak C-202/10: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Finanzgericht Hamburg (Duitsland) op 26 april 2010 — Vion Trading GmbH/Hauptzollamt Hamburg-Jonas
Zaak C-202/10: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Finanzgericht Hamburg (Duitsland) op 26 april 2010 — Vion Trading GmbH/Hauptzollamt Hamburg-Jonas
PB C 209 van 31.7.2010, p. 12–13
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
31.7.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 209/12 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Finanzgericht Hamburg (Duitsland) op 26 april 2010 — Vion Trading GmbH/Hauptzollamt Hamburg-Jonas
(Zaak C-202/10)
()
2010/C 209/19
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Finanzgericht Hamburg
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Vion Trading GmbH
Verwerende partij: Hauptzollamt Hamburg-Jonas
Prejudiciële vragen
1. |
Is een analoge toepassing van het verjaringsvoorschrift van § 195 BGB (Duits burgerlijk wetboek), in de tot eind 2001 geldende versie, op het recht tot terugvordering wegens ten onrechte toegekende uitvoerrestitutie in strijd met het gemeenschapsrechtelijke rechtszekerheidsbeginsel? |
2. |
Is de toepassing van de verjaringstermijn van dertig jaar van § 195 BGB bij de terugvordering van ten onrechte toegekende uitvoerrestitutie in strijd met het gemeenschapsrechtelijke evenredigheidsbeginsel? |
3. |
Indien vraag 2 bevestigend moet worden beantwoord: is de toepassing van een in artikel 3, lid 3, van verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 (1) bedoelde langere nationale verjaringstermijn, die middels rechtschepping door de rechter, op grondslag van een veronderstelde uitzonderlijke bevoegdheid, in het individuele geval wordt bepaald, in strijd met het gemeenschapsrechtelijke rechtszekerheidsbeginsel? |
(1) PB L 312, blz. 1.