Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62002TJ0234

    Arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Vijfde kamer) van 2 maart 2004.
    Christos Michael tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
    Ambtenaren - Aanstelling van plaatsvervangend hoofd van een eenheid en van hoofd van een sector - Bezwarend besluit - Geen - Niet-ontvankelijkheid.
    Zaak T-234/02.

    Jurisprudentie – Ambtenarenrecht 2004 I-A-00039; II-00157

    ECLI identifier: ECLI:EU:T:2004:58

    ARREST VAN HET GERECHT (Vijfde kamer)

    van 2 maart 2004

    Zaak T‑234/02

    Christos Michael

    tegen

    Commissie van de Europese Gemeenschappen

    „Ambtenaren – Aanstelling van plaatsvervangend hoofd van een eenheid en van hoofd van een sector – Bezwarend besluit – Geen – Niet-ontvankelijkheid”

    Volledige Griekse tekst II - 0000

    Betreft: Beroep tot nietigverklaring van de besluiten van de Commissie tot aanstelling van een adjunct-hoofd van de eenheid „Intern beleid, centrale administratie, GCO en agentschappen” van het directoraat-generaal „Financiële controle” en van een hoofd van de afdeling „Intern beleid en agentschappen” van die eenheid.

    Beslissing: Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard. Elke partij zal haar eigen kosten dragen, met inbegrip van de kosten van het kort geding.

    Samenvatting

    Ambtenaren – Beroep – Bezwarend besluit – Begrip – Maatregel van interne organisatie van diensten – Daarvan uitgesloten – Uitzonderingen

    (Ambtenarenstatuut, art. 90, lid 2, en 91, lid 1)

    Het bestaan van een bezwarend besluit in de zin van de artikelen 90, lid 2, en 91, lid 1, van het Statuut is een onmisbare voorwaarde voor de ontvankelijkheid van beroepen van ambtenaren tegen de instelling waartoe zij behoren.

    Een besluit is slechts bezwarend, indien het de rechtspositie van een ambtenaar rechtstreeks ongunstig kan beïnvloeden en aldus verder gaat dan eenvoudige maatregelen tot interne organisatie van de dienst, die geen afbreuk doen aan de statutaire positie van de betrokken ambtenaar of aan het beginsel van overeenstemming tussen de rang van ambtenaren en het ambt waarin zij zijn tewerkgesteld. Een dergelijke handeling valt binnen de discretionaire bevoegdheid waarover een administratie bij de verdeling van de werkzaamheden over haar personeelsleden beschikt. Bepaalde besluiten, ook indien zij de belangen of de rang van de ambtenaar onverlet laten, kunnen niettemin als bezwarend worden beschouwd wanneer zij ongunstige gevolgen hebben voor zijn immateriële belangen of zijn toekomstperspectieven.

    Alleen bijzondere omstandigheden die aanleiding zijn geweest voor maatregelen op het gebied van de interne organisatie kunnen een beroep tegen die maatregelen ontvankelijk maken. Dit kan het geval zijn wanneer het betrokken besluit het karakter van een verkapte sanctie heeft, blijk geeft van een wil om de betrokken ambtenaar te discrimineren of gebrekkig is wegens misbruik van bevoegdheid.

    (cf. punten 21‑23)

    Referentie: Gerecht 13 juli 1993, Moat/Commissie, T‑20/92, Jurispr. blz. II‑799, punt 39; Gerecht 6 juli 1995, Ojha/Commissie, T‑36/93, JurAmbt. blz. I‑A‑161 en II‑497, punten 41 en 42; Gerecht 28 mei 1998, W/Commissie, T‑78/96 en T‑170/96, JurAmbt. blz. I‑A‑239 en II‑745, punt 45; Gerecht 7 juli 1998, Moncada/Commissie, T‑178/97, Jurispr. blz. I‑A‑339 en II‑989, punt 33; Gerecht 23 november 1999, Sabbioni/Commissie, T‑129/98, JurAmbt. blz. I‑A‑223 en II‑1139, punt 45

    Top