Brug anførselstegn for at søge efter en nøjagtig ordlyd. Tilføj en stjerne (*) efter et søgeord for at finde variationer af det (f.eks. transp* eller 32019R*). Indsæt et spørgsmålstegn (?) i stedet for et bogstav i et søgeord for at finde variationer af det (f.eks. vil en søgning på sa?en give hittene sagen, salen og saven).
Judgment of the Court (Sixth Chamber) of 7 October 2004. # Skatteministeriet v Imexpo Trading A/S. # Reference for a preliminary ruling: Østre Landsret - Denmark. # Common customs tariff - Tariff headings - Classification in the Combined Nomenclature - Chairmats. # Case C-379/02.
Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 7 oktober 2004. Skatteministeriet tegen Imexpo Trading A/S. Verzoek om een prejudiciële beslissing: Østre Landsret - Denemarken. Gemeenschappelijk douanetarief - Tariefposten - Indeling in gecombineerde nomenclatuur - Matten voor stoelen op wieltjes. Zaak C-379/02.
Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 7 oktober 2004. Skatteministeriet tegen Imexpo Trading A/S. Verzoek om een prejudiciële beslissing: Østre Landsret - Denemarken. Gemeenschappelijk douanetarief - Tariefposten - Indeling in gecombineerde nomenclatuur - Matten voor stoelen op wieltjes. Zaak C-379/02.
Jurisprudentie 2004 I-09273
ECLI-indikator: ECLI:EU:C:2004:595
Dokumentets dato:
07/10/2004
Indgivelsesdato:
21/10/2002
Udsteder:
Hof van Justitie
Land eller organisation, som anmodningen stammer fra:
Denemarken
Type:
Arrest
Autentisk sprog:
Deens
Sagsart:
Verzoek om prejudiciële beslissing
Sagsøger:
Voorlopige gegevens
Sagsøgte:
Voorlopige gegevens
Indlæg:
Europese Commissie, Denemarken
Refererende dommer:
Puissochet
Generaladvokat:
Geelhoed
National domstol:
*A9* Østre Landsret, kendelse af 15/10/2002 (B-2799/01)
*P1* Østre Landsret, dom af 29/11/2004 (B-2799/01)
Traktater:
Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap
[verzoek van het Østre Landsret (Denemarken) om een prejudiciële beslissing]
„Gemeenschappelijk douanetarief – Tariefposten – Indeling in gecombineerde nomenclatuur – Matten voor stoelen op wieltjes”
Samenvatting van het arrest
Gemeenschappelijk douanetarief – Tariefposten – Matten voor stoelen op wieltjes – Indeling onder postonderverdeling 3918 10 90
van gecombineerde nomenclatuur, betreffende vloerbedekking, die specifieker is dan die betreffende meubelen
De gecombineerde nomenclatuur, opgenomen in bijlage I bij verordening nr. 2658/87 met betrekking tot de tarief‑ en statistieknomenclatuur
en het gemeenschappelijk douanetarief, in de versies van respectievelijk de verordeningen nrs. 1734/96, 2086/97, 2261/98 en
2204/99, moet aldus worden uitgelegd dat in een geding waarin partijen op tegenspraak stellen dat matten voor stoelen op wieltjes
die van kunststof in diverse vormen zijn gemaakt en speciaal zijn ontworpen om onder stoelen op wieltjes te worden geplaatst
teneinde gemakkelijker met de stoel te kunnen rollen, en om de vloerbedekking tegen slijtage te beschermen, onder postonderverdeling
3918 10 90 en onder postonderverdeling 9403 70 90 vallen, aan eerstgenoemde postonderverdeling de voorkeur moet worden gegeven.
(cf. punt 26 en dictum)
ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 7 oktober 2004(1)
In zaak C-379/02,betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Østre Landsret (Denemarken)
bij beslissing van 15 oktober 2002, ingekomen bij het Hof op 21 oktober 2002, in de procedure:
SkatteministerietImexpo Trading A/S,
tegen
HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),,
samengesteld als volgt: A. Borg‑Barthet, kamerpresident, J.‑P. Puissochet (rapporteur), en S. von Bahr, rechters,
advocaat-generaal: L. A. Geelhoed, griffier: R. Grass,
gezien de stukken en na de terechtzitting op 15 juli 2004,gelet op de opmerkingen van:
–
Imexpo Trading A/S, vertegenwoordigd door H. S. Hansen, T. Kristjánsson en P. Stanstrup, advokaterne,
–
de Deense regering, vertegenwoordigd door J. Molde als gemachtigde, bijgestaan door P. Biering, advokat,
–
de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door J. Schieferer en H. Støvlbæk als gemachtigden,
gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,
het navolgende
Arrest
1
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de gecombineerde nomenclatuur, opgenomen in bijlage I
bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en
het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256, blz. 1), in de versies van respectievelijk verordening (EG) nr. 1734/96 van
de Commissie van 9 september 1996 (PB L 238, blz. 1), verordening (EG) nr. 2086/97 van de Commissie van 4 november 1997 (PB
L 312, blz. 1), verordening (EG) nr. 2261/98 van de Commissie van 26 oktober 1998 (PB L 292, blz. 1), en verordening (EG)
nr. 2204/99 van de Commissie van 12 oktober 1999 (PB L 278, blz. 1; hierna: „gecombineerde nomenclatuur”).
2
Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Imexpo Trading A/S (hierna: „Imexpo”) en het Skatteministeriet
(ministerie van Financiën) over de tariefindeling van matten voor stoelen op wieltjes.
Het rechtskader
3
De gecombineerde nomenclatuur heeft tot doel, het gemeenschappelijk douanetarief toe te passen en het opstellen van de statistieken
van de buitenlandse handel van de Gemeenschap en van andere gemeenschappelijke beleidsterreinen inzake de invoer of de uitvoer
van goederen te vergemakkelijken. Zij bevat een lijst van de goederen die in de Gemeenschap worden ingevoerd of uitgevoerd,
met daarnaast het op de ingevoerde goederen toepasselijke douanetarief.
4
De gecombineerde nomenclatuur is gebaseerd op het wereldwijd geldende geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de
codering van goederen (hierna: „geharmoniseerd systeem”), waarmee het volledig overeenstemt wat de posten en de uit zes cijfers
bestaande subposten betreft; alleen de onderverdelingen met een zevende en achtste cijfer zijn specifiek voor de gecombineerde
nomenclatuur. Het geharmoniseerde systeem vloeit voort uit het op 14 juni 1983 te Brussel ondertekende internationale verdrag,
dat samen met het daarbij horende protocol van wijziging van 24 juni 1986 namens de Gemeenschap is goedgekeurd bij besluit
87/369/EEG van de Raad van 7 april 1987 (PB L 198, blz. 1). Dit verdrag is opgesteld onder auspiciën van de internationale
douaneraad, sinds 1994 beter bekend als de „Werelddouaneorganisatie”, die is opgericht bij het internationale verdrag inzake
de nomenclatuur voor de indeling van goederen in de douanetarieven, ondertekend te Brussel op 15 december 1950.
5
Om de toepassing van het geharmoniseerde systeem te preciseren, publiceert de Werelddouaneorganisatie geregeld toelichtingen
bij het geharmoniseerde systeem. Zo stelt ook de Commissie krachtens artikel 9, lid 1, sub a, tweede streepje, van verordening
nr. 2658/87 toelichtingen bij deze nomenclatuur op om de toepassing daarvan te verzekeren. Deze toelichtingen, die geregeld
in het Publicatieblad van de Europese Unie worden gepubliceerd, vervangen de toelichtingen bij het geharmoniseerde systeem niet, maar moeten als een aanvulling daarvan
worden beschouwd, die samen met deze laatste moeten worden geraadpleegd.
6
Titel I van de gecombineerde nomenclatuur bevat algemene regels voor de interpretatie ervan.
7
Algemene regel 1 luidt:
„De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts
als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de
afdelingen of op de hoofdstukken en – voorzover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen
– de navolgende regels.”
8
Algemene regel 3 bepaalt:
„Indien goederen […] vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, geschiedt de indeling als volgt:
a) de post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking. […]
[…]
c) in de gevallen waarin de indeling aan de hand van [regel 3, sub a] niet mogelijk is, wordt van de verschillende in aanmerking
komende posten, de post toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst.”
9
Ten slotte bepaalt algemene regel 6:
„Voor de indeling van goederen onder de onderverdelingen van een post zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van die onderverdelingen
en de aanvullende aantekeningen, alsmede ,mutatis mutandis’ de vorenstaande regels, met dien verstande dat uitsluitend onderverdelingen
van gelijke rangorde met elkaar kunnen worden vergeleken. Voor de toepassing van deze regel en voorzover niet anders is bepaald,
zijn de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken eveneens van toepassing.”
Het hoofdgeding en de prejudiciële vraag
10
Imexpo voert in de Gemeenschap platen van kunststof in diverse vormen in, die speciaal zijn ontworpen om onder stoelen op
wieltjes te worden geplaatst teneinde gemakkelijker met de stoel te kunnen rollen, en om de vloerbedekking tegen slijtage
te beschermen (hierna: „stoelmatten”).
11
De Deense douaneautoriteiten en Imexpo verschillen van mening over de indeling van deze stoelmatten in de gecombineerde nomenclatuur.
Volgens de Deense douaneautoriteiten vallen de stoelmatten onder hoofdstuk 39, Kunststof en werken daarvan, postonderverdeling
3918 10 90, „Vloerbedekking van kunststof, ook indien zelfklevend, op rollen of in tegels” (post 3918), van polymeren van
vinylchloride (postonderverdeling 3918 10), andere dan bestaande uit een drager, geïmpregneerd met, voorzien van een deklaag
van of bekleed met polyvinylchloride (postonderverdeling 3918 10 90). Imexpo meent daarentegen dat de door haar ingevoerde
stoelmatten moeten worden ingedeeld in hoofdstuk 94, dat betrekking heeft op meubelen, postonderverdeling 9403 70 90, betreffende
andere meubelen dan zitmeubelen, meubelen voor medisch of chirurgisch gebruik, kappersstoelen en dergelijke stoelen (post
9403), van kunststof (postonderverdeling 9403 70), andere dan bestemd voor burgerluchtvaartuigen (postonderverdeling 9403 70 90).
12
In 1997, 1998, 1999 en 2000 gold voor de in postonderverdeling 3918 10 90 ingedeelde goederen een douanerecht van respectievelijk
10,7 %, 10,1 %, 9,5 % en 8,9 %, terwijl over de tot postonderverdeling 9403 70 90 behorende goederen een douanerecht van respectievelijk
2,2 %, 1,1 % en 0 % voor de laatste twee jaren werd geheven.
13
In het kader van het geding over de door Imexpo voor bovengenoemde jaren te betalen rechten heeft het Østre Landsret het Hof
verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:
„Moet bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur
en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1734/96 van de Commissie van 9 september 1996,
verordening (EG) nr. 2086/97 van de Commissie van 4 november 1997, verordening (EG) nr. 2261/98 van de Commissie van 26 oktober
1998 en verordening (EG) nr. 2204/99 van de Commissie van 12 oktober 1999, aldus worden uitgelegd dat matten voor stoelen
op wieltjes, in de vorm van een losse plaat doorschijnende kunststof,
–
met rechte, afgeronde of afgevlakte zijkanten die machinaal gefreesd of gegoten kunnen zijn,
–
met noppen aan de onderkant (voor vloeren met tapijt) of zonder noppen (voor parket of andere harde vloeren),
–
met of zonder antislipfolie,
–
met of zonder uitgesneden handgreep,
–
die onder stoelen worden geplaatst ter bescherming van de vloerbedekking en om ergonomische redenen,
–
en die nader zijn beschreven in de bijgevoegde brochure (bijlage 1),
voor de periode van 15 juli 1997 tot en met 20 maart 2000 in [postonderverdeling] 3918 10 90 van hoofdstuk 39 als vloerbedekking
van kunststof moeten worden ingedeeld, dan wel in [postonderverdeling] 9403 70 90 van hoofdstuk 94 als meubelen van kunststof?”
De toepassing van artikel 104, lid 3, van het Reglement voor de procesvoering
14
Van oordeel dat over het antwoord op de door het Østre Landsret gestelde vraag redelijkerwijs geen twijfel kan bestaan, heeft
het Hof, overeenkomstig artikel 104, lid 3, van zijn Reglement voor de procesvoering, de verwijzende rechter ervan in kennis
gesteld dat het voornemens is te beslissen bij een met redenen omklede beschikking, en de belanghebbenden bedoeld in artikel
23 van het Statuut van het Hof van Justitie verzocht om hun eventuele opmerkingen hierover in te dienen.
15
De Deense regering en de Commissie hadden daartegen geen bezwaar gemaakt. Bij brief van 16 april 2004 heeft Imexpo echter
een aantal argumenten aangevoerd die het Hof ertoe hebben gebracht, van deze vereenvoudigde procedure af te zien.
Aangaande de prejudiciële vraag
16
Het doorslaggevende criterium voor de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur moet in de regel worden gezocht
in de objectieve kenmerken en eigenschappen van de goederen zoals die zijn omschreven in de bewoordingen van de posten en
in de aantekeningen op de afdelingen of hoofdstukken, alsmede, wanneer zij niet in strijd zijn met deze bewoordingen, volgens
de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur. Bovendien vormen de toelichtingen bij het geharmoniseerde
systeem als zodanig waardevolle hulpmiddelen bij de uitlegging van de gecombineerde nomenclatuur (zie met name arrest van
19 mei 1994, Siemens Nixdorf, C‑11/93, Jurispr. blz. I‑1945, punten 11 en 12). Hetzelfde geldt voor de toelichtingen bij de
gecombineerde nomenclatuur.
17
In casu kunnen stoelmatten van kunststof zoals die welke in het hoofdgeding worden bedoeld, worden beschouwd als vloerbedekking.
Het gaat immers om tapijten in diverse vormen, die onder meer dienen om de vloerbedekking te beschermen. In zijn gebruikelijke
betekenis verwijst het woord „bedekking” naar iets wat bedekt ter bescherming of ter versteviging, en bovendien moet een bedekking
die op een vloerbedekking wordt gelegd, zelf ook als vloerbedekking worden beschouwd. De bewoordingen van hoofdstuk 57 van
de gecombineerde nomenclatuur, „Tapijten en andere vloerbedekking uit textielstof”, alsmede de vergelijkbare bewoordingen
van verschillende posten van datzelfde hoofdstuk bevestigen dat een tapijt in beginsel als vloerbedekking moet worden beschouwd.
18
Opdat een vloerbedekking van kunststof onder post 3918 valt, moet zij op rollen of in tegels zijn. Dat volgt uit de bewoordingen
van het eerste deel van deze post „Vloerbedekking van kunststof, ook indien zelfklevend, op rollen of in tegels […]” en wordt
bevestigd door de eerste alinea van de toelichting bij het geharmoniseerde systeem voor deze post: „Het eerste deel van deze
post omvat de kunststoffen van de soorten die normaal worden gebruikt als vloerbedekking, op rollen of in tegels. Opgemerkt
zij dat zelfklevende vloerbedekking onder deze post ingedeeld blijft.”
19
Vaststaat dat stoelmatten als die welke in het hoofdgeding worden bedoeld, niet op rollen zijn. In hun bij het Hof ingediende
opmerkingen zijn de partijen in het hoofdgeding en de Commissie het er daarentegen niet over eens of zij in tegels zijn. Volgens
de Commissie gaat het eerder om platen. Tegels zijn, in de gebruikelijke betekenis, echter een speciale soort van platen die
worden gemaakt om een oppervlak te bedekken. Imexpo stelt dat tegels doorgaans worden gemaakt om samen met andere tegels van
dezelfde soort een oppervlak te bedekken en dat de aldus geplaatste bedekking na plaatsing in beginsel niet meer kan worden
verplaatst, terwijl verplaatsbaarheid juist een kenmerk van de stoelmatten is. Hoewel bovengenoemd gebruik wellicht het meest
courante gebruik van dat soort producten is, blijft een tegel een tegel wanneer hij niet samen met andere wordt gebruikt op
het oppervlak dat moet worden beschermd of versierd en niet blijvend wordt bevestigd. Gelet op zijn afmetingen blijkt een
stoelmat aldus een tegel te zijn, dat wil zeggen een plaat die op een oppervlak wordt gelegd, in casu het oppervlak waarop
normaal met de stoel op wieltjes wordt bewogen.
20
Bijgevolg beantwoorden de omstreden producten aan de definitie van „[v]loerbedekking van kunststof, ook indien zelfklevend,
op rollen of in tegels […]” van post 3918 van de gecombineerde nomenclatuur.
21
Wanneer een goed aan de definitie van een post beantwoordt, kan ter zake van de indeling in de gecombineerde nomenclatuur
niettemin de vraag rijzen of dat goed niet tegelijk beantwoordt aan de definitie van een andere post die dat goed meer specificeert
of, op zijn minst, even treffend karakteriseert. In een dergelijk geval moet, zoals in het hoofdgeding, met name de rechterlijke
instantie bij wie de zaak aanhangig is, uitmaken of een andere post dan post 3918 moet worden gekozen, hetzij met toepassing
van de aantekeningen op hoofdstuk 39, hetzij met toepassing van de in punt 8 van dit arrest aangehaalde algemene regel 3.
22
In casu stelt Imexpo dat de door haar ingevoerde stoelmatten vallen onder postonderverdeling 9403 70 90, betreffende bepaalde
meubelen van kunststof. Indien dit het geval is, zou aan post 9403 inderdaad de voorkeur moeten worden gegeven boven post
3918, want aantekening 2, sub u, van hoofdstuk 39 bepaalt: „Dit hoofdstuk omvat niet […] artikelen bedoeld bij hoofdstuk 94
(bij voorbeeld meubelen […]).” Overeenkomstig algemene regel 1 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur primeert
deze aantekening boven algemene regel 3, sub a, die bepaalt dat de post met de meest specifieke omschrijving voorrang heeft
boven posten met een meer algemene strekking.
23
De vraag is dus of stoelmatten van kunststof daadwerkelijk kunnen worden beschouwd als meubelen in de zin van hoofdstuk 94.
Bij gebreke van uitdrukkelijke bepalingen in de posten, de postonderverdelingen en de aantekeningen op hoofdstuk 94 die deze
producten als meubelen aanmerken of ze integendeel van hoofdstuk 94 uitsluiten, dient bijgevolg rekening te worden gehouden
met de toelichtingen bij het geharmoniseerde systeem en, in voorkomend geval, met de toelichtingen bij de gecombineerde nomenclatuur
(zie in die zin arresten van 15 februari 1977, Dittmeyer, 69/76 en 70/76, Jurispr. blz. 231, punt 4, en 12 maart 1998, Laboratoires
Sarget, C‑270/96, Jurispr. blz. I‑1121, punt 16).
24
In de algemene overwegingen van de toelichtingen bij het geharmoniseerde systeem wordt over hoofdstuk 94 het volgende gezegd:
„Met meubelen in de zin van dit hoofdstuk worden bedoeld:
A) allerlei verplaatsbare voorwerpen die niet zijn begrepen onder andere posten van de nomenclatuur met een specifiekere omschrijving
en die zijn gemaakt om op de grond te worden geplaatst […] en die dienen tot het meubileren, in hoofdzaak voor utilitaire
doeleinden, van woonruimten […] kantoren […]”
25
Gelet op deze aanwijzingen worden stoelmatten van kunststof zoals die welke in het hoofdgeding worden bedoeld, hoewel zij
zijn gemaakt om op de vloer te worden geplaatst en vooral voor utilitaire doeleinden diverse soorten van ruimten meubileren,
door post 3918, die „[v]loerbedekking van kunststof, ook indien zelfklevend, op rollen of in tegels […]” omvat, meer gespecificeerd
dan door post 9403 „Andere meubelen en delen daarvan”, die op zeer uiteenlopende soorten van meubelen ziet. Bijgevolg kunnen
deze stoelmatten niet worden beschouwd als „meubelen van kunststof” in de zin van postonderverdeling 9403 70 90.
26
Derhalve dient op de vraag te worden geantwoord dat de gecombineerde nomenclatuur, opgenomen in bijlage I bij verordening
nr. 2658/87, in de versies van respectievelijk de verordeningen nrs. 1734/96, 2086/97, 2261/98 en 2204/99, aldus moet worden
uitgelegd dat in een geding zoals het hoofdgeding, waarin partijen op tegenspraak stellen dat stoelmatten van kunststof zoals
die welke in het hoofdgeding worden bedoeld, onder postonderverdeling 3918 10 90 en onder postonderverdeling 9403 70 90 van
de gecombineerde nomenclatuur vallen, aan eerstgenoemde postonderverdeling de voorkeur moet worden gegeven.
Kosten
27
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale
rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof
gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Het Hof van Justitie (Zesde kamer) verklaart voor recht:
De gecombineerde nomenclatuur, opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking
tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, in de versies van respectievelijk verordening
(EG) nr. 1734/96 van de Commissie van 9 september 1996, verordening (EG) nr. 2086/97 van de Commissie van 4 november 1997,
verordening (EG) nr. 2261/98 van de Commissie van 26 oktober 1998 en verordening (EG) nr. 2204/99 van de Commissie van 12
oktober 1999, moet aldus worden uitgelegd dat in een geding zoals het hoofdgeding, waarin partijen op tegenspraak stellen
dat stoelmatten van kunststof zoals die welke in het hoofdgeding worden bedoeld, onder postonderverdeling 3918 10 90 en onder
postonderverdeling 9403 70 90 van de gecombineerde nomenclatuur vallen, aan eerstgenoemde postonderverdeling de voorkeur moet
worden gegeven. ondertekeningen