Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62009CN0061

    Zaak C-61/09: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberverwaltungsgericht Rheinland-Pfalz (Duitsland) op 11 februari 2009 — Landkreis Bad Dürkheim/Aufsichts- und Dienstleistungsdirektion, mede in het geding geroepen: Astrid Niedermair-Schiemann

    PB C 113 van 16.5.2009, p. 20–20 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    16.5.2009   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 113/20


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberverwaltungsgericht Rheinland-Pfalz (Duitsland) op 11 februari 2009 — Landkreis Bad Dürkheim/Aufsichts- und Dienstleistungsdirektion, mede in het geding geroepen: Astrid Niedermair-Schiemann

    (Zaak C-61/09)

    2009/C 113/40

    Procestaal: Duits

    Verwijzende rechter

    Oberverwaltungsgericht Rheinland-Pfalz

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Landkreis Bad Dürkheim

    Verwerende partij: Aufsichts- und Dienstleistungsdirektion

    Mede in het geding geroepen: Astrid Niedermair-Schiemann

    Prejudiciële vragen

    1)

    Is sprake van landbouwgrond in de zin van artikel 44, lid 2, van verordening (EG) nr. 1782/2003 (1), wanneer de grond weliswaar mede voor landbouwdoeleinden (begrazing met het oog op schaaphouderij) wordt gebruikt, maar hoofdzakelijk bestemd is voor landschapsverzorging en natuurbescherming?

    2)

    Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord:

    Is sprake van grond die voor niet-landbouwactiviteiten in gebruik is in de zin van artikel 44, lid 2, van verordening nr. 1782/2003, wanneer de activiteit hoofdzakelijk bestemd is voor natuurbescherming of in ieder geval wanneer de landbouwer bij de vervulling van de doelstellingen van natuurbescherming instructies van de natuurbeschermingsinstantie moet opvolgen?

    3)

    Indien sprake is van landbouwgrond (vraag 1) die ook voor een landbouwactiviteit in gebruik is (vraag 2):

    Is voor de bestemming van landbouwgrond voor het bedrijf (landbouwgrond van het bedrijf in de zin van artikel 44, lid 2, van verordening nr. 1782/2003) vereist

    a)

    dat de grond het bedrijf op grond van een pachtovereenkomst of een vergelijkbare tijdelijke transactie tegen vergoeding ter beschikking staat?

    b)

    Indien dit niet het geval is: is het voor de bedrijfsbestemming irrelevant dat de grond het bedrijf gratis of enkel tegen overname van de bijdragen aan de bedrijfsvereniging (Berufsgenossenschaft) ter beschikking wordt gesteld om op een bepaalde wijze en in een bepaald tijdvak overeenkomstig de doelstellingen van de natuurbescherming te worden gebruikt?

    c)

    Indien dit het geval is: is het voor de bedrijfsbestemming irrelevant dat het bedrijf verplicht is om bepaalde prestaties op de grond te verrichten en daarvoor een vergoeding ontvangt?


    (1)  Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (PB L 270, blz. 1).


    Top