EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62001CJ0108

Arrest van het Hof van 20 mei 2003.
Consorzio del Prosciutto di Parma en Salumificio S. Rita SpA tegen Asda Stores Ltd en Hygrade Foods Ltd.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: House of Lords - Verenigd Koninkrijk.
Beschermde oorsprongsbenamingen - Verordening (EEG) nr.2081/92 - Verordening (EG) nr.1107/96 - Prosciutto di Parma - Productdossier - Voorwaarde van in plakken snijden en verpakken van ham in productiegebied - Artikelen29 EG en 30 EG - Rechtvaardiging - Tegenwerpbaarheid van voorwaarde aan derden - Rechtszekerheid - Bekendmaking.
Zaak C-108/01.

Jurisprudentie 2003 I-05121

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2003:296

Arrêt de la Cour

Zaak C-108/01


Consorzio del Prosciutto di Parma en Salumificio S. Rita SpA
tegen
Asda Stores Ltd en Hygrade Foods Ltd



[verzoek van het House of Lords om een prejudiciële beslissing]

«Beschermde oorsprongsbenamingen – Verordening (EEG) nr. 2081/92 – Verordening (EG) nr. 1107/96 – Prosciutto di Parma – Productdossier – Voorwaarde van in plakken snijden en verpakken van ham in productiegebied – Artikelen 29 EG en 30 EG – Rechtvaardiging – Tegenwerpbaarheid van voorwaarde aan derden – Rechtszekerheid – Bekendmaking»

Conclusie van advocaat-generaal S. Alber van 25 april 2002
I - 0000
    
Arrest van het Hof van 20 mei 2003
I - 0000
    

Samenvatting van het arrest

1..
Landbouw – Uniforme wetgevingen – Bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen – Gebruik van beschermde oorsprongsbenaming onder voorwaarde dat handelingen als in plakken snijden en verpakken van product in productiegebied plaatsvinden – Toelaatbaarheid

(Verordening nr. 2081/92 van de Raad)

2..
Vrij verkeer van goederen – Kwantitatieve uitvoerbeperkingen – Maatregelen van gelijke werking – Gebruik van beschermde oorsprongsbenaming Prosciutto di Parma onder door communautaire maatregel gestelde voorwaarde dat in plakken snijden en verpakken van product in productiegebied plaatsvinden – Rechtvaardiging – Bescherming van industriële en commerciële eigendom – Noodzakelijke en evenredige maatregel om reputatie van oorsprongsbenaming veilig te stellen – Tegenwerpbaarheid aan marktdeelnemers – Niet-tegenwerpbaar wegens ontbreken van adequate bekendmaking

(Art. 29 EG en 30 EG; verordening nr. 1107/96 van de Commissie)

1.
Verordening nr. 2081/92 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen, moet aldus worden uitgelegd dat zij zich niet ertegen verzet dat voor het gebruik van een beschermde oorsprongsbenaming als voorwaarde wordt gesteld dat handelingen als het in plakken snijden en het verpakken van het product in het productiegebied plaatsvinden, indien een dergelijke voorwaarde in het productdossier is voorzien. De tekst van artikel 4 van die verordening, dat bepaalt dat het product alleen voor een beschermde oorsprongsbenaming in aanmerking komt wanneer het in overeenstemming is met een productdossier en dat een niet-limitatieve opsomming behelst van de gegevens die dit dossier moet omvatten, sluit immers geenszins uit dat bijzondere technische voorschriften worden vastgesteld voor handelingen die tot gevolg hebben dat een product in verschillende aanbiedingsvormen op de markt wordt gebracht, zodat dit product voor elk van die aanbiedingsvormen voldoet aan het kwaliteitscriterium waaraan de consumenten sinds verschillende jaren een steeds groter belang hechten, en het voorts de waarborg biedt van een vaststaande geografische oorsprong. cf. punten 43-44, 48, 50, dictum 1

2.
Dat in verordening nr. 1107/96, betreffende de registratie van onder meer de beschermde oorsprongsbenaming Prosciutto di Parma, voor het gebruik van die benaming voor in plakken verhandelde ham als voorwaarde wordt gesteld dat het in plakken snijden en het verpakken in het productiegebied plaatsvinden, leidt tot een specifieke beperking van de uitvoer van de ham die voor het gebruik van die benaming in aanmerking komt, en aldus tot een ongelijke behandeling van de binnenlandse handel en de uitvoerhandel van een lidstaat, en vormt derhalve een maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve uitvoerbeperking in de zin van artikel 29 EG. Een dergelijke voorwaarde kan evenwel gerechtvaardigd worden geacht uit hoofde van de bescherming van de industriële en commerciële eigendom, en bijgevolg verenigbaar met artikel 29 EG, aangezien zij tot doel heeft het behoud van de reputatie van de parmaham te waarborgen door een verscherpte controle op de bijzondere kenmerken en de kwaliteit ervan, en zij aldus een maatregel vormt ter bescherming van de benaming, die toebehoort aan de gezamenlijke producenten en die voor hen van beslissend belang is, en aangezien de daaruit voortvloeiende beperking als noodzakelijk ter verwezenlijking van het nagestreefde doel kan worden beschouwd, in die zin dat er geen minder beperkende alternatieve maatregelen zijn waarmee dit doel kan worden bereikt. De betrokken voorwaarde kan echter niet aan de marktdeelnemers worden tegengeworpen, omdat zij niet via een adequate bekendmaking in de gemeenschapsregeling te hunner kennis is gebracht. cf. punten 58-59, 78-79, 81, 99, dictum 2-3




ARREST VAN HET HOF
20 mei 2003 (1)


„Beschermde oorsprongsbenamingen – Verordening (EEG) nr. 2081/92 – Verordening (EG) nr. 1107/96 – Prosciutto di Parma – Productdossier – Voorwaarde van in plakken snijden en verpakken van ham in productiegebied – Artikelen 29 EG en 30 EG – Rechtvaardiging – Tegenwerpbaarheid van voorwaarde aan derden – Rechtszekerheid – Bekendmaking”

In zaak C-108/01,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het House of Lords (Verenigd Koninkrijk), in het aldaar aanhangig geding tussen

Consorzio del Prosciutto di Parma, Salumificio S. Rita SpA

en

Asda Stores Ltd, Hygrade Foods Ltd,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 208, blz. 1), gewijzigd bij de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond (PB 1994, C 241, blz. 21, en PB 1995, L 1, blz. 1), en verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie van 12 juni 1996 betreffende de registratie van de geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen in het kader van de procedure van artikel 17 van verordening nr. 2081/92 (PB L 148, blz. 1),wijst

HET HOF VAN JUSTITIE,,



samengesteld als volgt: G. C. Rodríguez Iglesias, president, J.-P. Puissochet, M. Wathelet, R. Schintgen en C. W. A. Timmermans, kamerpresidenten, C. Gulmann (rapporteur), D. A. O. Edward, P. Jann, V. Skouris, F. Macken, N. Colneric, S. von Bahr en J. N. Cunha Rodrigues, rechters,

advocaat-generaal: S. Alber,
griffier: M.-F. Contet, hoofdadministrateur,

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

Consorzio del Prosciutto di Parma en Salumificio S. Rita SpA, vertegenwoordigd door F. Capelli, avvocato, en A. Barone, solicitor,

Asda Stores Ltd en Hygrade Foods Ltd, vertegenwoordigd door N. Green, QC, en M. Hoskins, barrister, geïnstrueerd door Eversheds, solicitors, en door Clarke Willmott and Clarke, solicitors,

de regering van het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door G. Amodeo als gemachtigde, bijgestaan door C. Lewis, barrister,

de Spaanse regering, vertegenwoordigd door M. López-Monís Gallego als gemachtigde,

de Franse regering, vertegenwoordigd door G. de Bergues en L. Bernheim als gemachtigden,

de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door U. Leanza als gemachtigde, bijgestaan door O. Fiumara, avvocato dello Stato,

de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door J. L. Iglesias Buhigues alsmede door C. O'Reilly en A.-M. Rouchaud als gemachtigden,

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de mondelinge opmerkingen van Consorzio del Prosciutto di Parma en Salumificio S. Rita SpA, Asda Stores Ltd, Hygrade Foods Ltd, de Franse regering, de Italiaanse regering alsmede de Commissie ter terechtzitting van 19 februari 2002,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 25 april 2002,

het navolgende



Arrest



1
Bij beschikking van 8 februari 2001, ingekomen bij het Hof op 7 maart daaraanvolgend, heeft het House of Lords krachtens artikel 234 EG een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 208, blz. 1), gewijzigd bij de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond (PB 1994, C 241, blz. 21, en PB 1995, L 1, blz. 1; hierna: verordening nr. 2081/92), en verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie van 12 juni 1996 betreffende de registratie van de geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen in het kader van de procedure van artikel 17 van verordening nr. 2081/92 (PB L 148, blz. 1).

2
Deze vraag is gerezen in een geding tussen het in Italië gevestigde Consorzio del Prosciutto di Parma (hierna: Consorzio), waarin producenten van parmaham zijn verenigd, en de eveneens in Italië gevestigde vennootschap Salumificio S. Rita SpA (hierna: Salumificio), producent van parmaham en lid van het Consorzio, enerzijds, en de in het Verenigd Koninkrijk gevestigde vennootschappen Asda Stores Ltd (hierna: Asda), exploitant van supermarkten, en Hygrade Foods Ltd (hierna: Hygrade), importeur van parmaham, anderzijds, over de verhandeling in het Verenigd Koninkrijk van in deze lidstaat in plakken gesneden en verpakte parmaham onder de beschermde oorsprongsbenaming Prosciutto di Parma (hierna: BOB 'Prosciutto di Parma').

Rechtskader

Nationale wettelijke regeling

3
Krachtens artikel 1 van legge n° 26, tutela della denominazione di origine Prosciutto di Parma (wet nr. 26 inzake de bescherming van de oorsprongsbenaming Prosciutto di Parma), van 13 februari 1990 (GURI nr. 42 van 20 februari 1990, blz. 3; hierna: wet van 13 februari 1990), wordt de benaming Prosciutto di Parma uitsluitend voorbehouden aan ham die is voorzien van een onderscheidend merk dat permanente identificatie ervan mogelijk maakt, die wordt verkregen uit verse hammen van op het Italiaanse vasteland gefokte en geslachte varkens, en die overeenkomstig de wettelijke bepalingen wordt geproduceerd na gedurende een wettelijk voorgeschreven minimumperiode in het typische productiegebied te zijn gerijpt.

4
Als het typische productiegebied wordt in artikel 2 van de wet van 13 februari 1990 het relevante deel van de provincie Parma omschreven. Artikel 3 regelt de specifieke kenmerken van parmaham, waaronder gewicht, kleur, aroma en smaak.

5
Artikel 6 van die wet bepaalt dat:

parmaham na het aanbrengen van het merk ontbeend en in stukken van verschillend gewicht en verschillende vorm kan worden verkocht, of in plakken gesneden en passend verpakt kan worden;

indien het niet mogelijk is het merk op het product te behouden, het merk onder toezicht van de bevoegde instantie en overeenkomstig de bij de uitvoeringsregeling vastgestelde methoden onuitwisbaar wordt gestempeld, zodat het niet van de verpakking kan worden verwijderd;

in laatstbedoeld geval de verpakking plaatsvindt in het typische productiegebied als omschreven in artikel 2.

6
Volgens artikel 11 mogen de bevoegde ministers zich voor het toezicht en de controle laten bijstaan door een producentenvereniging.

7
Artikel 25 van decreto n° 253, regolamento di esecuzione della legge 13 febbraio 1990, n° 26 (decreet nr. 253 houdende de uitvoeringsregeling van wet nr. 26 van 13 februari 1990), van 15 februari 1993 (GURI nr. 173 van 26 juli 1993, blz. 4; hierna: decreet van 15 februari 1993), bepaalt dat parmaham in plakken gesneden en verpakt moet worden in door de vereniging erkende fabrieken in het typische productiegebied.

8
Artikel 26 van het decreet schrijft voor dat het product moet worden gesneden en verpakt in aanwezigheid van vertegenwoordigers van de vereniging.

9
Het decreet van 15 februari 1993 bevat eveneens bepalingen inzake de verpakking en etikettering.

10
Op grond van een decreet van 12 april 1994 is het Consorzio belast met het toezicht op de toepassing van de bepalingen inzake de oorsprongsbenaming Prosciutto di Parma.

Het gemeenschapsrecht

11
Artikel 29 EG bepaalt: Kwantitatieve uitvoerbeperkingen en alle maatregelen van gelijke werking zijn tussen de lidstaten verboden.

12
Krachtens artikel 30 EG vormt artikel 29 EG geen beletsel voor uitvoerverboden of -beperkingen die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van bescherming van onder meer de industriële en commerciële eigendom.

13
Artikel 2 van verordening nr. 2081/92 luidt:

1.
De communautaire bescherming van oorsprongsbenamingen en van geografische aanduidingen van producten wordt verkregen overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

2.
In deze verordening wordt verstaan onder:

a)
'oorsprongsbenaming': de naam van een streek, van een bepaalde plaats of, in uitzonderlijke gevallen, van een land, die wordt gebruikt in de benaming van een landbouwproduct of levensmiddel:

dat afkomstig is uit die streek, die bepaalde plaats of dat land en

waarvan de kwaliteit of de kenmerken hoofdzakelijk of uitsluitend aan het geografische milieu, dat factoren van natuurlijke en menselijke aard omvat, zijn toe te schrijven en waarvan de productie, de verwerking en de bereiding in het geografische gebied geschieden;

[...]

14
Artikel 4 van de verordening bepaalt:

1.
Om voor een beschermde oorsprongsbenaming (BOB) [...] in aanmerking te komen, moet een product in overeenstemming zijn met een productdossier.

2.
Het productdossier omvat ten minste:

a)
de naam van het landbouwproduct of het levensmiddel, inclusief de oorsprongsbenaming [...];

b)
de beschrijving van het landbouwproduct of het levensmiddel, inclusief in voorkomend geval de grondstoffen en de belangrijkste fysische, chemische, microbiologische en/of organoleptische kenmerken van het product of het levensmiddel;

c)
de afbakening van het geografische gebied [...];

d)
de gegevens waaruit blijkt dat het landbouwproduct of het levensmiddel afkomstig is uit het geografische gebied, in de zin van artikel 2, lid 2, sub a [...];

e)
de beschrijving van de werkwijze voor het verkrijgen van het product en, in voorkomend geval, de authentieke en onveranderlijke plaatselijke werkwijzen;

f)
de gegevens die het verband bewijzen met het geografische milieu of de geografische oorsprong in de zin van artikel 2, lid 2, sub a [...];

g)
de verwijzingen naar de in artikel 10 bedoelde controlestructuur/structuren;

h)
de specifieke gegevens inzake etikettering die verband houden met de vermelding 'BOB' [...] of de gelijkwaardige nationale traditionele vermeldingen;

i)
de eventuele eisen waaraan krachtens communautaire en/of nationale bepalingen moet worden voldaan.

15
De artikelen 5 tot en met 7 voorzien in een normale procedure voor de registratie van de BOB. Daartoe wordt via een lidstaat een aanvraag bij de Commissie ingediend (artikel 5, leden 4 en 5). Die aanvraag moet vergezeld gaan van een productdossier in overeenstemming met de eisen van artikel 4 (artikel 5, lid 3). De Commissie gaat na of de aanvraag alle in artikel 4 genoemde gegevens bevat (artikel 6, lid 1). Indien zij concludeert dat zulks het geval is, maakt zij de naam van het product, de belangrijkste gegevens uit de aanvraag en de verwijzingen naar de nationale bepalingen betreffende de bereiding, productie of vervaardiging bekend in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen (artikel 6, lid 2). Elke lidstaat of iedere wettig betrokken natuurlijke of rechtspersoon kan tegen de registratie bezwaar aantekenen, dat daarop volgens een bepaalde procedure wordt onderzocht (artikel 7). Wordt geen bezwaar aangetekend, dan gaat de Commissie over tot registratie van de benaming en tot bekendmaking daarvan in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen (artikel 6, leden 3 en 4).

16
Artikel 8 luidt: De vermeldingen 'BOB' [...] of de gelijkwaardige nationale traditionele vermeldingen mogen alleen voorkomen op landbouwproducten en levensmiddelen die aan de vereisten van deze verordening voldoen.

17
Artikel 10, lid 1, bepaalt: De lidstaten zorgen ervoor dat uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening de controlestructuren in het leven zijn geroepen die tot taak hebben te waarborgen dat landbouwproducten en levensmiddelen met een beschermde benaming aan de eisen van het productdossier beantwoorden. [...]

18
Volgens artikel 13, lid 1, sub a, zijn geregistreerde benamingen beschermd tegen elk rechtstreeks of onrechtstreeks gebruik door de handel van een geregistreerde benaming voor producten die niet onder de registratie vallen, voorzover deze producten vergelijkbaar zijn met de onder deze benaming geregistreerde producten of voorzover het gebruik van de benaming betekent dat wordt geprofiteerd van de reputatie van deze beschermde benaming.

19
Artikel 17 voorziet in een vereenvoudigde procedure voor de registratie van reeds wettelijk beschermde benamingen:

1.
Binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening delen de lidstaten de Commissie mee, welke van hun wettelijk beschermde benamingen [...] zij krachtens deze verordening willen laten registreren. [...]

2.
De Commissie registreert volgens de procedure van artikel 15 [bijstand door een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en in voorkomend geval tussenkomst van de Raad] de in lid 1 bedoelde benamingen die overeenkomen met de eisen van de artikelen 2 en 4. Artikel 7 [inzake het recht om bezwaar aan te tekenen] is niet van toepassing. [...]

3.
De lidstaten kunnen de nationale bescherming van de overeenkomstig lid 1 meegedeelde benamingen handhaven totdat een besluit over de registratie is genomen.

20
Bij verordening nr. 1107/96, die op 21 juni 1996 in werking is getreden, is onder de rubriek Vleesproducten onder meer de BOB Prosciutto di Parma geregistreerd.

21
Op 26 oktober 1996 heeft de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen de namen bekendgemaakt van de controlerende instanties die door de lidstaten zijn medegedeeld op grond van artikel 10, lid 2, van verordening nr. 2081/92 (PB C 317, blz. 3). Deze bekendmaking betreft de namen van de instanties die bevoegd zijn voor de controle met betrekking tot de op grond van verordening nr. 2081/92 geregistreerde geografische aanduidingen of oorsprongsbenamingen. Voor de BOB Prosciutto di Parma is dat het Consorzio, waarvan het adres wordt vermeld.

Het geschil in het hoofdgeding

22
Asda exploiteert in het Verenigd Koninkrijk een supermarktketen. Zij verkoopt er onder meer ham met de benaming Prosciutto di Parma, die zij voorgesneden koopt bij Hygrade, die op haar beurt de ham ontbeend, maar niet-gesneden betrekt bij een Italiaanse producent die bij het Consorzio is aangesloten. De ham wordt door Hygrade in plakken gesneden en luchtdicht verpakt in pakjes met elk vijf plakken.

23
De pakjes zijn voorzien van de volgende vermelding: ASDA A taste of Italy PARMA HAM Genuine Italian Parma Ham ( ASDA De smaak van Italië PARMAHAM Echte Italiaanse parmaham).

24
Op de achterkant van de verpakking staat: PARMA HAM All authentic Asda continental meats are made by traditional methods to guarantee their authentic flavour and quality ( PARMAHAM Alle authentieke Asda-vleesproducten afkomstig van het continent worden volgens traditionele methoden bereid zodat de authentieke smaak en kwaliteit gegarandeerd zijn) en Produced in Italy, packed in the UK for Asda Stores Limited ( Geproduceerd in Italië, verpakt in het Verenigd Koninkrijk voor Asda Stores Limited).

25
Op 14 november 1997 daagde het Consorzio Asda en Hygrade in het Verenigd Koninkrijk voor de rechter en vorderde het in wezen dat hun werd gelast hun activiteiten te staken, op grond dat die in strijd waren met de op parmaham toepasselijke verordeningen.

26
Op 17 november 1997 verzocht het om een uitspraak in kort geding over de in de dagvaarding in de bodemprocedure en de memorie van eis gevorderde verboden.

27
Asda en Hygrade concludeerden tot afwijzing van de vorderingen, inzonderheid op grond dat verordening nr. 2081/92 en/of verordening nr. 1107/96 het Consorzio de door dit gestelde rechten niet toekende(n).

28
De vorderingen werden afgewezen.

29
Het Consorzio stelde hiertegen hoger beroep in bij de Court of Appeal (England & Wales) (Verenigd Koninkrijk). Salumificio werd toegelaten tot interventie in deze procedure. Het hoger beroep werd op 1 december 1998 verworpen.

30
Daarop wendden het Consorzio en Salumificio zich tot het House of Lords.

31
Van oordeel dat de beslechting van het geding afhangt van de uitlegging van de verordeningen nrs. 2081/92 en 1107/96, heeft het House of Lords besloten de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof om een prejudiciële beslissing te verzoeken over de volgende vraag: Doet volgens het gemeenschapsrecht verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad in samenhang met verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie en het productdossier voor de beschermde oorsprongsbenaming (BOB) 'Prosciutto di Parma' een geldig communautair recht ontstaan, waarop rechtstreeks een beroep kan worden gedaan voor de rechter van een lidstaat, om de detailverkoop als 'parmaham' te verbieden van in plakken gesneden en verpakte ham die is verkregen uit volgens de voorschriften uit Parma ingevoerde hammen die voldoen aan de voorwaarden van de BOB, doch die daarna niet in plakken gesneden, verpakt en geëtiketteerd zijn overeenkomstig het productdossier?

De prejudiciële vraag

32
Vooraf moet worden vastgesteld dat het productdossier op basis waarvan de BOB Prosciutto di Parma bij verordening nr. 1107/96 is geregistreerd, uitdrukkelijk vermeldt dat in plakken verhandelde ham in het productiegebied in plakken moet worden gesneden en moet worden verpakt, en melding maakt van de wet van 13 februari 1990 alsmede van het decreet van 15 februari 1993 wat de eisen betreft waaraan krachtens nationale bepalingen moet worden voldaan in de zin van artikel 4, lid 2, sub i, van verordening nr. 2081/92.

33
Eveneens vooraf moet worden opgemerkt dat het in plakken snijden en het verpakken in de zaak in het hoofdgeding plaatsvonden in een andere fase dan die van de detailhandel en de restaurantverrichtingen, waarvoor onbetwist is dat de voorwaarde dat die handelingen in het productiegebied moeten plaatsvinden, niet van toepassing is.

34
Wanneer in het vervolg van het arrest zal worden gesproken van de voorwaarde van in plakken snijden en verpakken in het productiegebied, zal derhalve enkel het in plakken snijden en verpakken in een andere fase dan die van de detailhandel en de restaurantverrichtingen worden bedoeld.

35
Gelet op deze vaststellingen, bestaat de prejudiciële vraag in wezen uit vier onderdelen.

36
In de eerste plaats wordt gevraagd of verordening nr. 2081/92 aldus moet worden uitgelegd, dat zij zich ertegen verzet dat voor het gebruik van een BOB als voorwaarde wordt gesteld dat handelingen als het in plakken snijden en het verpakken van het product in het productiegebied plaatsvinden.

37
In de tweede plaats wordt gevraagd of het feit dat een dergelijke voorwaarde wordt gesteld voor het gebruik van de BOB Prosciutto di Parma voor in plakken verhandelde ham, een maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve uitvoerbeperking in de zin van artikel 29 EG vormt.

38
Is dat het geval, dan wordt in de derde plaats gevraagd of de betrokken voorwaarde gerechtvaardigd en bijgevolg verenigbaar met laatstgenoemde bepaling kan worden geacht.

39
In de vierde plaats wordt ten slotte gevraagd of deze voorwaarde aan de marktdeelnemers kan worden tegengeworpen, hoewel zij niet te hunner kennis is gebracht.

De vraag of voor het gebruik van een BOB als voorwaarde kan worden gesteld dat handelingen als het in plakken snijden en het verpakken van het product in het productiegebied plaatsvinden

40
Het Consorzio, Salumificio, de Spaanse, de Franse en de Italiaanse regering alsmede de Commissie zijn in wezen van mening dat producenten in beginsel op grond van verordening nr. 2081/92 kunnen verlangen dat voor het gebruik van de BOB als voorwaarde wordt gesteld dat handelingen als het in plakken snijden en het verpakken van het product in het productiegebied plaatsvinden.

41
Asda en Hygrade betwijfelen of een dergelijke voorwaarde op enigerlei wijze deel kan uitmaken van de gemeenschapsregeling. De regering van het Verenigd Koninkrijk stelt zich op het standpunt dat verordening nr. 2081/92 de producenten niet het recht toekent om de verkoop onder de BOB van een buiten het productiegebied in plakken gesneden en verpakt product te verbieden.

42
Dienaangaande moet worden vastgesteld dat zowel uit de tekst als uit het stelsel van verordening nr. 2081/92 volgt dat het productdossier bepalend is voor de omvang van de uniforme bescherming die deze verordening in de Gemeenschap invoert.

43
Volgens artikel 4, lid 1, van verordening nr. 2081/92 komt het product immers alleen voor een BOB in aanmerking wanneer het in overeenstemming is met een productdossier. Ingevolge artikel 8 van de verordening mag de vermelding BOB alleen worden aangebracht op een product dat voldoet aan de vereisten van die verordening en dus van het productdossier, en artikel 13 bepaalt vervolgens wat de inhoud is van de aan de geregistreerde benaming geboden uniforme bescherming. Op grond van artikel 10, lid 1, heeft de in elke lidstaat in het leven geroepen controlestructuur tot taak te waarborgen dat producten met een BOB aan de eisen van het productdossier beantwoorden.

44
Overeenkomstig artikel 4, lid 2, van verordening nr. 2081/92 omvat het productdossier ten minste de in die bepaling niet-limitatief opgesomde gegevens.

45
Het bevat dus inzonderheid de sub b, d, e, h, en i, van die bepaling bedoelde gegevens, te weten:

de beschrijving van het product, en de belangrijkste fysische, chemische, microbiologische en/of organoleptische kenmerken ervan;

de gegevens waaruit blijkt dat het product afkomstig is uit een afgebakend geografisch gebied;

de beschrijving van de werkwijze voor het verkrijgen van het product en, in voorkomend geval, de authentieke en onveranderlijke plaatselijke werkwijzen;

de specifieke gegevens inzake etikettering die verband houden met de vermelding BOB;

de eventuele eisen waaraan krachtens communautaire en/of nationale bepalingen moet worden voldaan.

46
Het productdossier behelst aldus de gedetailleerde omschrijving van het beschermde product, die door de betrokken producenten is opgesteld onder toezicht van de lidstaat die het dossier doorzendt en vervolgens van de Commissie die de BOB registreert in het kader van de normale procedure van de artikelen 5 tot en met 7, dan wel de vereenvoudigde procedure van artikel 17 van verordening nr. 2081/92.

47
Die omschrijving bepaalt tegelijkertijd de omvang van de verplichtingen die voor het gebruik van de BOB moeten worden nageleefd en, als rechtstreeks uitvloeisel daarvan, de omvang van het recht dat ten gevolge van de registratie van de BOB, waarmee in het productdossier opgestelde of bedoelde voorschriften op gemeenschapsniveau worden bevestigd, ten aanzien van derden wordt beschermd.

48
Dienaangaande moet worden vastgesteld, dat de tekst van artikel 4 van verordening nr. 2081/92 geenszins uitsluit dat bijzondere technische voorschriften worden vastgesteld voor handelingen die tot gevolg hebben dat een product in verschillende aanbiedingsvormen op de markt wordt gebracht, zodat dit product voor elk van die aanbiedingsvormen voldoet aan het kwaliteitscriterium waaraan de consumenten, volgens de derde overweging van de considerans van die verordening, sinds verschillende jaren een steeds groter belang hechten, en het voorts de waarborg biedt van een vaststaande geografische oorsprong, wat volgens diezelfde overweging ook steeds meer een prioriteit is.

49
Deze beide doelstellingen in aanmerking genomen, kunnen bijgevolg bijzondere technische voorschriften worden vastgesteld voor handelingen als het in plakken snijden en het verpakken van het product.

50
Derhalve moet verordening nr. 2081/92 aldus worden uitgelegd, dat zij zich niet ertegen verzet dat voor het gebruik van een BOB als voorwaarde wordt gesteld dat handelingen als het in plakken snijden en het verpakken van het product in het productiegebied plaatsvinden, indien een dergelijke voorwaarde in het productdossier is voorzien.

De vraag of de voor de BOB Prosciutto di Parma gestelde voorwaarde dat het product in het productiegebied in plakken gesneden en verpakt moet worden, een maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve uitvoerbeperking is

51
Asda en Hygrade stellen dat voorwaarden inzake de verpakking van een product beperkingen in de zin van de artikelen 28 EG en 29 EG kunnen vormen. Inzonderheid de toepassing in het Verenigd Koninkrijk van een voorschrift dat in plakken verhandelde parmaham alleen met de BOB kan worden aangeduid indien zij in het productiegebied in plakken gesneden en verpakt is, kan kennelijk de intracommunautaire handel al dan niet rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel belemmeren.

52
Volgens de regering van het Verenigd Koninkrijk vormt de in het hoofdgeding aan de orde zijnde voorwaarde een kwantitatieve uitvoerbeperking.

53
Er zij herinnerd aan de vaste rechtspraak, dat het verbod van kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke werking niet enkel geldt voor nationale maatregelen, maar evenzeer voor maatregelen die van de gemeenschapsinstellingen uitgaan (zie inzonderheid arresten van 25 juni 1997, Kieffer en Thill, C-114/96, Jurispr. blz. I-3629, punt 27, en 13 september 2001, Schwarzkopf, C-169/99, Jurispr. blz. I-5901, punt 37).

54
Artikel 29 EG verbiedt alle maatregelen die een specifieke beperking van het uitgaand goederenverkeer ten doel of tot gevolg hebben en aldus tot een ongelijke behandeling van de binnenlandse handel en de uitvoerhandel van een lidstaat leiden, waardoor aan de nationale productie of de binnenlandse markt van de betrokken lidstaat een bijzonder voordeel wordt verzekerd (zie, wat nationale maatregelen betreft, inzonderheid arrest van 23 mei 2000, Sydhavnens Sten & Grus, C-209/98, Jurispr. blz. I-3743, punt 34).

55
Zoals vastgesteld in punt 32 van het onderhavige arrest, vermeldt het productdossier van de BOB Prosciutto di Parma uitdrukkelijk dat in plakken verhandelde ham in het productiegebied in plakken gesneden en verpakt moet worden, en maakt het melding van de wet van 13 februari 1990 alsmede van het decreet van 15 februari 1993 wat de eisen betreft waaraan krachtens nationale bepalingen moet worden voldaan in de zin van artikel 4, lid 2, sub i, van verordening nr. 2081/92. De registratie van de BOB Prosciutto di Parma door verordening nr. 1107/96 brengt dus mee dat het in plakken snijden en het verpakken in het productiegebied een voorwaarde is voor het gebruik van de BOB Prosciutto di Parma voor in plakken verhandelde ham.

56
Deze voorwaarde heeft tot gevolg dat in het productiegebied geproduceerde ham, die aan de overige voorwaarden voldoet om met de BOB Prosciutto di Parma te kunnen worden aangeduid, niet buiten dat gebied in plakken mag worden gesneden, of anders niet meer voor het gebruik van deze benaming in aanmerking komt.

57
Parmaham die binnen het productiegebied wordt vervoerd, behoudt daarentegen haar recht op de BOB wanneer zij aldaar overeenkomstig de in het productdossier bedoelde voorschriften in plakken gesneden en verpakt wordt.

58
Die voorschriften leiden dus tot een specifieke beperking van de uitvoer van de ham die voor het gebruik van de BOB Prosciutto di Parma in aanmerking komt, en aldus tot een ongelijke behandeling van de binnenlandse handel en de uitvoerhandel van een lidstaat. Derhalve hebben zij kwantitatieve uitvoerbeperkingen in de zin van artikel 29 EG tot gevolg (zie in die zin arrest van 16 mei 2000, België/Spanje, C-388/95, Jurispr. blz. I-3123, punten 38 en 40-42).

59
Derhalve moet worden vastgesteld, dat het feit dat voor het gebruik van de BOB Prosciutto di Parma voor in plakken verhandelde ham als voorwaarde wordt gesteld dat het in plakken snijden en het verpakken in het productiegebied plaatsvinden, een maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve uitvoerbeperking in de zin van artikel 29 EG vormt.

De vraag of de voorwaarde dat het product in het productiegebied in plakken gesneden en verpakt moet worden, gerechtvaardigd is

60
Het Consorzio, Salumificio, de Spaanse en de Italiaanse regering alsmede de Commissie stellen dat het Hof in bovengenoemd arrest België/Spanje heeft verklaard dat een maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve uitvoerbeperking die bestaat in de verplichte botteling van wijn met oorsprongsbenaming binnen het productiegebied als voorwaarde voor het gebruik van de oorsprongsbenaming, was gerechtvaardigd, voorzover hij de bescherming van de reputatie van de benaming tot doel had door naast de echtheid van het product het behoud van de kwaliteit en de kenmerken ervan te waarborgen. Huns inziens kunnen de in dit arrest ontwikkelde beginselen worden toegepast op de voorwaarde dat parmaham in het productiegebied in plakken gesneden en verpakt moet worden, aangezien die voorwaarde gerechtvaardigd is om de echtheid en de kwaliteit van het product te garanderen. De Franse regering wijst erop dat die voorwaarde kan waarborgen dat het product afkomstig is uit het betrokken geografisch gebied.

61
Volgens Asda, Hygrade en de regering van het Verenigd Koninkrijk doen het in plakken snijden en het verpakken niet af aan de kwaliteit van de parmaham en tasten die handelingen de echtheid ervan niet aan. Op die grond meent de regering van het Verenigd Koninkrijk dat de in het arrest België/Spanje gekozen benadering, die ook in de onderhavige zaak gevolgd zou moeten worden, noodzakelijkerwijs leidt tot een tegenovergestelde oplossing dan in dit arrest was gekozen.

62
Vooraf moet eraan worden herinnerd, dat overeenkomstig artikel 30 EG artikel 29 EG geen beletsel vormt voor uitvoerverboden of -beperkingen die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van bescherming van onder meer de industriële en commerciële eigendom.

63
De algemene trend in de gemeenschapswetgeving is dat meer en meer de nadruk wordt gelegd op de productkwaliteit in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid teneinde, inzonderheid door het gebruik van oorsprongsbenamingen die bijzondere bescherming genieten, de reputatie van de producten te verbeteren (zie arrest België/Spanje, reeds aangehaald, punt 53). Concreet heeft deze trend in de sector kwaliteitswijnen de vorm aangenomen van verordening (EEG) nr. 823/87 van de Raad van 16 maart 1987 houdende vaststelling van bijzondere bepalingen betreffende in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijnen (PB L 84, blz. 59), die is ingetrokken bij en vervangen door verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (PB L 179, blz. 1). Voor andere landbouwproducten komt hij voorts tot uiting in verordening nr. 2081/92, die, gelet op de overwegingen ervan, onder meer wil beantwoorden aan de verwachtingen van de consumenten wat kwaliteitsproducten en een vaststaande geografische oorsprong betreft, en het de producenten gemakkelijker wil maken onder gelijke mededingingsvoorwaarden in ruil voor een reële kwaliteitsverbetering een betere prijs te ontvangen.

64
Oorsprongsbenamingen vallen onder de industriële en commerciële eigendomsrechten. De toepasselijke regeling beschermt de rechthebbenden tegen misbruik door derden die willen profiteren van de door deze benamingen verworven reputatie. Zij beogen te waarborgen dat het aldus aangeduide product afkomstig is uit een bepaald geografisch gebied en bepaalde bijzondere kenmerken bezit. Deze benamingen kunnen bij de consument een grote vermaardheid hebben en voor de producenten die voldoen aan de voorwaarden om ze te gebruiken, een belangrijk middel zijn om klanten aan zich te binden. De reputatie van oorsprongsbenamingen is afhankelijk van het beeld dat zij oproepen bij de consument. Dit beeld wordt hoofdzakelijk bepaald door de bijzondere kenmerken van het product en, meer in het algemeen, door de kwaliteit ervan. Het is uiteindelijk op deze kwaliteit dat de reputatie van het product berust (zie arrest België/Spanje, reeds aangehaald, punt 54-56). In de perceptie van de consument hangt de band tussen de reputatie van de producenten en de kwaliteit van de producten voorts af van zijn overtuiging dat de onder de oorsprongsbenaming verkochte producten echt zijn.

65
Het productdossier van de BOB Prosciutto di Parma, dat voorschrijft dat het in plakken snijden en het verpakken in het productiegebied moeten plaatsvinden, wil de rechthebbenden op de BOB in staat stellen zeggenschap te behouden over een van de aanbiedingsvormen van het product op de markt. De voorwaarde die het stelt, beoogt een betere bescherming van de kwaliteit en de echtheid van het product, en dus ook van de reputatie van de BOB, waarvoor de rechthebbenden volledig en als groep verantwoordelijk zijn.

66
Bezien in deze context moet een voorwaarde als de onderhavige, ondanks de beperkende gevolgen ervan voor het handelsverkeer, worden geacht in overeenstemming met het gemeenschapsrecht te zijn, indien is aangetoond dat zij een noodzakelijke en redelijke voorwaarde is voor het behoud van de reputatie van de BOB Prosciutto di Parma (zie in dezelfde zin arrest België/Spanje, reeds aangehaald, punten 58 en 59).

67
Dienaangaande moet worden vastgesteld dat parmaham hoofdzakelijk in plakken wordt geconsumeerd en dat alle handelingen die voor deze aanbiedingsvorm nodig zijn in het bijzonder erop zijn gericht een bepaalde smaak, kleur en textuur te verkrijgen, die door de consument op prijs worden gesteld.

68
Het in plakken snijden en het verpakken van de ham zijn dus belangrijke handelingen waardoor de kwaliteit en bijgevolg de reputatie van de BOB kunnen worden geschaad, wanneer die handelingen plaatsvinden in omstandigheden waarin een product ontstaat dat niet beantwoordt aan de organoleptische eigenschappen die daarmee worden geassocieerd. Die handelingen kunnen eveneens de echtheidsgarantie van het product in gevaar brengen, doordat zij noodzakelijkerwijs tot gevolg hebben dat de oorsprongsvermelding van de gebruikte hele hammen verdwijnt.

69
Door de voorschriften die het behelst en door de verwijzing naar de eisen waaraan moet worden voldaan krachtens nationale bepalingen, voert het productdossier van de BOB Prosciutto di Parma een geheel van gedetailleerde en strikte regels in voor de drie fasen waarmee in plakken voorverpakte ham op de markt wordt gebracht. In de eerste fase wordt de ham uitgebeend, in de gepaste vorm gebracht, gekoeld en diepgevroren, om de ham daarna in plakken te kunnen snijden. In de tweede fase wordt de ham in plakken gesneden. In de derde fase wordt de in plakken gesneden ham vacuüm of onder beschermde atmosfeer verpakt.

70
Bij de industriële verwerking moeten drie grondregels in acht worden genomen.

71
In de eerste plaats moet, nadat de gebruikte varkenshammen op echtheid zijn gecontroleerd, een selectie hieruit worden gemaakt. Alleen hammen die voldoen aan bepaalde strengere aanvullende voorwaarden, die in het bijzonder verband houden met het gewicht, de rijpingsperiode, het volume water, het vochtgehalte, het ontbreken van zichtbare onvolkomenheden, mogen in plakken gesneden en verpakt worden. De selectie vindt plaats in de verschillende fasen van de verwerking, wanneer het product anomalieën vertoont, zoals vlekken die het gevolg zijn van micro-hemorragieën, witte zones in het spierweefsel of bovenmatig intramusculair vet, die niet konden worden opgespoord voordat de ham ontbeend of in plakken gesneden werd.

72
In de tweede plaats moeten alle marktdeelnemers uit het productiegebied die voornemens zijn parmaham in plakken te snijden en te verpakken, worden erkend door de controlerende instantie, die eveneens de leveranciers van verpakkingen erkent.

73
In de derde plaats moeten vertegenwoordigers van de controlerende instantie aanwezig zijn bij elk van de drie verwerkingsfasen. Zij zien permanent erop toe dat alle voorschriften van het productdossier worden nageleefd, met inbegrip van het merken van het product in elke fase. Na afloop van de handelingen geven zij een bewijs af over het aantal geproduceerde verpakkingen.

74
In de verschillende fasen moeten de echtheid, de kwaliteit, de hygiëne en de etikettering aan zeer precieze technische en controlemaatregelen worden onderworpen. Inzonderheid tijdens de fasen van het koelen en diepvriezen van de in de juiste vorm gebrachte hammen zijn daarvoor specialistische procedures vereist.

75
Zo gezien, moet worden vastgesteld dat buiten het productiegebied verrichte controles minder waarborgen zouden bieden voor de kwaliteit en de echtheid van het product dan die welke binnen het productiegebied worden uitgevoerd met inachtneming van de in het productdossier voorgeschreven procedure (zie in dezelfde zin arrest België/Spanje, reeds aangehaald, punt 67). Volgens die procedure uitgevoerde controles zijn immers grondig en stelselmatig en worden verricht door deskundigen met specialistische kennis van de kenmerken van parmaham. Bovendien is het nauwelijks denkbaar dat de vertegenwoordigers van de rechthebbenden op de BOB dergelijke controles in andere lidstaten doeltreffend kunnen uitvoeren.

76
Het risico voor de kwaliteit en de echtheid van het uiteindelijk voor consumptie aangeboden product is derhalve groter wanneer het buiten het productiegebied in plakken gesneden en verpakt wordt, dan wanneer dit binnen het gebied gebeurt (zie in dezelfde zin arrest België/Spanje, reeds aangehaald, punt 74).

77
Hieraan wordt niet afgedaan door de in casu beklemtoonde omstandigheid dat de ham, althans onder bepaalde omstandigheden, buiten het productiegebied door detailhandelaars en restauranthouders in plakken kan worden gesneden. Dit moet in beginsel immers geschieden in aanwezigheid van de consument, of deze kan zulks althans verlangen, zodat hij meer in het bijzonder kan nagaan of de oorsprong op de gebruikte ham is vermeld. Wanneer de ham in plakken gesneden en verpakt wordt vóór de fase van de detailhandel of de restaurantverrichtingen, loopt de reputatie van een BOB wegens de betrokken hoeveelheden producten, in geval van ontoereikende controle op de echtheid en de kwaliteit van het product, een reëler gevaar dan wanneer de ham in plakken gesneden en verpakt wordt door detailhandelaars of restauranthouders.

78
De voorwaarde dat de ham in het productiegebied in plakken gesneden en verpakt moet worden, zodat het behoud van de reputatie van de parmaham wordt gewaarborgd door een verscherpte controle op de bijzondere kenmerken en de kwaliteit ervan, kan derhalve gerechtvaardigd worden geacht als maatregel ter bescherming van de BOB, die toebehoort aan de gezamenlijke producenten en die voor hen van beslissend belang is (zie in dezelfde zin arrest België/Spanje, reeds aangehaald, reeds aangehaald, punt 75).

79
De daaruit voortvloeiende beperking kan als noodzakelijk ter verwezenlijking van het nagestreefde doel worden beschouwd, in die zin dat er geen minder beperkende alternatieve maatregelen zijn waarmee dit doel kan worden bereikt.

80
Een verplichting voor de buiten het productiegebied gevestigde ondernemingen om de consumenten door middel van een aangepaste etikettering te informeren dat het in plakken snijden en het verpakken buiten dit gebied hebben plaatsgevonden, zou de BOB Prosciutto di Parma geen vergelijkbare bescherming verlenen. Een aantasting van de kwaliteit of de echtheid van buiten het productiegebied in plakken gesneden en verpakte ham ten gevolge van het intreden van de aan het in plakken snijden en het verpakken verbonden risico's, zou immers de reputatie van alle onder de BOB Prosciutto di Parma verkochte ham kunnen schaden, met inbegrip van die welke in het productiegebied in plakken gesneden en verpakt is onder toezicht van de groep producenten die recht hebben op het gebruik van de BOB (zie in dezelfde zin arrest België/Spanje, punten 76 en 77).

81
Er moet dus worden vastgesteld, dat het gerechtvaardigd en bijgevolg verenigbaar met artikel 29 EG kan worden geacht dat voor het gebruik van de BOB Prosciutto di Parma voor in plakken verhandelde ham als voorwaarde wordt gesteld dat het in plakken snijden en het verpakken in het productiegebied plaatsvinden.

De vraag of de voorwaarde van in plakken snijden en verpakken in het productiegebied aan de marktdeelnemers kan worden tegengeworpen

Bij het Hof ingediende opmerkingen

82
Volgens het Consorzio en Salumificio kan voor de nationale rechterlijke instanties een beroep worden gedaan op de in het productdossier van de BOB Prosciutto di Parma voorziene voorwaarde dat de ham in het productiegebied in plakken gesneden en verpakt moet worden. Huns inziens kan een marktdeelnemer enkel stellen dat hij niet op de hoogte was van deze voorwaarde die voortvloeit uit voor hem niet toegankelijke besluiten en bepalingen, wanneer een sanctie tegen hem werd gevorderd. Met de Italiaanse regering zijn zij van mening dat de marktdeelnemer daarentegen niet kan stellen dat hij niet van de voorwaarde op de hoogte was, wanneer hem, zoals in de zaak in het hoofdgeding, enkel wordt gelast de verkoop van buiten het productiegebied in plakken gesneden en verpakte parmaham in de toekomst te staken. Bovendien hadden Asda en Hygrade hoe dan ook in het geschil in het hoofdgeding geen moeilijkheid om ongehinderd en rechtmatig alle noodzakelijke inlichtingen en documenten, met name een sinds 1997 beschikbare Engelse versie van het productdossier, te verkrijgen en te gebruiken.

83
Volgens de Franse regering kan elke particulier zich ingevolge artikel 249 EG in het kader van een civielrechtelijke procedure voor de nationale rechter rechtstreeks op een gemeenschapsverordening beroepen.

84
De Commissie verklaart dat de omstandigheid dat het productdossier niet is bekendgemaakt, voortvloeit uit het stelsel van verordening nr. 2081/92 en de in het leven geroepen specifieke registratieprocedure. De gestelde prejudiciële vraag raakt de kern van de regeling en stelt de hele structuur van de registratieprocedure van verordening nr. 2081/92 ter discussie. Dat het productdossier niet is bekendgemaakt, is het gevolg van een weloverwogen keuze van de gemeenschapswetgever in het kader van de vereenvoudigde procedure. In dat kader worden alle reeds door de nationale wettelijke regelingen beschermde benamingen bijeengebracht. De volgens deze procedure geregistreerde benamingen waren niet alleen de consumenten reeds goed bekend, maar waarschijnlijk ook de marktdeelnemers, ongeacht of zij importeurs, distributeurs of detailhandelaars waren. Eveneens kan worden aangenomen dat die marktdeelnemers de betrokken producten vóór de registratie van de BOB hebben verhandeld. De gemeenschapswetgever beoogde uitsluitend de reeds op nationaal niveau beschermde benamingen communautaire bescherming te verlenen nadat de Commissie deze op hun verenigbaarheid met de bepalingen en voorwaarden van de artikelen 2 en 4 van verordening nr. 2081/92 had getoetst.

85
Asda en Hygrade stellen dat een niet in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakte maatregel niet ten aanzien van een particulier kan worden uitgevoerd wanneer deze, zoals in de zaak in het hoofdgeding, geen wettelijk recht heeft op een afschrift van deze maatregel, in zijn eigen of in een andere taal. Niettegenstaande het beginsel van rechtstreekse werking van verordeningen van artikel 249 EG kan een gemeenschapsmaatregel enkel individuele rechten scheppen indien hij voldoende duidelijk, nauwkeurig en onvoorwaardelijk is. De draagwijdte en de werking van een gemeenschapsregeling moeten duidelijk en voorzienbaar voor de justitiabelen zijn, omdat anders inbreuk op het rechtszekerheids- en het transparantiebeginsel zou worden gemaakt. De vastgestelde voorschriften moeten de betrokkenen in staat stellen exact de omvang van de op hen rustende verplichtingen te kennen. Dat een handeling niet is bekendgemaakt, staat eraan in de weg dat een particulier uit die handeling voortvloeiende verplichtingen worden opgelegd. Voorts moet een door het gemeenschapsrecht opgelegde verplichting makkelijk toegankelijk zijn in de taal van de lidstaat waar zij moet gelden. Bij gebreke van een officiële vertaling kan een gemeenschapsmaatregel noch in het kader van civielrechtelijke noch in dat van strafrechtelijke procedures de rechten van particulieren buiten spel zetten. Zou het Consorzio worden toegestaan om voor een nationale rechter de naleving af te dwingen van een niet-bekendgemaakt productdossier, dan zouden het rechtszekerheids- en het transparantiebeginsel worden geschonden. Derhalve kunnen de bepalingen inzake dit productdossier geen rechtstreekse werking hebben.

86
De regering van het Verenigd Koninkrijk merkt op dat in verordening nr. 1107/96 uitsluitend staat dat de benaming Prosciutto di Parma een BOB is. Niets in deze BOB duidt erop dat een marktdeelnemer die parmaham heeft gekocht, deze niet in plakken kan snijden en kan verpakken met het oog op verkoop aan de consument. Ook zijn de handelingen niet van dien aard dat de aandacht van de marktdeelnemer erop wordt gevestigd dat de BOB Prosciutto di Parma niet mag worden gebruikt voor plakken die buiten het productiegebied zijn gesneden van een ham waarop rechtmatig de BOB was aangebracht. Elk verbod op gebruik van de BOB Prosciutto di Parma moet transparant en makkelijk toegankelijk zijn. Naleving van de beginselen van transparantie en toegankelijkheid is slechts gewaarborgd wanneer de beperking gemakkelijk kan worden vastgesteld op basis van officiële publicaties van de Gemeenschap.

Antwoord van het Hof

87
Op grond van artikel 249, tweede alinea, EG is een verordening, die een algemene strekking heeft, verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

88
Daarom schept zij niet alleen rechten, maar ook verplichtingen voor particulieren, waarop deze zich voor de nationale rechterlijke instanties tegenover andere particulieren kunnen beroepen.

89
Het rechtszekerheidsvereiste verlangt evenwel dat een gemeenschapsregeling de belanghebbenden in staat stelt exact de omvang van de verplichtingen die zij hun oplegt, te kennen (zie arrest van 1 oktober 1998, Verenigd Koninkrijk/Commissie, C-209/96, Jurispr. blz. I-5655, punt 35).

90
Volgens de twaalfde overweging van de considerans van verordening nr. 2081/92 moeten oorsprongsbenamingen, om in elke lidstaat te worden beschermd, op communautair niveau worden geregistreerd, en kan bovendien door inschrijving in een register worden gewaarborgd dat het bedrijfsleven en de consumenten worden geïnformeerd.

91
De verordening bepaalt echter niet dat het productdossier of gegevens daaruit in het kader van de vereenvoudigde procedure moeten worden gepubliceerd.

92
Verordening nr. 1107/96 bepaalt enkel dat de benaming Prosciutto di Parma wordt geregistreerd als BOB overeenkomstig artikel 17 van verordening nr. 2081/92.

93
Via deze registratie worden op gemeenschapsniveau de in het productdossier opgestelde of bedoelde voorwaarden bevestigd, inzonderheid de voorwaarde dat het in plakken snijden en het verpakken in het productiegebied moeten plaatsvinden. Deze voorwaarde houdt voor derden een verplichting tot nalaten in, waarvan de niet-naleving civielrechtelijk of zelfs strafrechtelijk kan worden vervolgd.

94
Zoals al degenen die dienaangaande opmerkingen hebben ingediend, in de loop van de procedure hebben erkend, strekt de door een BOB geboden bescherming zich echter doorgaans niet uit tot handelingen als het in plakken snijden en het verpakken van het product. Die handelingen zijn voor derden buiten het productiegebied enkel verboden wanneer een voorwaarde van die strekking uitdrukkelijk in het productdossier is opgenomen.

95
In die omstandigheden vereiste het rechtszekerheidsbeginsel dat de betrokken voorwaarde via een adequate bekendmaking in de gemeenschapsregeling ter kennis van derden werd gebracht, wat had kunnen geschieden door vermelding van die voorwaarde in verordening nr. 1107/96.

96
Nu die voorwaarde niet ter kennis van derden is gebracht, kan zij hun voor de nationale rechter niet worden tegengeworpen, ongeacht of het daarbij om een strafrechtelijke vervolging dan wel een civielrechtelijke procedure gaat.

97
Er kan niet met succes worden gesteld dat de bekendmaking van de voorwaarden van de productdossiers niet noodzakelijk was in het kader van de vereenvoudigde procedure van artikel 17 van verordening nr. 2081/92, aangezien de geregistreerde benamingen de consumenten en de marktdeelnemers reeds goed bekend waren en de gemeenschapswetgever uitsluitend beoogde een reeds op nationaal niveau bestaande bescherming tot de Gemeenschap uit te breiden.

98
Vóór verordening nr. 2081/92 werden de oorsprongsbenamingen immers beschermd door nationale bepalingen die waren gepubliceerd en die, onder voorbehoud van internationale overeenkomsten die de bescherming met wederzijdse instemming van de overeenkomstsluitende partijen uitbreiden tot het grondgebied van andere lidstaten, in beginsel enkel golden op het grondgebied van de lidstaat die deze bepalingen had vastgesteld. Onder dit voorbehoud kan niet ervan worden uitgegaan dat ten gevolge van een dergelijke situatie de consumenten en de marktdeelnemers uit de gehele Gemeenschap noodzakelijkerwijs bekend waren met de op die oorsprongsbenamingen betrekking hebbende voorwaarden, onder meer wat de exacte omvang van de bescherming betreft, die is vastgesteld in productdossiers en nationale bepalingen met technische inhoud die zijn gesteld in de officiële taal van de betrokken lidstaat.

99
Vastgesteld moet dus worden, dat de voorwaarde van in plakken snijden en verpakken van het product in het productiegebied niet aan de marktdeelnemers kan worden tegengeworpen, omdat zij niet door middel van een adequate bekendmaking in de gemeenschapsregeling te hunner kennis is gebracht.


Kosten

100
De kosten door de regering van het Verenigd Koninkrijk, de Spaanse, de Franse en de Italiaanse regering alsmede door de Commissie wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

HET HOF VAN JUSTITIE,

uitspraak doende op de door het House of Lords bij beschikking van 8 februari 2001 gestelde vraag, verklaart voor recht:

1)
Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen, gewijzigd bij de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, moet aldus worden uitgelegd dat zij zich niet ertegen verzet dat voor het gebruik van een beschermde oorsprongsbenaming als voorwaarde wordt gesteld dat handelingen als het in plakken snijden en het verpakken van het product in het productiegebied plaatsvinden, indien een dergelijke voorwaarde in het productdossier is voorzien.

2)
Dat voor het gebruik van de beschermde oorsprongsbenaming Prosciutto di Parma voor in plakken verhandelde ham als voorwaarde wordt gesteld dat het in plakken snijden en het verpakken in het productiegebied plaatsvinden, vormt een maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve uitvoerbeperking in de zin van artikel 29 EG, maar kan als gerechtvaardigd en bijgevolg als verenigbaar met laatstbedoelde bepaling worden beschouwd.

3)
De betrokken voorwaarde kan echter niet aan de marktdeelnemers worden tegengeworpen, omdat zij niet via een adequate bekendmaking in de gemeenschapsregeling te hunner kennis is gebracht.

Rodríguez Iglesias

Puissochet

Wathelet

Schintgen

Timmermans

Gulmann

Edward

Jann

Skouris

Macken

Colneric

von Bahr

Cunha Rodrigues

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 20 mei 2003.

De griffier

De president

R. Grass

G. C. Rodríguez Iglesias


1
Procestaal: Engels.

Top