Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62008CN0136

    Zaak C-136/08 P: Hogere voorziening ingesteld op 3 april 2008 door Japan Tobacco, Inc. tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Vijfde kamer) van 30 april 2008 in zaak T-128/06, Japan Tobacco, Inc./Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) — Torrefacção Camelo

    PB C 209 van 15.8.2008, p. 18–19 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    15.8.2008   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 209/18


    Hogere voorziening ingesteld op 3 april 2008 door Japan Tobacco, Inc. tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Vijfde kamer) van 30 april 2008 in zaak T-128/06, Japan Tobacco, Inc./Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) — Torrefacção Camelo

    (Zaak C-136/08 P)

    (2008/C 209/26)

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Rekwirante: Japan Tobacco, Inc. (vertegenwoordigers: A. Ortiz López, abogada, S. Ferrandis González, abogado, E. Ochoa Santamaría, abogada)

    Andere partijen in de procedure: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), Torrefacção Camelo Lda

    Conclusies

    vernietiging van het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen van 30 januari 2008 in zaak T-128/06 en wijzen van een arrest waarbij deze beslissing wordt gewijzigd en wordt verklaard dat het verbod van artikel 8, lid 5, van de verordening inzake het gemeenschapsmerk (1) op deze zaak moet worden toegepast en bijgevolg, met aanvaarding van de argumenten van Japan Tobacco, weigering van inschrijving van gemeenschapsmerk nr. 1 469 121;

    verwijzing van het BHIM in de kosten van deze procedures.

    Middelen en voornaamste argumenten

    In hogere voorziening beroept rekwirante zich op schending door het Gerecht van de verordening inzake het gemeenschapsmerk en inzonderheid van artikel 8, lid 5, ervan. Hoewel het Gerecht de algemene bekendheid van het oudere merk, de overeenstemming van de betrokken merken en de samenhang tussen de door de merken aangeduide waren heeft erkend, heeft het immers een daadwerkelijk, reëel en actueel bewijs van de afbreuk aan het oudere merk geëist, hoewel volgens voornoemd artikel alleen vereist is dat dit merk kan worden aangetast, uit het onderscheidend vermogen ervan ongerechtvaardigd voordeel kan worden getrokken of dat daaraan afbreuk kan worden gedaan.


    (1)  Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het gemeenschapsmerk (PB 1994, L 11, blz. 1).


    Top