Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62000CO0086

    Beschikking van het Hof (Vijfde kamer) van 10 juli 2001.
    HSB-Wohnbau GmbH.
    Verzoek om een prejudiciële beslissing: Amtsgericht Heidelberg - Duitsland.
    Prejudiciële verwijzing - Inschrijving in handelsregister van verplaatsing van zetel van vennootschap - Onbevoegdheid van Hof.
    Zaak C-86/00.

    Jurisprudentie 2001 I-05353

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:2001:394

    62000O0086

    Beschikking van het Hof (Vijfde kamer) van 10 juli 2001. - HSB-Wohnbau GmbH. - Verzoek om een prejudiciële beslissing: Amtsgericht Heidelberg - Duitsland. - Prejudiciële verwijzing - Inschrijving in handelsregister van verplaatsing van zetel van vennootschap - Onbevoegdheid van Hof. - Zaak C-86/00.

    Jurisprudentie 2001 bladzijde I-05353


    Samenvatting
    Partijen
    Overwegingen van het arrest
    Beslissing inzake de kosten
    Dictum

    Trefwoorden


    Prejudiciële vragen - Voorlegging aan Hof - Nationale rechterlijke instantie in zin van artikel 234 EG - Begrip - Amtsgericht, in zijn hoedanigheid van rechterlijke instantie belast met houden van handelsregister, dat beslist buiten geschil - Daarvan uitgesloten

    (Art. 234 EG)

    Samenvatting


    $$Blijkens artikel 234 EG is de nationale rechter alleen bevoegd tot verwijzing naar het Hof indien bij hem een geding aanhangig is gemaakt en hij uitspraak moet doen in het kader van een procedure die moet uitmonden in een beslissing die de kenmerken vertoont van een rechterlijke uitspraak.

    Het Amtsgericht Heidelberg (Duitsland) kan zich derhalve niet tot het Hof wenden wanneer het als instantie belast met het houden van het handelsregister een inschrijving in dit register behandelt en nergens uit blijkt dat bij hem een geding aanhangig is, daar het de eerste instantie is die kennis neemt van het verzoek om inschrijving en daaromtrent nog geen beslissing is genomen waartegen beroep is ingesteld bij het Amtsgericht.

    ( cf. punten 11, 14-15 )

    Partijen


    In zaak C-86/00,

    betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Amtsgericht Heidelberg (Duitsland) in het kader van een verzoek om inschrijving in het handelsregister, ingediend door

    HSB-Wohnbau GmbH,

    om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van de artikelen 43 EG en 48 EG,

    geeft

    HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),

    samengesteld als volgt: A. La Pergola, kamerpresident, M. Wathelet (rapporteur), P. Jann, L. Sevón en S. von Bahr, rechters,

    advocaat-generaal: D. Ruiz-Jarabo Colomer,

    griffier: R. Grass,

    de advocaat-generaal gehoord,

    de navolgende

    Beschikking

    Overwegingen van het arrest


    1 Bij beschikking van 3 maart 2000, ingekomen bij het Hof op 7 maart daaraanvolgend, heeft het Amtsgericht Heidelberg krachtens artikel 234 EG twee prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van de artikelen 43 EG en 48 EG.

    2 Deze vragen zijn gerezen in het kader van een verzoek van HSB-Wohnbau GmbH, een vennootschap naar Duits recht (hierna: HSB-Wohnbau"), om de verplaatsing naar Spanje van haar zetel, zonder wijziging van de identiteit van de vennootschap, in te schrijven in het Duitse handelsregister.

    Het hoofdgeding en de prejudiciële vragen

    3 HSB-Wohnbau is een vennootschap met winstoogmerk, die in 1988 naar Duits recht is opgericht en is ingeschreven in het handelsregister van het Amtsgericht Heidelberg. Zij heeft haar statutaire zetel in Sinsheim (Duitsland).

    4 In augustus 1999 zijn alle aandelen in HSB-Wohnbau overgedragen aan Paradies-Sonne-Meer SL, een inmiddels in het Spaanse register ingeschreven vennootschap en thans enig aandeelhouder. Tegelijk heeft de algemene vergadering van aandeelhouders van HSB-Wohnbau besloten al haar activiteiten in Duitsland stop te zetten en deze voortaan alleen in Spanje uit te oefenen, alsook de werkelijke en de statutaire zetel naar Orihuela Costa (Spanje) te verplaatsen.

    5 In december 1999 heeft HSB-Wohnbau overeenkomstig de Duitse vormvoorschriften de naar behoren gewijzigde vennootschapsovereenkomst ingediend bij het Amtsgericht Heidelberg en verzocht om de verplaatsing van de zetel naar Spanje in het Duitse handelsregister in te schrijven.

    6 Het Amtsgericht Heidelberg vraagt zich af of een vennootschap naar Duits recht de verplaatsing van haar zetel naar het buitenland in het Duitse handelsregister kan laten inschrijven, en dus of het het verzoek van HSB-Wohnbau moet inwilligen.

    7 In de eerste plaats wijst deze rechterlijke instantie erop dat de Duitse rechtspraak en de in Duitsland heersende rechtsleer wat betreft de erkenning van vennootschappen de leer van de werkelijke zetel (Sitztheorie") volgen. Dat betekent dat een vennootschap in de Duitse rechtspraktijk juridisch slechts bestaat wanneer zij haar werkelijke zetel heeft in het land naar het recht waarvan zij is opgericht. Verplaatsing van de zetel van een vennootschap naar het buitenland brengt in deze opvatting noodzakelijkerwijs de ontbinding en liquidatie van de vennootschap met zich, dat wil zeggen onder meer het verlies van rechtspersoonlijkheid in Duitsland, alsook de oprichting van een nieuwe vennootschap in het buitenland. Daar het in Duitsland toepasselijke - ongeschreven - internationale vennootschapsrecht verplaatsing van de zetel naar het buitenland zonder wijziging van de identiteit van de vennootschap niet toestaat, zou het verzoek van HSB-Wohnbau om inschrijving in het Duitse handelsregister van de zetelverplaatsing naar Spanje moeten worden afgewezen.

    8 In de tweede plaats vraagt het Amtsgericht Heidelberg zich af wat de invloed van het gemeenschapsrecht op het in Duitsland toepasselijke internationaal vennootschapsrecht is. De bepalingen van het EG-Verdrag inzake het recht van vestiging van vennootschappen in artikel 43 EG juncto artikel 48 EG zouden hier toepasselijk zijn. Zij zouden namelijk in de weg kunnen staan aan de Duitse rechtspraktijk die vennootschappen verbiedt hun zetel zonder wijziging van identiteit buiten het Duitse grondgebied te verplaatsen en hun in dat geval dwingt tot ontbinding en heroprichting in het buitenland.

    9 In deze omstandigheden acht het Amtsgericht Heidelberg het voor zijn beslissing nodig, het Hof te verzoeken vast te stellen of de artikelen 43 EG en 48 EG in de weg staan aan nationale praktijken zoals die welke voortvloeien uit de leer van de werkelijke zetel. Van oordeel dat de rechtspraak van het Hof, in bijzonder de arresten van 27 september 1988, Daily Mail and General Trust (81/87, Jurispr. blz. 5483) en 9 maart 1999, Centros (C-212/97, Jurispr. blz. I-1459), geen antwoord biedt op deze vraag, heeft het het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:

    1) Kan een naar Duits recht geldig opgerichte en in het Duitse register ingeschreven Gesellschaft mit beschränkter Haftung (GmbH - vennootschap met beperkte aansprakelijkheid), die als enig aandeelhoudster een Spaanse vennootschap heeft, op grond van de artikelen 43 EG en 48 EG aanspraak maken op verplaatsing van haar zetel naar Spanje met behoud van de identiteit van de vennootschap?

    2) Staan de artikelen 43 EG en 48 EG in de weg aan een regeling die verbiedt dat een naar Duits recht geldig opgerichte en in het Duitse register ingeschreven Gesellschaft mit beschränkter Haftung (GmbH - vennootschap met beperkte aansprakelijkheid), met als enige aandeelhoudster een Spaanse vennootschap, haar zetel met behoud van haar identiteit naar Spanje verplaatst?"

    De bevoegdheid van het Hof

    10 Volgens artikel 92, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering kan het Hof, wanneer het kennelijk onbevoegd is kennis te nemen van een beroep of wanneer het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, de advocaat-generaal gehoord, zonder de behandeling voort te zetten, beslissen bij met redenen omklede beschikking.

    11 Volgens vaste rechtspraak volgt uit artikel 234 EG dat de nationale rechter enkel bevoegd is tot verwijzing naar het Hof indien bij hem een geding aanhangig is gemaakt en hij uitspraak moet doen in het kader van een procedure die uitmondt in een beslissing die de kenmerken vertoont van een rechterlijke uitspraak (beschikking van 5 maart 1986, Greis Unterweger, 318/85, Jurispr. blz. 955, punt 4; arresten van 19 oktober 1995, Job Centre, Job Centre I", C-111/94, Jurispr. blz. I-3361, punt 9; 12 november 1998, Victoria Film, C-134/97, Jurispr. blz. I-7023, punt 14, en 14 juni 2001, Salzmann, C-178/99, Jurispr. blz. I-4421, punt 14).

    12 De zaak Job Centre I (reeds aangehaald) betrof een prejudiciële verwijzing van het Tribunale civile e penale di Milano (Italië) naar aanleiding van een verzoek om goedkeuring van verenigingsstatuten, hetgeen in Italië in het kader van een procedure van giurisdizione volontaria" wordt onderzocht. In punt 11 van het arrest in die zaak heeft het Hof zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de verwijzing omdat het Tribunale civile e penale, wanneer het volgens de toepasselijke nationale bepalingen en in het kader van een procedure van giurisdizione volontaria" beslist op een verzoek om goedkeuring van statuten van een vereniging met het oog op de inschrijving van die vereniging in het register, een niet-rechtsprekende functie vervult die in andere lidstaten aan bestuursorganen is opgedragen. Het treedt volgens het Hof immers op als bestuursorgaan en behoeft niet tegelijkertijd een geschil te beslechten.

    13 In hetzelfde punt 11 van dit arrest heeft het Hof nog gepreciseerd dat enkel wanneer de persoon die ingevolge de nationale wettelijke regeling bevoegd is de goedkeuring te vragen, beroep instelt tegen de afwijzing van het verzoek om goedkeuring, en dus om inschrijving, de rechter die van het geschil kennis neemt, kan worden geacht in de zin van artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) een rechtsprekende taak te vervullen die kan leiden tot nietigverklaring van een handeling waardoor een recht van de verzoeker is geschaad.

    14 In de onderhavige zaak blijkt uit de verwijzingsbeschikking dat het Amtsgericht als instantie belast met het houden van het handelsregister en in verband met een inschrijving in dit register het Hof om een prejudiciële beslissing verzocht. Nergens uit het dossier blijkt dat voor het Amtsgericht een geschil tussen HSB-Wohnbau en een eventuele verweerder aanhangig is.

    15 Evenmin blijkt uit het aan het Hof voorgelegde dossier dat, voordat het Amtsgericht zich tot het Hof heeft gewend, jegens HSB-Wohnbau een beslissing is genomen waartegen bij de rechter van het Amtsgericht beroep is ingesteld. Dit laatste is dus de eerste instantie die kennis neemt van het verzoek om inschrijving van de verplaatsing van de zetel van HSB-Wohnbau in het handelsregister.

    16 Daaruit volgt dat het Amtsgericht, dat zich tot het Hof heeft gewend om te vernemen of de beslissing die het krachtens het Duitse recht moet nemen, al dan niet verenigbaar is met het gemeenschapsrecht, in het hoofdgeding niet handelt in de uitoefening van een rechtsprekende opdracht.

    17 Derhalve moet artikel 92, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering worden toegepast en worden vastgesteld dat het Hof kennelijk onbevoegd is om te beslissen op de vragen van het Amtsgericht Heidelberg.

    Beslissing inzake de kosten


    Kosten

    18 De kosten door de Duitse regering, de Belgische regering, de Italiaanse regering, de Oostenrijkse regering en de regering van het Verenigd Koninkrijk, alsook de Commissie wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een voor het Amtsgericht Heidelberg gerezen incident te beschouwen, zodat het over de kosten heeft te beslissen.

    Dictum


    HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer)

    beschikt:

    Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is kennelijk onbevoegd om te antwoorden op de door het Amtsgericht Heidelberg bij beschikking van 3 maart 2000 gestelde vragen.

    Top