Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62006CC0142

    Conclusie van advocaat-generaal Mazák van 6 maart 2007.
    Olicom A/S tegen Skatteministeriet.
    Verzoek om een prejudiciële beslissing: Østre Landsret - Denemarken.
    Gemeenschappelijk douanetarief - Tariefposten - Indeling in gecombineerde nomenclatuur - Automatische gegevensverwerkende machines - Netwerkkaarten met modemfunctie - Begrip ‚eigen functie’.
    Zaak C-142/06.

    Jurisprudentie 2007 I-06675

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:2007:138

    CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL

    J. MAZÁK

    van 6 maart 2007 1(1)

    Zaak C‑142/06

    Olicom A/S

    tegen

    Skatteministeriet

    [verzoek van het Østre Landsret (Denemarken) om een prejudiciële beslissing]

    „Gemeenschappelijk douanetarief – Tariefposten 8471 (automatische gegevensverwerkende machines) en 8517 (telecommunicatietoestellen) – Netwerkkaarten met dubbele functie, toegang tot Local Area Network (LAN) en Wide Area Network (WAN) – Indeling in gecombineerde nomenclatuur – Eigen functie”





    1.        Deze zaak betreft de tariefindeling van gecombineerde netwerk‑ en modemkaarten die toegang geven tot zowel een Local Area Network (lokaal netwerk, bijvoorbeeld het bedrijfsintranet; hierna: „LAN”) als een Wide Area Network (bijvoorbeeld het internet; hierna: „WAN”). Het Hof wordt in wezen gevraagd te oordelen of over deze producten douanerechten moeten worden geheven als gegevensverwerkende machines (personal computers; hierna: „PC’s”) (post 8471) of als telecommunicatietoestellen (post 8517). Het belangrijke punt is hier onder meer de vraag of de betrokken producten een „eigen functie” vervullen.

    2.        Blijkbaar blijven er grote verschillen van mening bestaan over de tariefindeling van elektronische (en in het bijzonder informatietechnologische) producten. Het is echter niet de eerste keer dat deze vraagstukken voor het Hof aan de orde zijn gesteld.(2) Het Hof heeft in dit kader immers al een aantal vragen beantwoord. Daarbij zou ik met name willen wijzen op de zaken Peacock en Cabletron.(3) Zoals ik hierna zal uiteenzetten, ben ik echter van mening dat een te strikte toepassing van deze rechtspraak door het Hof in een zaak als de onderhavige juist tegen het doel van de tariefindeling zou kunnen ingaan.

    I –    Rechtskader

    3.        Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief‑ en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief(4) heeft in bijlage I daarbij een goederennomenclatuur ingesteld, gecombineerde nomenclatuur (hierna: „GN”) genaamd, die is gebaseerd op het wereldwijd geldende geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna: „GS”).(5) De versie van de GN die ten tijde van de feiten van het hoofdgeding van kracht was, was die van verordening (EG) nr. 3009/95 van de Commissie(6), die vanaf 1 januari 1996 van toepassing was.

    4.        In afdeling XVI(7) van bijlage I staan de hoofdstukken 84 en 85(8), die relevant zijn voor de onderhavige zaak. Post 8471 van de GN betreft „automatische gegevensverwerkende machines en eenheden daarvoor; magnetische en optische lezers, machines voor het in gecodeerde vorm op dragers overzetten van gegevens en machines voor het verwerken van die gegevens, elders genoemd noch elders onder begrepen.” GN-post 8517 luidt als volgt: „Elektrische toestellen voor lijntelefonie en voor lijntelegrafie, lijntelefoontoestellen met draagbare draadloze hoorn en toestellen voor telecommunicatie met draaggolf of voor digitale telecommunicatie daaronder begrepen; videofoontoestellen.”(9)

    5.        De algemene regels voor de interpretatie van de GN (hierna: „algemene regels”(10)), die zijn opgenomen in het eerste deel, titel I, A, ervan, bepalen onder meer:

    „3.      Indien goederen met toepassing van het bepaalde onder 2, sub b, of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, geschiedt de indeling als volgt:

    a)      de post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking. Indien echter twee of meer posten elk afzonderlijk slechts betrekking hebben op een gedeelte van de stoffen of bestanddelen waaruit een mengsel of een goed is samengesteld of op een gedeelte van de artikelen, in het geval van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, worden die posten, met betrekking tot bedoelde mengsels en goederen, aangemerkt als even specifiek, zelfs indien een van de posten daarvan een volledigere of nauwkeurigere omschrijving geeft;

    b)      mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde onder 3, sub a, worden ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan de mengsels, de werken, de stellen of de assortimenten hun wezenlijk karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald;

    c)      in de gevallen waarin de indeling aan de hand van het bepaalde onder 3, sub a, en 3, sub b, niet mogelijk is, wordt van de verschillende in aanmerking komende posten de post toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst.

    4.      Goederen die niet kunnen worden ingedeeld overeenkomstig vorenstaande regels, worden ingedeeld onder de post die van toepassing is op de goederen waarmede zij de meeste overeenkomst vertonen.”

    6.        Aantekening 3 bij afdeling XVI en aantekening 5 bij hoofdstuk 84 van de GN bepalen respectievelijk:

    „3.      Voor zover niets anders is bepaald, worden combinaties van machines van verschillende soorten, die bestemd zijn om gezamenlijk te functioneren en die een geheel vormen, alsmede machines met twee of meer verschillende (afwisselende of aanvullende) functies, ingedeeld naar de hoofdfunctie die kenmerkend is voor het complex.”

    „5. A. Voor de toepassing van post 8471 wordt onder ‚automatische gegevensverwerkende machines’ verstaan:

    [...]

    c)      hybride machines, bestaande, hetzij uit een digitale machine met analoge elementen, hetzij uit een analoge machine met digitale elementen.

    B.      Automatische gegevensverwerkende machines kunnen voorkomen in de vorm van systemen bestaande uit een variabel aantal afzonderlijke eenheden. Met inachtneming van het bepaalde in letter E hierna, wordt een eenheid als een deel van een compleet systeem aangemerkt, indien zij aan alle hierna omschreven voorwaarden voldoet, te weten:

    a)      zij moet van de soort zijn die uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt in een automatisch gegevensverwerkend systeem;

    b)      zij moet, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenschakeling van een of meer andere eenheden, op de centrale verwerkingseenheid kunnen worden aangesloten; en

    c)      zij moet in staat zijn gegevens te ontvangen of te leveren in een vorm – codes of signalen – die bruikbaar is voor het systeem.

    C.      Afzonderlijk aangeboden eenheden van een automatische gegevensverwerkende machine worden onder post 8471 ingedeeld.

    [...]

    E.      Machines die een eigen functie, andere dan automatische gegevensverwerking, vervullen en die een automatische gegevensverwerkende machine bevatten of daarmede in samenhang worden gebruikt, worden ingedeeld onder de post die overeenkomstig hun functie in aanmerking komt of, bij ontbreken daarvan, onder een sluitpost.”

    7.        Binnen de Werelddouaneorganisatie (hierna: „WDO”) bestaat een Comité voor het geharmoniseerde systeem (hierna: „GS-Comité”), waarin de Europese Gemeenschap, als partij bij het Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem, wordt vertegenwoordigd door de Europese Commissie. Het GS-Comité heeft onder meer als taak, wijzigingen van het GS voor te stellen, alsmede toelichtingen, indelingsadviezen, andere adviezen over uitlegging en aanbevelingen op te stellen teneinde een eenvormige uitlegging en toepassing van het GS te verzekeren.(11) De Commissie stelt ook toelichtingen bij de GN op. Deze vullen die bij het GS aan.

    II – Feiten, procesverloop en prejudiciële vragen

    8.        Deze zaak betreft gecombineerde netwerk‑ en modemkaarten van de PCMCIA-standaard, die zijn ontworpen om in draagbare computers te worden gestoken, van de types OC 2232 en OC 3232 (hierna: „GoCards” of „betrokken producten”), die van 1996 tot 1999 door Olicom A/S (hierna: „Olicom”) zijn ingevoerd.(12) Elke GoCard heeft een PC-interface overeenkomstig de PCMCIA-standaard. De kaarten zijn „gecombineerd” in die zin dat elke kaart zowel een LAN-interface als een WAN-interface (modem) heeft, zodat een PC via een netwerk met andere PC’s kan communiceren.(13) Het gaat dus om een onderdeel dat de gegevens van de ene PC ontvangt, verwerkt en naar andere PC’s in een netwerk doorstuurt. De GN spreekt van „automatische gegevensverwerkende machines” in het algemeen in plaats van „computers” of „PC’s” en hetzelfde geldt voor het GS. Daarom zal ik in deze conclusie gebruik maken van deze technische term.

    9.        Volgens de verwijzingsbeslissing zijn GoCards in feite slechts een verdere ontwikkeling van zuivere LAN-kaarten en dus zo ontworpen dat de WAN-functie (modem) niet kan werken zonder de LAN-functie (Token Ring). Deze laatste is echter in staat om te werken, ook wanneer de WAN-functie is verwijderd.(14)

    10.      Olicom, een Deense vennootschap, heeft bij de invoer van netwerkapparatuur, in het bijzonder de GoCards die in het hoofdgeding aan de orde zijn, deze als automatische gegevensverwerkende apparatuur ingedeeld onder post 8473/71. Zij heeft ook GoCards ingevoerd van een type met alleen een LAN-functie, die zij ook heeft ingedeeld onder post 8471. De Commissie heeft twee verordeningen vastgesteld, nrs. 1638/94(15) en 1165/95(16), volgens welke in het bijzonder LAN-apparatuur in de vorm van adapters, verbindingseenheden, zend‑ en ontvangtoestellen en adapterkaarten moesten worden ingedeeld onder GN-post 8517 in plaats van 8471, hetgeen tot een verhoging van de toepasselijke douanerechten leidde. Bij besluit van 16 maart 1999 heeft de Told- og Skatteregion Helsingør (regionale douane‑ en belastingdienst van Helsingør) inzake de GoCards douanerechten nagevorderd van Olicom. Olicom heeft op 16 juni 1999 tegen dit besluit beroep ingesteld.

    11.      In zijn arrest in de zaak Cabletron heeft het Hof deze twee Commissieverordeningen echter ongeldig verklaard wat de tariefindeling van adapters, verbindingseenheden, zend‑ en ontvangtoestellen en adapterkaarten betreft Na dat arrest heeft de Commissie richtlijnen met betrekking tot productbereik en terugbetaling van douanerechten in die zaak vastgesteld.(17) De autoriteiten hebben vervolgens de douanerechten met betrekking tot GoCards met alleen de LAN-functie terugbetaald, maar hebben vastgehouden aan hun opvatting dat producten met zowel de LAN- als de WAN-functie moesten worden ingedeeld als WAN-kaarten. Na uitputting van de administratieve beroepen is het geschil inzake de indeling op 14 april 2003 aanhangig gemaakt bij het Østre Landsret.

    12.      Op 11 november 2004 is het Comité douanewetboek bijeengekomen om Olicom te horen. Op 10 januari 2005 heeft het vervolgens een advies uitgebracht, waarin het verklaarde dat de producten die in het hoofdgeding aan de orde zijn, moesten worden ingedeeld onder GN-post 8517. Het Comité baseerde deze conclusie op zijn vaststelling dat de betrokken producten geen hoofdfunctie hadden.(18)

    13.      Bijgevolg heeft het Østre Landsret (15e kamer, Kopenhagen) bij beslissing van 9 maart 2006 de behandeling van de zaak geschorst en de volgende prejudiciële vragen aan het Hof voorgelegd:

    „1.      Moet bijlage 1 bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief‑ en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, in de versie van verordening (EEG) nr. 3009/95 van de Commissie, aldus worden uitgelegd dat gecombineerde netwerk‑ en modemkaarten als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, na 1 januari 1996 als gegevensverwerkende machines onder post 8471 of als toestellen voor telecommunicatie onder post 8517 moeten worden ingedeeld?

             Dienaangaande wordt het Hof verzocht om een antwoord op de vraag of het begrip ‚eigen functie’ in aantekening 5 E bij hoofdstuk 84, in de versie van verordening nr. 3009/95, aldus moet worden uitgelegd dat indeling onder een andere post dan post 8471 moet plaatsvinden wanneer er een WAN-functie is, of dat een product slechts in een andere post dan post 8471 moet worden ingedeeld voor zover de WAN-functie zelfstandig zonder een automatische gegevenswerkende machine kan werken.

    2.      Voor zover het Hof van oordeel is dat de WAN-functie in de gecombineerde netwerk‑ en modemkaart een eigen functie vormt, wordt het Hof verzocht te antwoorden op de vraag of het voor de indeling relevant is of de hoofdfunctie van het product als een LAN-functie kan worden beschouwd.”

    III – Beoordeling

    A –    Argumenten van partijen

    14.      Volgens de verwijzingsbeslissing betoogt Olicom (verzoekster in het hoofdgeding) dat de betrokken producten als automatische gegevensverwerkende machines onder post 8471 moeten worden ingedeeld, aangezien zij geen „eigen functie” vervullen. Partijen zijn het erover eens dat aan drie van de vier voorwaarden in het Cabletron-arrest(19) is voldaan, maar zij verschillen van mening of tevens aan de vierde is voldaan: „4. De apparatuur vervult geen functie die zij zonder een automatische gegevensverwerkende machine zou kunnen uitoefenen.” Volgens de arresten in de zaken Cabletron en Peacock(20) hebben communicatietoestellen in de vorm van onder meer een netwerkkaart een automatische gegevensverwerkende machine nodig om een functie uit te oefenen(21) – anders dan bijvoorbeeld een mobiele telefoon die zelfstandig en onafhankelijk een communicatiefunctie vervult – en vallen daarom onder post 8471.(22) In ieder geval is Olicom van mening dat post 8471 toch van toepassing zou moeten zijn wegens de hoofdfunctie van de betrokken producten (LAN), aangezien zij slechts een „ontwikkeling” van zuivere LAN-producten vormen. Olicom is het niet eens met de verklaring van het Comité douanewetboek.

    15.      Skatteministeriet (verweerder in het hoofdgeding) en de Commissie stellen beide in wezen dat de betrokken producten onder post 8517 zouden moeten worden ingedeeld, aangezien zij wel een eigen functie hebben. Aantekening 5 E bij hoofdstuk 84 staat in de weg aan indeling ervan onder post 8471, omdat zij dankzij de ingebouwde modem in staat zijn zelfstandig zonder de automatische gegevensverwerkende machine gegevens over te brengen. De fysieke aansluiting van de betrokken producten op een automatische gegevensverwerkende machine betekent niet dat zij op zich geen zelfstandige functie vervullen, aangezien de WAN-functie niet afhankelijk is van de automatische gegevensverwerkende machine en de functies daarvan. Skatteministeriet en de Commissie(23) stellen beide dat de vierde voorwaarde van Cabletron-arrest niet is vervuld.

    B –    Eerste vraag

    16.      Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de betrokken producten moeten worden ingedeeld onder post 8471 of 8517 van de GN in de versie van verordening nr. 3009/95. Ik zal echter eerst iets van de rechtspraak van het Hof op dit gebied behandelen.

    17.      Zoals het Hof herhaaldelijk heeft geoordeeld, moet het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle in het algemeen worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de relevante GN-post zijn omschreven.(24)

    18.      In het Peacock-arrest stelde het Hof vast dat (LAN‑)netwerkkaarten die zijn bestemd om in automatische gegevensverwerkende machines te worden geïnstalleerd, tussen juli 1990 en mei 1995 als eenheden van dergelijke machines onder post 8471 moesten worden ingedeeld(25), terwijl het in het Cabletron-arrest(26) in wezen bevestigde dat (LAN‑)netwerkapparatuur, met name netwerkkaarten, zowel vóór als na 1 januari 1996 moeten worden ingedeeld onder GN-post 8471.

    19.      In het arrest in de zaak CBA Computer(27) oordeelde het Hof dat de geluidskaarten(28) die in die zaak aan de orde waren, geen eigen functie vervullen en moeten worden ingedeeld onder post 8471. Vervolgens heeft het in het arrest in de zaak Jacob Meijer(29) bevestigd dat geluidskaarten niet moeten worden ingedeeld onder post 8543, die uitsluitend betrekking heeft op elektrische machines, apparaten en toestellen met een eigen functie. In het arrest Ikegami(30) oordeelde het Hof daarentegen dat een toestel dat voor videobewakingsdoeleinden door camera’s uitgezonden signalen opneemt en, na deze te hebben gecomprimeerd, op een scherm weergeeft, een eigen, andere functie dan die van automatische gegevensverwerking in de zin van aantekening 5 E bij hoofdstuk 84 van de GN vervult.

    20.      In het arrest in de zaak Hewlett Packard(31) oordeelde het Gerecht van eerste aanleg onder meer dat „[b]lijkens aantekening 5 E [...] de soort machine die van post 8471 is uitgesloten, een zelfstandige eenheid [is] met een specifieke taak die ook, zij het minder vlot, zonder een automatische gegevensverwerkende machine zou kunnen worden vervuld”.(32) Het Gerecht verklaarde tevens dat de overdracht van gegevens binnen een gegevensverwerkend systeem niet als een telecommunicatiefunctie moet worden beschouwd.(33)

    21.      Ik moet erop wijzen dat het Hof weliswaar in een aantal zaken reeds heeft geoordeeld over de tariefindeling van elektronische schakelingen (LAN-toestellen), maar dat het zich nog niet heeft uitgesproken over WAN. Uit de rechtspraak van het Hof blijkt nu duidelijk dat LAN-netwerkkaarten slechts „gegevens ontvangen en leveren” in een vorm die bruikbaar is voor automatische gegevensverwerkende machines, en dat zij dus vergelijkbaar zijn met elk ander middel waarmee die machine gegevens ontvangt of levert (dat wil zeggen dat zij geen eigen functie hebben), maar de producten die in dit geval aan de orde zijn, zijn gecombineerde modem‑ en netwerkkaarten.

    22.      Daarom kan wat over LAN-kaarten is gezegd, mijns inziens niet naar analogie worden toegepast op netwerkkaarten met een WAN-functie, aangezien deze laatste niet alleen „gegevens leveren en ontvangen”, maar dergelijke gegevens of signalen noodzakelijkerwijs ook moeten „omzetten”. WAN-toestellen moeten de ontvangen gegevens of signalen feitelijk verwerken door ze te „moduleren” en te „demoduleren” (vandaar de naam „modem”) van analoge naar digitale vorm en vice versa, zodat zij enerzijds kunnen worden overgedragen via het telefoonnetwerk (analoge vorm) en anderzijds compatibel zijn met een automatische gegevensverwerkende machine (digitale vorm). Ik acht het argument van de Commissie op dit punt – dat de WAN-functie, op zijn minst zoals die in dit punt is uiteengezet, moet worden beschouwd als een „andere [functie] dan automatische gegevensverwerking” – gegrond is.

    23.      Volgens mij valt de WAN-(modem-)functie op basis van objectieve kenmerken inderdaad onder telecommunicatie (dat wil zeggen onder post 8517) en niet onder gegevensverwerking (dat wil zeggen onder post 8471). Bovendien gebruikt WAN, anders dan LAN-toestellen, telefoonlijnen om te communiceren. In dat verband wil ik erop wijzen dat de betrokken producten reeds waren goedgekeurd voor gebruik in een telefoonnetwerk en zonder meer kunnen worden gebruikt als modems.

    24.      Derhalve concludeer ik dat WAN-toestellen – anders dan toestellen met enkel een LAN-functie – een „eigen functie” vervullen, omdat de door de modem verzonden en ontvangen gegevens onvermijdelijk moeten worden omgezet van signalen die een automatische gegevensverwerkende machine kan verwerken, in signalen die via telefoonlijnen of soortgelijke middelen kunnen worden overgedragen.

    25.      Dit wordt bevestigd door de toelichtingen bij het GS, die de indeling van modems onder post 8471 uitdrukkelijk uitsluiten en hen veeleer duidelijk onder post 8517 indelen.(34) De indeling van de betrokken producten onder post 8517 is ook bevestigd door het Comité douanewetboek.(35) Bovendien bevat het Compendium of Classification Opinions (repertorium van indelingsadviezen)(36), dat door de WDO wordt gepubliceerd, een numerieke lijst van de door deze organisatie vastgestelde indelingsadviezen, opgesteld volgens de volgorde van de posten en postonderverdelingen van het GS. Daarin staat het volgende indelingsadvies van 13 november 1998:

    „3. Kaart ontworpen om in een automatische gegevensverwerkende machine te worden gestoken (insteekkaart)” zou onder post 8517.50/3 moeten worden ingedeeld aangezien zij „digitale signalen van een automatische gegevensverwerkende machine omzet in analoge signalen en vice versa en aldus communicatie met een andere automatische gegevensverwerkende machine via het telefoonnetwerk mogelijk maakt. Zij stelt de automatische gegevensverwerkende machine tevens in staat faxen en e-mail te verzenden en te ontvangen. Deze handelingen kunnen zelfs via een mobiele telefoon worden verricht.”(37)

    26.      Bovendien vindt mijn opvatting steun in de meest recente wijzigingen van de GN (als gevolg van een herstructurering van het GS), die op 1 januari 2007 van kracht zijn geworden en aanzienlijke wijzigingen in de structuur van de hoofdstukken 84 en 85 hebben aangebracht, ook al zijn zij ratione temporis voor het onderhavige geval niet relevant. Terwijl aantekening 5 E ongewijzigd blijft, worden door middel van een nieuwe aantekening 5 D bepaalde producten nu uitgesloten van post 8471. Hiertoe behoren onder meer: „2) toestellen voor het zenden of ontvangen van spraak, van beelden of van andere gegevens, daaronder begrepen toestellen voor de overdracht in een kabelnetwerk of in een draadloos netwerk (zoals een lokaal netwerk of een uitgestrekt netwerk)”.(38) Tegelijkertijd is GN-post 8517 aangepast zodat daaronder worden begrepen: „Telefoontoestellen, daaronder begrepen telefoontoestellen voor cellulaire netwerken of voor andere draadloze netwerken; andere toestellen voor het zenden of ontvangen van spraak, van beelden of van andere gegevens, daaronder begrepen toestellen voor de overdracht in een kabelnetwerk of in een draadloos netwerk (zoals een lokaal netwerk of een uitgestrekt netwerk) [...]”.(39)

    27.      In de aan het Hof voorgelegde vragen wordt gesteld dat de betrokken producten in ieder geval moeten worden ingedeeld onder post 8471, aangezien de WAN-functie niet zelfstandig zonder een automatische gegevenswerkende machine kan werken.

    28.      Ik moet zeggen dat ik het daarmee niet eens kan zijn. Zoals ik hierboven heb uiteengezet, moet de WAN-functie van de betrokken producten worden opgevat als een functie die verschilt van gegevensverwerking. Indien de nogal absoluut geformuleerde criteria van de arresten in de zaken Peacock en Cabletron(40) en de hoofdstukken 84 en 85 te strikt werden uitgelegd, dan zouden alle toestellen moeten worden ingedeeld als automatische gegevensverwerkende machines – zelfs indien zij functies die totaal verschillen van gegevensverwerking – enkel omdat deze machines werken terwijl zij zijn aangesloten, bijvoorbeeld door middel van elektronische schakelingen, op een automatische gegevensverwerkende machine.(41) In zoverre moet ik mij aansluiten bij het argument van de Commissie dat een dergelijke uitlegging elk nut zou ontnemen aan GN-aantekening 5 E.

    C –    Tweede vraag

    29.      Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen – ingeval het Hof van oordeel is dat de WAN-functie van de betrokken producten een eigen functie is – of het voor de tariefindeling relevant is dat de LAN-functie kan worden beschouwd als de hoofdfunctie van de betrokken producten.

    30.      Olicom heeft gesteld dat LAN in ieder geval de hoofdfunctie van de betrokken producten vormt en de functie is die door consumenten hoofdzakelijk wordt gebruikt. Het feit dat de betrokken kaarten specifiek zijn ontworpen voor gebruik in draagbare computers toont mijns inziens echter reeds aan dat het, gezien de objectieve kenmerken van draagbare computers en het gebruik en het doel ervan, zeer wel mogelijk is dat vaak alleen de WAN-functie beschikbaar zal zijn (aangezien LAN per definitie „lokaal” is en gebonden is aan bijvoorbeeld een kantoor of de lokalen van een bedrijf in het algemeen). Volgens mij wordt een draagbare computer gewoonlijk juist in plaats van een klassieke PC gekocht omdat de eerste flexibiliteit biedt en gemakkelijk te vervoeren is, hetgeen tot uiting komt in een hogere prijs en een in het algemeen lager rekenvermogen, uitrustingsniveau enzovoort.

    31.      Uit hetgeen ik hierboven met betrekking tot de eerste vraag heb gezegd, volgt dat mijns inziens de vaststelling volstaat dat – aangezien de WAN-functie van de betrokken producten een eigen functie vormt – het van geen belang is of de LAN-functie inderdaad als de hoofdfunctie ervan kan worden beschouwd.

    32.      In ieder geval ben ik van mening dat, anders dan Olicom betoogt, het wezenlijke karakter van de betrokken producten in werkelijkheid veeleer in hun dubbele functie zou moeten liggen (dat wil zeggen, het feit dat zij voor zowel LAN als WAN bruikbaar zijn), hetgeen overigens blijkt uit het feit dat zij specifiek zijn ontworpen voor draagbare computers, de prijs enzovoort. Zoals hierboven reeds is opgemerkt, heeft het Comité douanewetboek bovendien met eenparigheid van stemmen (van alle aanwezige lidstaten) besloten dat het onmogelijk is om van de producten die in het hoofdgeding aan de orde zijn, een hoofdfunctie te bepalen.(42)

    33.      Gelet op een en ander en op het feit dat in het onderhavige geval algemene regel 3, sub a, noch algemene regel 3, sub b, van toepassing is (aangezien, wat de eerste algemene regel betreft, de posten 8471 en 8517 even specifiek zijn, en wat de tweede betreft, het wezenlijke karakter – de dubbele functie van de kaarten – in plaats van de hoofdfunctie doorslaggevend zou moeten zijn), zijn het naar mijn mening de algemene regels 1, 3, sub c, (indeling onder de post die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst) en 6 die bepalen dat de betrokken producten onder GN-post 8517 behoren te worden ingedeeld.

    IV – Conclusie

    34.      Ik geef het Hof derhalve in overweging de in de onderhavige zaak door het Østre Landsret voorgelegde vragen als volgt te beantwoorden:

    „1.      Bijlage 1 bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief‑ en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, in de versie van verordening (EEG) nr. 3009/95 van de Commissie, moet aldus worden uitgelegd dat gecombineerde netwerk‑ en modemkaarten als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, na 1 januari 1996 als toestellen voor telecommunicatie onder post 8517 moeten worden ingedeeld.

             Het begrip ‚eigen functie’ in aantekening 5 E bij hoofdstuk 84 van de gecombineerde nomenclatuur, in de versie van verordening nr. 3009/95 van de Commissie, moet aldus worden uitgelegd dat indeling onder een andere post dan post 8471 moet plaatsvinden wanneer er een WAN-functie is, ongeacht of de WAN-functie zelfstandig zonder een automatische gegevenswerkende machine kan werken.

    2.      Aangezien de WAN-functie in de gecombineerde netwerk‑ en modemkaart als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, een eigen functie vormt, is het voor de indeling irrelevant dat de LAN-functie als de hoofdfunctie van de betrokken producten kan worden beschouwd.”


    1 – Oorspronkelijke taal: Engels.


    2 – Reeds in 1999 heeft advocaat-generaal Jacobs in de zaak Peacock (arrest van 19 oktober 2000, C‑339/98, Jurispr. blz. I‑8947, punt 13) opgemerkt: „De ontwikkeling van LAN’s en de overeenstemming van de technologie die wordt gebruikt voor de transmissie van computergegevens met die welke in de telefonie wordt gebruikt, hebben geleid tot onzekerheid over het precieze onderscheid tussen beide systeemtypes.”


    3 – Arrest van 10 mei 2001 (C‑463/98, Jurispr. blzI‑3495).


    4 – PB L 256, blz. 1.


    5 – Het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, ingevoerd bij het Internationaal Verdrag van 14 juni 1983 en goedgekeurd namens de Gemeenschap bij besluit 87/369/EEG van de Raad van 7 april 1987 (PB L 198, blz. 1). Hieruit zijn voor de GN de posten en de uit zes cijfers bestaande subposten overgenomen. Alleen de onderverdelingen met een zevende en achtste cijfer zijn specifiek voor de GN. Daardoor komt de GN tegemoet aan de vereisten van zowel het gemeenschappelijke douanetarief als de statistieken van de buitenlandse handel van de Gemeenschap. Hieraan zou ik willen toevoegen dat bijlage I elk jaar met ingang van 1 januari wordt gewijzigd.


    6 – Verordening van 22 december 1995 tot wijziging van bijlage I van verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 319, blz. 1). Deze Commissieverordening was de weergave van een wezenlijke herziening van het GS.


    7 – Getiteld „Machines, toestellen […]”.


    8 – Eerstgenoemde betreft „kernreactoren, stoomketels, machines […]” en laatstgenoemde „elektrische machines […]”.


    9 – Zowel de GN-posten als de regels voor de interpretatie in de versie van verordening nr. 3009/95 van de Commissie, aangehaald in voetnoot 6 hierboven.


    10 – De zes algemene regels worden in hiërarchische volgorde toegepast (dat wil zeggen, algemene regel 1 gaat vóór algemene regel 2, deze laatste vóór algemene regel 3 enzovoort). Algemene regel 1 is dan ook de grondregel, die luidt: „De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en – voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen – de navolgende regels.” Algemene regel 6 bepaalt: „Voor de indeling van goederen onder de onderverdelingen van een post zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van die onderverdelingen en de aanvullende aantekeningen, alsmede ‚mutatis mutandis’ de vorenstaande regels, met dien verstande dat uitsluitend onderverdelingen van gelijke rangorde met elkaar kunnen worden vergeleken. Voor de toepassing van deze regel en voor zover niets anders is bepaald, zijn de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken eveneens van toepassing.”


    11 – Hoewel zij geen bindende kracht worden geacht te hebben, worden zij gewoonlijk wel als overtuigend beschouwd. Zie arresten van 10 december 1998, Glob-Sped (C‑328/97, Jurispr. blz. I‑8357, punt 26), en 6 november 1997, LTM/FIRS (C‑201/96, Jurispr. blz. I‑6147, punt 17 en aldaar aangehaalde rechtspraak).


    12 – Van het eerste model luidt de volledige naam „GoCard 2232 Eth/Modem 336 PC Card” en van het laatste „GoCard 3232 TRN/Modem 336 PC Card”. „Eth” en „TRN” staat respectievelijk voor Ethernet en Token Ring; dit waren in de tijd dat de kaarten op de markt werden gebracht, de twee heersende technologieën op het gebied van LAN-communicatie.


    13 – PCMCIA staat voor Personal Computer Memory Card Industry Association (Vereniging van fabrikanten van geheugenkaarten voor PC’s). De GoCards kunnen dus gemakkelijk in elke draagbare PC (die compatibel is met deze standaard) in daarvoor bedoelde gleuven worden gestoken. LAN-apparatuur is, zoals de naam aangeeft, bedoeld voor locale communicatie, bijvoorbeeld een intranet. WAN-apparatuur is ontworpen voor communicatie over lange afstanden en dus bedoeld voor externe netwerken, in het bijzonder het internet. In de specificaties van de betrokken producten staat voorts: „De modemfunctionaliteit stelt de gebruikers in staat om, wanneer zij op reis zijn of vanuit huis werken, hetzij via het openbare telefoonnetwerk, hetzij door middel van een analoge mobiele telefoon verbinding te maken met servers teneinde toegang te krijgen tot bedrijfsgegevens, e-mail, elektronische prikborden en algemene diensten.”


    14 – Voor meer bijzonderheden en uitleg over netwerkkaarten als zodanig, LAN, WAN alsook de ruimere context verwijs ik naar de zaken Peacock en Cabletron, die betrekking hadden op respectievelijk LAN-netwerkkaarten en LAN-apparatuur. Zie in het bijzonder de conclusie van advocaat-generaal Jacobs in de zaak Peacock, aangehaald in voetnoot 2, bijvoorbeeld de punten 10‑18 en de punten 39 en 40, en in zekere mate tevens zijn conclusie in de zaak Cabletron, aangehaald in voetnoot 3, punten 3‑10.


    15 – Verordening (EG) van de Commissie van 5 juli 1994 houdende indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur (PB L 172, blz. 5).


    16 – Verordening (EG) van de Commissie van 23 mei 1995 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur (PB L 117, p. 15).


    17 – Mededeling van de Commissie van 12 februari 2002 (TAXUD/1666/2002), „Richtlijnen met betrekking tot productbereik en terugbetaling van douanerechten in de rechtzaak C‑463/98 (Cabletron)”.


    18 – Volgens de verwijzingsbeslissing zou het comité douanewetboek zijn verklaring hebben gebaseerd op de onterechte veronderstelling dat partijen het er eigenlijk over eens waren dat de WAN-functie een eigen functie in de vorm van lijntelefonie vormde. De Commissie wijst dit argument echter af als een misverstand: uit het advies van het Comité douanewetboek kan niet worden afgeleid dat partijen het erover eens waren dat de modemfunctie een „eigen functie” in de zin van aantekening 5 E bij het GN was. Indien het Comité deze mening was toegedaan, zou de hele zaak zinledig zijn, aangezien partijen juist op dit specifieke punt van mening verschillen.


    19 – Aangehaald in voetnoot 3, punt 17. Aan de hand van deze vier voorwaarden heeft het Hof in wezen geoordeeld wanneer netwerkkaarten als automatische gegevensverwerkende machines onder 8471 moeten worden ingedeeld.


    20 – Aangehaald in voetnoot 2, punt 16.


    21 – Aangezien een automatische gegevensverwerkende machine de betrokken producten voorziet van de elektrische stroom, instructies en gegevens die ze nodig hebben om te functioneren, kunnen de betrokken producten niet werken zonder een automatische gegevensverwerkende machine (PC) en het relevante programma (driver). Voor zowel LAN als WAN moeten de betrokken producten fysiek op een automatische gegevensverwerkende machine zijn aangesloten.


    22 – Aangezien de producten uitsluitend tot doel hebben gegevens over te brengen tussen automatische gegevensverwerkende machines, kan het volgens de rechtspraak van het Hof geen „eigen functie” in de zin van aantekening 5 E zijn; de modemfunctie verandert daar niets aan. De LAN- en WAN-functies lijken op elkaar in die zin dat beide gegevens verzenden/ontvangen tussen automatische gegevensverwerkende machines binnen een netwerk. Het enige verschil is dat de eerste lokale netwerken bestrijkt en laatstgenoemde externe netwerken, met name het internet.


    23 – In de hierboven aangehaalde richtlijnen van de Commissie staat dat wanneer de vier voorwaarden niet zijn vervuld, het product elders dan onder 8471 moet worden ingedeeld, veelal waarschijnlijk onder 8517 (en voorts dat i) er sprake is van een eigen functie wanneer het product de communicatie tussen computernetwerken via telefoonlijnen of met behulp van telecommunicatietechnologieën kan ondersteunen, en ii) modems, waaronder „digitale modems”, en producten die eender welk soort modem omvatten, altijd onder GS-post 8517 moeten worden ingedeeld).


    24 – Zie bijvoorbeeld arresten van 17 maart 2005, Ikegami (C‑467/03, Jurispr. blz. I‑2389, punt 17), en Peacock, aangehaald in voetnoot 2, punt 9 en aldaar aangehaalde rechtspraak.


    25 – Aangehaald in voetnoot 2. Met name (LAN‑)netwerkkaarten zijn uitsluitend voor automatische gegevensverwerkende machines ontworpen en zijn rechtstreeks op deze machines aangesloten en hun functie bestaat erin gegevens te leveren en ontvangen in een vorm die bruikbaar is voor deze machines.


    26 – Aangehaald in voetnoot 3, punt 27. Weliswaar was één van de 58 soorten apparatuur waarom het in de zaak Cabletron ging, tevens ontworpen voor WAN’s, maar het Hof was in die zaak van oordeel dat al die soorten toestellen bedoeld waren om de in een LAN ingezette computers met elkaar te verbinden.


    27 – Arrest van 7 juni 2001 (C‑479/99, Jurispr. blz. I‑4391, punten 21‑28).


    28 – Gedefinieerd als „elektronische assemblages waarmee automatische gegevensverwerkende machines en eenheden daarvoor geluidssignalen kunnen bewerken”.


    29 – Arrest van 7 juli 2005, Jacob Meijer en Edge International Freight (C‑304/04 en C‑305/04, Jurispr. blz. I‑6251).


    30 – Aangehaald in voetnoot 24.


    31 – Arrest van 13 februari 2001, Hewlett Packard France en Hewlett-Packard Europe/Commissie (T‑133/98 en T‑134/98, Jurispr. blz. II‑613).


    32 – Ibid., zie punt 39 van het arrest. Het Gerecht oordeelde echter dat geen van deze producten (voor LAN-netwerken) onafhankelijk van een automatische gegevensverwerkende machine of van het volledige systeem een functie kan vervullen.


    33 – Ibid., zie punt 42 van het arrest.


    34 – Afdeling XVI, deel IV, „Toestellen voor telecommunicatie met draaggolf of voor digitale telecommunicatie”, luidt als volgt: „Deze systemen zijn gebaseerd op de modulatie van een elektrische draaggolf of van een lichtstraal door analoge of digitale signalen [en] worden gebruikt voor de verzending van alle soorten informatie (lettertekens, beelden of andere gegevens, enz.). Hieronder vallen: […] B) Gecombineerde modulators-demodulators (modems)” (versie van februari 2004, blz. 1654).


    35 – Het Hof heeft weliswaar verklaard dat de adviezen van het Comité douanewetboek rechtens niet bindend zijn, maar heeft ook opgemerkt dat deze „belangrijke middelen vormen ter verzekering van een uniforme toepassing van het douanewetboek door de douaneautoriteiten van de lidstaten en als zodanig als waardevolle hulpmiddelen bij de uitlegging van genoemd wetboek kunnen worden beschouwd” (arrest van 11 mei 2006, Friesland Coberco Dairy Foods, C‑11/05, Jurispr. blz. I‑4285, punt 39 en aldaar aangehaalde rechtspraak).


    36 – WDO, Harmonised Commodity Description and Coding System – Compendium of Classification Opinions, Afdeling XVI, post 8517.50, blz. XVI/19 E (versie van februari 2004).


    37 –      Het advies verwijst tevens naar de verwante adviezen 8517.50/1 (inzake apparatuur om een automatische gegevensverwerkende machine op een telefoonlijn aan te sluiten) en 8517.50/2 (inzake apparatuur om een automatische gegevensverwerkende machine via ISDN op een telefoonlijn aan te sluiten), waaraan wordt toegevoegd dat algemene regels 1 en 6 zijn toegepast.


    38 – Wijzigingen in de nomenclatuur die een bijlage vormt bij het Internationaal Verdrag, die werden aanvaard op grond van de Aanbeveling van 26 juni 2004 van de Internationale Douaneraad, Werelddouaneorganisatie, Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen (Brussel, 14 juni 1983), in werking getreden op 1 januari 2007, blz. 67.


    39 – Ibid., blz. 80.


    40 – Waarin onder meer is vastgesteld dat producten die geen functie vervullen die zij zonder een automatische gegevensverwerkende machine zouden kunnen uitoefenen, moeten worden ingedeeld onder post 8471.


    41 – Wanneer ik de technologische vooruitgang aanschouw (alomtegenwoordig gebruik van PC’s, elektronische schakelingen enz. in een steeds grotere variëteit aan producten), moet ik hieraan toevoegen dat dit dus zou gelden voor een niet onaanzienlijk percentage producten – integendeel – hetgeen het belang van de behandelde vraag enkel groter maakt.


    42 – Ik vind het advies van het Comité douanewetboek in deze zaak – waarin het oordeelde dat de betrokken producten op basis van objectieve kenmerken en argumenten geen hoofdfunctie hebben – redelijk overtuigend. Zijn conclusie luidde dat de betrokken producten twee afzonderlijke functies (LAN en WAN) hebben en geen hoofdfunctie hebben.

    Top