Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62008CN0244

    Zaak C-244/08: Beroep ingesteld op 4 juni 2008 — Commissie van de Europese Gemeenschappen/Italiaanse Republiek

    PB C 209 van 15.8.2008, p. 28–29 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    15.8.2008   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 209/28


    Beroep ingesteld op 4 juni 2008 — Commissie van de Europese Gemeenschappen/Italiaanse Republiek

    (Zaak C-244/08)

    (2008/C 209/42)

    Procestaal: Italiaans

    Partijen

    Verzoekende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen (vertegenwoordigers: A. Aresu en M. Afonso, gemachtigden)

    Verwerende partij: Italiaanse Republiek

    Conclusies

    vaststellen dat de Italiaanse Republiek de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 1 van de Achtste richtlijn (79/1072/EEG) (1) van de Raad van 6 december 1979 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Regeling voor de teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan niet in het binnenland gevestigde belastingplichtigen, en artikel 1 van de Dertiende richtlijn (86/560/EEG) (2) van de Raad van 17 november 1986 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Regeling voor de teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan niet op het grondgebied van de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen, door een belastingplichtige die in een andere lidstaat of in een derde land is gevestigd, doch in Italië een vaste inrichting heeft van waaruit hij in de betrokken periode goederen heeft geleverd of diensten heeft verricht in Italië, te verplichten voor de teruggaaf van betaalde btw gebruik te maken van de mechanismen waarin bovengenoemde richtlijnen voorzien, in plaats van deze btw gewoon te kunnen aftrekken, wanneer de verkrijging van de goederen of diensten niet via de vaste inrichting in Italië, maar rechtstreeks door de hoofdvestiging is afgewikkeld;

    de Italiaanse Republiek verwijzen in de kosten van de procedure.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Met het onderhavige beroep verzoekt de Europese Commissie het Hof van Justitie vast te stellen dat met het gemeenschapsrecht onverenigbaar is een Italiaanse maatregel die een in een andere lidstaat of in een derde land gevestigde btw-plichtige die in Italië een vaste inrichting heeft van waaruit hij in de betrokken periode goederen heeft geleverd of diensten heeft verricht in Italië, verplicht voor de teruggaaf van betaalde btw gebruik te maken van de mechanismen waarin de richtlijnen 79/1072/EEG (Achtste btw-richtlijn) en 86/560/EEG (Dertiende btw-richtlijn) voorzien, in plaats van van het normale mechanisme van aftrek, dat volgens richtlijn 77/388/EEG (3) (Zesde btw-richtlijn) de regel is, wanneer de verkrijging van de goederen of diensten niet via de vaste inrichting in Italië, maar rechtstreeks door de hoofdvestiging in het buitenland is afgewikkeld.

    Een dergelijke maatregel, die de fiscale verplichtingen van de betrokken belastingplichtigen verzwaart, is volgens de Europese Commissie in strijd met de bepalingen van bovengenoemde btw-richtlijnen en met de beginselen die daaraan ten grondslag liggen, volgens welke de buitenlandse belastingplichtige die in Italië een vaste inrichting heeft en van daaruit handelstransacties verricht in Italië, ook wanneer sommige handelstransacties rechtstreeks door zijn hoofdvestiging worden afgewikkeld, gebruik moet kunnen maken van het normale mechanisme van aftrek waarin de Zesde richtlijn voorziet.


    (1)  PB L 331, blz. 11.

    (2)  PB L 326, blz. 40.

    (3)  PB L 145, blz. 1 — Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag.


    Top