Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62009CN0321

Zaak C-321/09 P: Hogere voorziening ingesteld op 10 augustus 2009 door de Helleense Republiek tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Achtste kamer) van 11 juni 2009 in zaak T-33/07, Helleense Republiek/Commissie van de Europese Gemeenschappen

PB C 244 van 10.10.2009, p. 3–3 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

10.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 244/3


Hogere voorziening ingesteld op 10 augustus 2009 door de Helleense Republiek tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Achtste kamer) van 11 juni 2009 in zaak T-33/07, Helleense Republiek/Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak C-321/09 P)

2009/C 244/05

Procestaal: Grieks

Partijen

Rekwirante: Helleense Republiek (vertegenwoordiger: I. Chalkias)

Andere partij in de procedure: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

de hogere voorziening en de aangevoerde middelen ontvankelijk en gegrond verklaren;

het arrest van het Gerecht van eerste aanleg vernietigen;

het beroep van de Helleense Republiek gedeeltelijk toewijzen;

de Commissie verwijzen in alle kosten van de Helleense Republiek.

Middelen en voornaamste argumenten

1.

Het Gerecht van eerste aanleg heeft het rechtszekerheidsbeginsel onjuist uitgelegd en toegepast, voor zover het in het bestreden arrest heeft geoordeeld dat de procedure op tegenspraak voor de goedkeuring van de rekeningen ongetwijfeld bijzonder lang had geduurd, aangezien het op 9 november 1999 was begonnen met het eerste onderzoek en op 15 december 2006 was geëindigd met de publicatie van de litigieuze beschikking, maar toch, volgens de Helleense Republiek ten onrechte, van mening was dat deze vaststelling moest worden gerelativeerd in het kader van de procedure tot goedkeuring van de rekeningen van het EOGFL, en heeft geoordeeld dat het rechtszekerheidsbeginsel niet was geschonden.

2.

Het bestreden arrest van het Gerecht van eerste aanleg bevat een onjuiste en tegenstrijdige motivering, aangezien het Gerecht weliswaar heeft erkend dat de Commissie artikel 12, lid 1, sub a, van verordening nr. 1201/89 onjuist had uitgelegd en toegepast en dat het door de Helleense Republiek aangevoerde middel tot nietigverklaring gegrond was en moest worden aanvaard, maar desondanks heeft geoordeeld dat de geldigheid van de financiële correctie niet was aangetast.


Top