Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62005CJ0359

    Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 18 januari 2007.
    Estager SA tegen Receveur principal de la recette des douanes de Brive.
    Verzoek om een prejudiciële beslissing: Tribunal de grande instance de Brive-la-Gaillarde - Frankrijk.
    Economisch en monetair beleid - Verordeningen (EG) nrs. 1103/97 en 974/98 - Invoering van de euro - Omrekening van de nationale munteenheden naar de euro-eenheid - Regeling van een lidstaat houdende aanpassing van de waarde in euro van bepaalde in wettelijke voorschriften van deze lidstaat in nationale munteenheid uitgedrukte bedragen.
    Zaak C-359/05.

    Jurisprudentie 2007 I-00581

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:2007:36

    Zaak C‑359/05

    Estager SA

    tegen

    Receveur principal de la recette des douanes de Brive

    (verzoek van het Tribunal de grande instance de Brive-la-Gaillarde om een prejudiciële beslissing)

    „Economisch en monetair beleid – Verordeningen (EG) nrs. 1103/97 en 974/98 – Invoering van euro – Omrekening van nationale munteenheden naar euro-eenheid – Regeling van lidstaat houdende aanpassing van waarde in euro van bepaalde in wettelijke voorschriften van deze lidstaat in nationale munteenheid uitgedrukte bedragen”

    Conclusie van advocaat-generaal M. Poiares Maduro van 26 oktober 2006 

    Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 18 januari 2007 

    Samenvatting van het arrest

    Economisch en monetair beleid – Invoering van euro – Omrekening van nationale munteenheden naar euro-eenheid

    (Verordeningen nrs. 1103/97 en 974/98 van de Raad)

    Ofschoon de verordening nr. 1103/97 over enkele bepalingen betreffende de invoering van de euro, en verordening nr. 2866/98 over de omrekeningskoersen tussen de euro en de munteenheden van de lidstaten die de euro aannemen, in geen enkel opzicht afbreuk hebben gedaan aan de fiscale bevoegdheid van de lidstaten en aan de mogelijkheid voor deze laatsten om hun belastingen te verhogen, neemt dit niet weg dat de omrekening van een heffingbedrag in euro moet worden verricht met eerbiediging van verordening nr. 1103/97, het beginsel van continuïteit van rechtsinstrumenten en de doelstelling van neutraliteit van de overgang naar de euro. Dit brengt in het bijzonder eisen op het gebied van de rechtszekerheid en de doorzichtigheid mee, die waarborgen dat het vertrouwen van de economische subjecten in de invoering van de euro wordt beschermd.

    De verordeningen nrs. 1103/97 en 974/98, betreffende de invoering van de euro, moeten derhalve aldus worden uitgelegd, dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling die bij de omrekening in euro van het bedrag van een heffing op de hoeveelheden meel, gries en griesmeel van zachte tarwe die worden geleverd of verwerkt voor menselijke consumptie, dit bedrag hoger heeft gesteld dan het bedrag dat uit de toepassing van de omrekeningsregels van deze verordeningen zou zijn gevolgd, tenzij bij een dergelijke verhoging de door deze verordeningen gewaarborgde eisen van rechtszekerheid en doorzichtigheid worden geëerbiedigd, hetgeen betekent dat aan de hand van de betrokken regelgevende teksten duidelijk onderscheid kan worden gemaakt tussen het besluit van een lidstaat om dit bedrag te verhogen, en de omrekening van dit bedrag in euro. Het staat aan de verwijzende rechter om na te gaan of dit in het bij hem aanhangige geding het geval is.

    (cf. punten 32‑33, 37 en dictum)




    ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer)

    18 januari 2007 (*)

    „Economisch en monetair beleid – Verordeningen (EG) nrs. 1103/97 en 974/98 – Invoering van de euro – Omrekening van de nationale munteenheden naar de euro-eenheid – Regeling van een lidstaat houdende aanpassing van de waarde in euro van bepaalde in wettelijke voorschriften van deze lidstaat in nationale munteenheid uitgedrukte bedragen”

    In zaak C‑359/05,

    betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Tribunal de grande instance de Brive-la-Gaillarde (Frankrijk) bij beslissing van 9 september 2005, ingekomen bij het Hof op 26 september 2005, in de procedure

    Estager SA

    tegen

    Receveur principal de la recette des douanes de Brive,

    wijst

    HET HOF VAN JUSTITIE (Tweede kamer),

    samengesteld als volgt: C. W. A. Timmermans, kamerpresident, J. Klučka, R. Silva de Lapuerta (rapporteur), J. Makarczyk en G. Arestis, rechters,

    advocaat-generaal: M. Poiares Maduro,

    griffier: B. Fülöp, administrateur,

    gezien de stukken en na de terechtzitting op 7 september 2006,

    gelet op de opmerkingen van:

    –       Estager SA, vertegenwoordigd door F. Genot-Delbecque en N. Petrignet, avocates,

    –       de Franse regering, vertegenwoordigd door G. de Bergues en J.‑C. Gracia als gemachtigden,

    –       de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door J.‑F. Pasquier en P. Aalto als gemachtigden,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 26 oktober 2006,

    het navolgende

    Arrest

    1       Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de verordeningen (EG) nrs. 1103/97 van de Raad van 17 juni 1997 over enkele bepalingen betreffende de invoering van de euro (PB L 162, blz. 1) en 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro (PB L 139, blz. 1).

    2       Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Estager SA (hierna: „Estager”) en Receveur principal de la recette des douanes de Brive (hoofdontvanger van de belastingen te Brive; hierna: „hoofdontvanger”) over de verhoging, bij de overgang naar de euro, van een heffing op de hoeveelheden meel, gries en griesmeel van zachte tarwe die worden geleverd of verwerkt voor menselijke consumptie (hierna: „heffing”).

     Toepasselijke bepalingen

     Gemeenschapsregeling

    3       Artikel 1 van verordening nr. 1103/97 bepaalt het volgende:

    „Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    –       ‚rechtsinstrumenten’: wettelijke en reglementaire bepalingen, bestuursakten, rechterlijke uitspraken, contracten, eenzijdige rechtsakten, betaalmiddelen anders dan bankbiljetten en muntstukken, alsmede andere instrumenten die rechtsgevolgen hebben;

    [...]”

    4       Artikel 3 van de verordening luidt als volgt:

    „De invoering van de euro heeft niet ten gevolge dat wijziging wordt gebracht in enige bepaling in een rechtsinstrument of dat een partij wordt ontslagen of ontheven van de uitvoering van enig rechtsinstrument, en geeft een partij niet het recht een rechtsinstrument eenzijdig te wijzigen of te beëindigen. Partijen mogen bij overeenkomst afwijken van deze bepaling.”

    5       Artikel 4 van dezelfde verordening bepaalt:

    „1.      De omrekeningskoersen worden vastgesteld als één euro, uitgedrukt in de afzonderlijke nationale munteenheden van de deelnemende lidstaten. Deze koersen worden vastgesteld in zes significante cijfers.

    2.      Bij omrekeningen worden de omrekeningskoersen niet afgerond of verkort.

    3.      De omrekeningskoersen worden gebruikt voor omrekening van de euro-eenheid naar de nationale munteenheden en vice versa. Inverse koersen, die van de omrekeningskoersen zijn afgeleid, mogen niet worden gebruikt.

    4.      Geldbedragen die van de ene in de andere nationale munteenheid moeten worden omgerekend, moeten eerst worden omgerekend in een geldbedrag in euro, dat op niet minder dan drie decimalen wordt afgerond en vervolgens wordt omgerekend in de andere nationale munteenheid. Alternatieve berekeningsmethoden mogen niet gebruikt worden, tenzij zij tot dezelfde resultaten leiden.”

    6       Artikel 5 van verordening nr. 1103/97 luidt als volgt:

    „Te betalen of te boeken geldbedragen die na omrekening in de euro-eenheid volgens artikel 4 afgerond worden, moeten naar boven of naar beneden worden afgerond op de dichtstbijzijnde cent. Te betalen of te boeken geldbedragen die in een nationale munteenheid worden omgerekend, moeten naar boven of naar beneden worden afgerond op de dichtstbijzijnde ondereenheid of, indien die niet bestaat, op de dichtstbijzijnde eenheid, of naar de nationale wetgeving of het nationaal gebruik op een veelvoud of fractie van de ondereenheid of eenheid van de nationale munt. Als toepassing van de omrekeningskoers tot een resultaat leidt dat precies de helft van een (onder)eenheid is, wordt het bedrag naar boven afgerond.”

    7       Artikel 7 van verordening nr. 974/98 bepaalt dat de vervanging van de munteenheid van elke deelnemende lidstaat door de euro als zodanig geen wijziging brengt in de muntaanduiding in rechtsinstrumenten die op de dag van de vervanging bestaan.

    8       Artikel 14 van dezelfde verordening bepaalt:

    „Verwijzingen naar de nationale munteenheden in rechtsinstrumenten die aan het einde van de overgangsperiode bestaan, worden gelezen als verwijzingen naar de euro-eenheid, overeenkomstig de respectieve omrekeningskoersen. De in verordening [...] nr. 1103/97 vastgestelde afrondingsregels zijn van toepassing.”

    9       Krachtens artikel 1 van verordening (EG) nr. 2866/98 van de Raad van 31 december 1998 over de omrekeningskoersen tussen de euro en de munteenheden van de lidstaten die de euro aannemen (PB L 359, blz. 1), is de onherroepelijk vastgestelde omrekeningskoers tussen de euro en de Franse frank 1 euro voor 6,55957 FRF.

     Nationale regeling

    10     De heffing is ingevoerd bij artikel 1618 septies van de Code général des impôts français (Franse algemene belastingwetboek). Vóór de invoering van de euro bedroeg zij 100 FRF per ton meel, gries en griesmeel van zachte tarwe.

    11     Artikel 1, lid 1, van wet nr. 2000-517 van 15 juni 2000 houdende machtiging van de regering tot aanpassing, bij wege van beschikking, van de waarde in euro van bepaalde in wettelijke voorschriften in Franse frank uitgedrukte bedragen (JORF van 16 juni 2000, blz. 9063), bepaalt dat de regering bij beschikking de maatregelen kan nemen die nodig zijn om bepaalde in wettelijke voorschriften in Franse frank uitgedrukte bedragen aan te passen in verband met de overgang naar de euro.

    12     Bij beschikking nr. 2000-916 van 9 september 2000 houdende aanpassing van de waarde in euro van bepaalde in wettelijke voorschriften in frank uitgedrukte bedragen (JORF van 22 september 2000, blz. 14877) is de heffing met ingang van 1 januari 2002 vastgesteld op 16 EUR.

    13     Artikel 1 van deze beschikking bepaalt:

    „Overeenkomstig artikel 14 van verordening [nr. 974/98] worden de in frank uitgedrukte bedragen in de wettelijke voorschriften [...] met ingang van 1 januari 2002 met toepassing van de officiële koers en van de communautaire afrondingsregels vervangen door bedragen in euro.

    [...]”

    14     In het rapport aan de president van de Republiek met betrekking tot beschikking nr. 2000‑916 (JORF van 22 september 2000, blz. 14876) staat vermeld:

    „Ingevolge de communautaire verordeningen nrs. 1103/97 [...] en 974/98 [...] moeten verwijzingen naar nationale munteenheden in wettelijke voorschriften met ingang van 1 januari 2002 worden gelezen als verwijzingen naar de euro, met toepassing van de officiële omrekeningskoers van 6,55957 [FRF] voor 1 euro en afronding op de tweede decimaal.

    Het door toepassing van deze regels verkregen resultaat zal in sommige gevallen weinig leesbaar en slecht te onthouden zijn, waardoor de bepalingen waarin de betrokken monetaire verwijzingen voorkomen, moeilijker toepasbaar dreigen te worden.

    Tot behoud van de helderheid van de wetgeving en ter bevordering van een juiste toepassing ervan lijkt het derhalve nodig, de in sommige bepalingen genoemde geldbedragen vast te stellen op een bedrag in euro zonder decimalen dan wel op een significanter bedrag.

    [...]

    De onderhavige beschikking, gegeven krachtens de [door wet nr. 2000-517 verleende] bevoegdheid, gaat uit van de volgende principes.

    In de eerste plaats worden, daar de aanpassing van de bepalingen moet worden gerechtvaardigd door het streven de leesbaarheid ervan te handhaven, enkel de geldbedragen gewijzigd die met twee cijfers achter de komma in dit verband maar moeizaam hanteerbaar zijn.

    Toepassing zonder meer van de communautaire omrekenings‑ en afrondingsregels moet de hoofdregel blijven en aanpassing de uitzondering. Hieruit volgt dat reeds in centiemen uitgedrukte bedragen in het algemeen niet worden gewijzigd.

    [...]

    Deze aanpassingen treden in werking op 1 januari 2002, het tijdstip van de definitieve en volledige vervanging van de frank door de euro.

    [...]”

     Het hoofdgeding en de prejudiciële vraag

    15     Bij schrijven van 12 maart 2002 heeft Estager de hoofdontvanger verzocht, haar een deel van de sinds 1 januari 2002 betaalde heffing terug te betalen, daar de heffing op 15,24 EUR en niet op 16 EUR had moeten worden vastgesteld op grond van de verordeningen nrs. 1103/97, 974/98 en 2866/98.

    16     Bij beschikking van 26 maart 2002 heeft de hoofdontvanger dit verzoek om terugbetaling afgewezen.

    17     Op 24 mei 2002 heeft Estager de hoofdontvanger voor de verwijzende rechter gedaagd ter verkrijging van terugbetaling van de bedragen die zij onverschuldigd meende te hebben betaald.

    18     In deze context heeft het Tribunal de grande instance de Brive-la-Gaillarde de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag gesteld:

    „Zijn de in beschikking nr. 2000-916 [...] opgenomen bepalingen betreffende de omrekening van de [...] heffing op meel‑ en griesproducten en producten van griesmeel van zachte tarwe, van 100 [FRF] naar 16 EUR, verenigbaar met gemeenschapsverordeningen betreffende de invoering van de euro?”

     De prejudiciële vraag

    19     Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de verordeningen nrs. 1103/97 en 974/98 zich verzetten tegen een nationale regeling die, bij de omrekening naar euro van het bedrag van een heffing als aan de orde in het hoofdgeding, dit bedrag hoger heeft gesteld dan het bedrag dat uit de toepassing van de omrekeningsregels van die verordeningen zou zijn gevolgd.

    20     Voor de beantwoording van deze vraag moet worden aangeknoopt bij zowel de bewoordingen als het doel van deze verordeningen.

    21     Het Hof heeft in zijn arrest van 14 september 2004, Verbraucher-Zentrale Hamburg (C‑19/03, Jurispr. blz. I‑8183, punten 30‑34), reeds gelegenheid gehad om het doel van verordening nr. 1103/97 te onderzoeken.

    22     Uit dit onderzoek blijkt dat deze verordening tot doel heeft ervoor te zorgen dat de overgang naar de eenheidsmunt plaatsvindt zonder de door de burgers en ondernemingen reeds aangegane verbintenissen aan te tasten. Zo wordt in de vierde overweging van de considerans van de verordening gezegd dat „[...] deze rechtszekerheid, mits in een vroeg stadium aanwezig, het de burgers en het bedrijfsleven mogelijk maakt om hun voorbereidingen onder goede omstandigheden te laten verlopen”. Volgens de zevende overweging van de considerans geldt „als algemeen aanvaard rechtsbeginsel [...] dat de invoering van een nieuwe munteenheid de continuïteit van contracten en andere rechtsinstrumenten niet aantast”. Dezelfde overweging van de considerans preciseert dat het doel van de bepalingen van verordening nr. 1103/97 inzake die continuïteit „erin bestaat de economische subjecten, met name de consument, rechtszekerheid en doorzichtigheid te verschaffen [...]”. Artikel 3, eerste zin, van verordening nr. 1103/97 bepaalt dat „[d]e invoering van de euro niet ten gevolge heeft dat wijziging wordt gebracht in enige bepaling in een rechtsinstrument of dat een partij wordt ontslagen of ontheven van de uitvoering van enig rechtsinstrument, en een partij niet het recht geeft een rechtsinstrument eenzijdig te wijzigen of te beëindigen” (arrest Verbraucher-Zentrale Hamburg, reeds aangehaald, punt 31).

    23     Bovendien heeft volgens artikel 7 van verordening nr. 974/98 „[d]e vervanging van de munteenheid van elke deelnemende lidstaat door de euro als zodanig niet tot gevolg [...] dat de muntaanduiding in rechtsinstrumenten die op de dag van de vervanging bestaan, wordt gewijzigd”.

    24     Deze neutraliteit van de overgang naar de euro is eveneens het doel van de voorschriften voor de omrekeningsverrichtingen. Om deze verrichtingen voor de burgers en de ondernemingen zo neutraal mogelijk te maken dient immers, zoals de twaalfde overweging van de considerans van verordening nr. 1103/97 aangeeft, „een hoge graad van nauwkeurigheid bij omrekeningen te worden verzekerd”. Artikel 4, lid 1, van dezelfde verordening bepaalt daarom dat de omrekeningskoersen worden vastgesteld in zes significante cijfers. Het tweede lid van dit artikel preciseert dat bij omrekeningen de omrekeningskoersen niet afgerond of verkort worden, en het derde lid bepaalt dat inverse koersen, die van de omrekeningskoersen zijn afgeleid, niet mogen worden gebruikt. Dit laatste verbod heeft volgens de tiende overweging van de considerans van verordening nr. 1103/97 tot doel „significante onnauwkeurigheden [...], met name wanneer het grote bedragen betreft, te vermijden” (arrest Verbraucher-Zentrale Hamburg, reeds aangehaald, punt 32).

    25     Het beginsel van continuïteit van rechtsinstrumenten en de doelstelling van neutraliteit van de overgang naar de euro zijn van toepassing op de „bepalingen” of de „tekst” van de „rechtsinstrumenten” als bedoeld in de verordeningen nrs.  1103/97 en 974/98.

    26     Welnu, er is geen twijfel over mogelijk dat het bedrag van een heffing als aan de orde in het hoofdgeding, een „bepaling in een rechtsinstrument” vormt als bedoeld in artikel 3 van verordening nr. 1103/97.

    27     Derhalve moet worden onderzocht of de verordeningen nrs. 1103/97 en 974/98 zich verzetten tegen een nationale regeling waarin bij de overgang naar de euro gelijktijdig tot omrekening in euro en tot verhoging van het bedrag van een dergelijke heffing is overgegaan.

    28     In het hoofdgeding staat vast dat de Franse wetgever met beschikking nr. 2000-916 de communautaire regelgeving inzake de invoering van de euro heeft willen toepassen bij de vaststelling van het heffingbedrag.

    29     Zoals blijkt uit zowel het rapport aan de president van de Republiek met betrekking tot beschikking nr. 2000-916 als uit de heldere bewoordingen van artikel 1, lid 1, ervan, beoogt deze beschikking namelijk per 1 januari 2002 de in wettelijke voorschriften in Franse frank uitgedrukte bedragen met toepassing van de verordeningen nrs. 1103/97 en 974/98 en van de officiële omrekeningskoers te vervangen door bedragen in euro.

    30     Uit dat rapport en uit artikel 2 van beschikking nr. 2000‑916 blijkt tevens dat, teneinde de helderheid van de wetgeving te behouden en de toepassing ervan te vergemakkelijken, sommige bepalingen van deze beschikking tot doel hebben bepaalde bedragen in euro die volgen uit de toepassing van de in artikel 1 van dezelfde beschikking genoemde communautaire omrekeningsregels, aan te passen.

    31     De Franse regering en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betwisten in hun schriftelijke opmerkingen niet dat het heffingbedrag daadwerkelijk is verhoogd, aangezien zowel zij als Estager erkennen dat de strikte toepassing van enerzijds de in artikel 1 van verordening nr. 2866/98 onherroepelijk vastgestelde omrekeningskoers tussen de euro en de Franse frank, en anderzijds de afrondingsregels van artikel 5 van verordening nr. 1103/97, had moeten leiden tot vaststelling van de heffing op 15,24 EUR in plaats van op 16 EUR.

    32     Ofschoon waar is, zoals de Franse regering opmerkt, dat de verordeningen nrs. 1103/97 en 2866/98 in geen enkel opzicht afbreuk hebben gedaan aan de fiscale bevoegdheid van de lidstaten en aan de mogelijkheid voor deze laatsten om hun belastingen te verhogen, neemt dit niet weg dat de omrekening van een heffingbedrag in euro in omstandigheden als die van het hoofdgeding, moet worden verricht met eerbiediging van verordening nr. 1103/97, het beginsel van continuïteit van rechtsinstrumenten en de doelstelling van neutraliteit van de overgang naar de euro.

    33     Dit brengt in het bijzonder eisen op het gebied van de rechtszekerheid en de doorzichtigheid mee, die waarborgen dat het vertrouwen van de economische subjecten in de invoering van de euro wordt beschermd. Zoals uit de zevende overweging van verordening nr. 1103/97 blijkt, is het doel van de bepalingen van deze verordening met betrekking tot de continuïteit van contracten en andere rechtsinstrumenten, de economische subjecten rechtszekerheid en doorzichtigheid te verschaffen.

    34     Hieruit volgt dat een lidstaat, wanneer hij het bedrag van een heffing omrekent naar de euro en dit tegelijkertijd verhoogt, zoals in het hoofdgeding, ervoor moet zorgen dat de rechtszekerheid en de doorzichtigheid voor de economische subjecten zijn gewaarborgd.

    35     De eerbiediging van deze eisen veronderstelt met name dat deze subjecten in de betrokken regelgevende teksten duidelijk onderscheid kunnen maken tussen het besluit van de autoriteiten van deze lidstaat om de heffing te verhogen, en de omrekening van dit bedrag in euro.

    36     Het staat aan de verwijzende rechter om na te gaan of dit in het hoofdgeding het geval is.

    37     Gelet op het voorgaande moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat de verordeningen nrs. 1103/97 en 974/98 aldus moeten worden uitgelegd, dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling die bij de omrekening in euro van het bedrag van een heffing als aan de orde is in het hoofdgeding, dit bedrag hoger heeft gesteld dan het bedrag dat uit de toepassing van de omrekeningsregels van deze verordeningen zou zijn gevolgd, tenzij bij een dergelijke verhoging de door deze verordeningen gewaarborgde eisen van rechtszekerheid en doorzichtigheid worden geëerbiedigd, hetgeen betekent dat aan de hand van de betrokken regelgevende teksten duidelijk onderscheid kan worden gemaakt tussen het besluit van een lidstaat om dit bedrag te verhogen, en de omrekening van dit bedrag in euro. Het staat aan de verwijzende rechter om na te gaan of dit in het bij hem aanhangige geding het geval is.

     Kosten

    38     Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

    Het Hof van Justitie (Tweede kamer) verklaart voor recht:

    De verordeningen (EG) nrs. 1103/97 van de Raad van 17 juni 1997 over enkele bepalingen betreffende de invoering van de euro, en 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro, moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling die bij de omrekening in euro van het bedrag van een heffing op de hoeveelheden meel, gries en griesmeel van zachte tarwe die worden geleverd of verwerkt voor menselijke consumptie, zoals die aan de orde in het hoofdgeding, dit bedrag hoger heeft gesteld dan het bedrag dat uit de toepassing van de omrekeningsregels van deze verordeningen zou zijn gevolgd, tenzij bij een dergelijke verhoging de door deze verordeningen gewaarborgde eisen van rechtszekerheid en doorzichtigheid worden geëerbiedigd, hetgeen betekent dat aan de hand van de betrokken regelgevende teksten duidelijk onderscheid kan worden gemaakt tussen het besluit van een lidstaat om dit bedrag te verhogen, en de omrekening van dit bedrag in euro. Het staat aan de verwijzende rechter om na te gaan of dit in het bij hem aanhangige geding het geval is.

    ondertekeningen


    * Procestaal: Frans.

    Top