Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62000CJ0119

    Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 21 juni 2001.
    Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Groot-Hertogdom Luxemburg.
    Niet-nakoming - Niet-omzetting van richtlijn 97/36/EG tot wijziging van richtlijn 89/552/EEG - Coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten.
    Zaak C-119/00.

    Jurisprudentie 2001 I-04795

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:2001:351

    62000J0119

    Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 21 juni 2001. - Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Groot-Hertogdom Luxemburg. - Niet-nakoming - Niet-omzetting van richtlijn 97/36/EG tot wijziging van richtlijn 89/552/EEG - Coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten. - Zaak C-119/00.

    Jurisprudentie 2001 bladzijde I-04795


    Partijen
    Overwegingen van het arrest
    Beslissing inzake de kosten
    Dictum

    Trefwoorden


    1. Beroep wegens niet-nakoming - Onderzoek van gegrondheid door Hof - In aanmerking te nemen situatie - Situatie bij verstrijken van in met redenen omkleed advies gestelde termijn

    (Art. 226 EG)

    2. Lidstaten - Verplichtingen - Uitvoering van richtlijnen - Niet-nakoming - Rechtvaardiging - Ontoelaatbaarheid

    (Art. 226 EG)

    3. Beroep wegens niet-nakoming - In met redenen omkleed advies aan lidstaat gestelde termijn - Latere opheffing van niet-nakoming - Belang bij voortzetting van actie - Eventuele aansprakelijkheid van lidstaat

    (Art. 226 EG)

    Partijen


    In zaak C-119/00,

    Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door K. Banks als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

    verzoekster,

    tegen

    Groothertogdom Luxemburg, vertegenwoordigd door P. Steinmetz als gemachtigde,

    verweerder,

    betreffende een verzoek aan het Hof om vast te stellen dat het Groothertogdom Luxemburg door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen te nemen en/of mee te delen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan richtlijn 97/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1997 tot wijziging van richtlijn 89/552/EEG van de Raad betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisie- omroepactiviteiten (PB L 202, blz. 60), de krachtens deze richtlijn op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen,

    wijst

    HET HOF VAN JUSTITIE (Vierde kamer),

    samengesteld als volgt: A. La Pergola, kamerpresident, D. A. O. Edward (rapporteur) en S. von Bahr, rechters,

    advocaat-generaal: L. A. Geelhoed,

    griffier: R. Grass,

    gezien het rapport van de rechter-rapporteur,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 5 april 2001,

    het navolgende

    Arrest

    Overwegingen van het arrest


    1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 29 maart 2000, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen krachtens artikel 226 EG beroep ingesteld strekkende tot vaststelling dat het Groothertogdom Luxemburg, door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen te nemen en/of mee te delen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan richtlijn 97/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1997 tot wijziging van richtlijn 89/552/EEG van de Raad betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisie- omroepactiviteiten (PB L 202, blz. 60), de krachtens deze richtlijn op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.

    De gemeenschapswetgeving

    2 Richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten (PB L 298, blz. 23) vormt het rechtskader voor de televisie-omroepactiviteiten in de interne markt.

    3 Artikel 26 van richtlijn 89/552 bepaalt:

    Uiterlijk aan het einde van het vijfde jaar na de datum van vaststelling van de onderhavige richtlijn, en vervolgens om de twee jaar, dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité een verslag in over de wijze waarop deze richtlijn ten uitvoer wordt gelegd en doet zij zo nodig bijkomende voorstellen om de richtlijn aan te passen aan de ontwikkelingen op omroepgebied."

    4 Met toepassing van deze bepaling is op 30 juni 1997 richtlijn 97/36 vastgesteld, die richtlijn 89/552 wijzigt door bepaalde definities of verplichtingen van de lidstaten te verduidelijken.

    5 Artikel 2, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 97/36 bepaalt:

    De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 30 december 1998 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis."

    De precontentieuze procedure

    6 Overeenkomstig de procedure van artikel 226, eerste alinea, EG heeft de Commissie, na het Groothertogdom Luxemburg in de gelegenheid te hebben gesteld zijn opmerkingen te maken over de omzetting van richtlijn 97/36 in nationaal recht, deze lidstaat bij brief van 9 juli 1999 een met redenen omkleed advies toegezonden, met het verzoek binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van dit advies de nodige maatregelen te nemen om aan zijn verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn te voldoen.

    7 Daar uit de door de Luxemburgse regering naar aanleiding van dit advies aan de Commissie verstrekte informatie bleek dat richtlijn 97/36 nog steeds niet in Luxemburgs recht was omgezet, heeft de Commissie besloten het onderhavige beroep in te stellen.

    Argumenten van partijen

    8 Niet wordt betwist dat het Groothertogdom Luxemburg overeenkomstig artikel 2, lid 1, van richtlijn 97/36 verplicht was, vóór 30 december 1998 de maatregelen te nemen die op nationaal niveau noodzakelijk waren om aan deze richtlijn te voldoen en om de Commissie daarvan onverwijld in kennis te stellen.

    9 Onder verwijzing naar de verplichtingen die op de lidstaten rusten krachtens de artikelen 249, derde alinea, EG, 10, eerste alinea, EG en 2, lid 1, van richtlijn 97/36, komt de Commissie tot de slotsom, dat het Groothertogdom Luxemburg die verplichtingen niet is nagekomen door niet de maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn om aan de richtlijn te voldoen en/of haar deze maatregelen niet mede te delen.

    10 De Luxemburgse regering betwist niet, dat zij richtlijn 97/36 niet binnen de gestelde termijn heeft omgezet. Zij beklemtoont, dat nog steeds aan de omzetting wordt gewerkt en merkt op dat het wetsontwerp nr. 4584 houdende wijziging van de wet van 27 juli 1991 betreffende de elektronische media, waarbij die omzetting moet worden verzekerd, op 30 juni 1997 bij de Conseil d'État en de Chambres des députés is ingediend.

    11 Ter verweer verklaart de Luxemburgse regering dat, hoewel zij bij de Conseil d'État heeft aangedrongen op een spoedige behandeling van het betrokken wetsontwerp, de indiening van dat ontwerp is vertraagd, omdat de regering amendementen heeft aangebracht naar aanleiding van adviezen van beroepsorganisaties. De vertraging is te wijten aan de technische complexiteit van de behandelde materie en aan met andere economische groeperingen gehouden consultaties. De Luxemburgse regering verklaart evenwel, dat de wet in de nabije toekomst zal worden vastgesteld en is van mening, dat de procedure dus geen bestaansrecht meer heeft.

    Beoordeling van het Hof

    12 Volgens artikel 10, eerste alinea, EG moeten de lidstaten alle algemene of bijzondere maatregelen treffen welke geschikt zijn om de nakoming van de uit dit Verdrag of handelingen van de instellingen der Gemeenschap voortvloeiende verplichtingen te verzekeren. Tot deze handelingen behoren de richtlijnen die overeenkomstig artikel 249, derde alinea, EG ten aanzien van het te bereiken resultaat verbindend zijn voor elke lidstaat waarvoor zij bestemd zijn. Dit houdt voor elke staat waarvoor een richtlijn bestemd is, de verplichting in om in het kader van zijn nationale rechtsorde alle maatregelen te treffen die nodig zijn om de volle werking van de richtlijn overeenkomstig het ermee beoogde doel te verzekeren (zie arrest van 8 maart 2001, Commissie/Frankrijk, C-97/00, Jurispr. blz. I-2053, punt 9).

    13 Er kan geen recht worden gedaan aan de argumenten van de Luxemburgse regering dat, in de eerste plaats, de aanstaande vaststelling van het wetsontwerp tot omzetting van richtlijn 97/36 in nationaal recht het onderhavige beroep zonder voorwerp maakt en dat, in de tweede plaats, dit ontwerp tijdig bij de Conseil d'État is ingediend, en de vertraging bij de vaststelling is te wijten aan de technische complexiteit van de materie en aan met economische groeperingen gehouden consultaties.

    14 In de eerste plaats moet worden opgemerkt, dat het bestaan van een niet-nakoming volgens vaste rechtspraak moet worden beoordeeld op basis van de situatie waarin de lidstaat zich bevond aan het einde van de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn, en dat het Hof met sedertdien opgetreden wijzigingen geen rekening kan houden (zie, onder meer, arrest van 15 maart 2001, Commissie/Frankrijk, C-147/00, Jurispr. blz. I-2387, punt 26).

    15 In casu werd aan het Groothertogdom Luxemburg in het met redenen omkleed advies een termijn van twee maanden na de kennisgeving ervan gesteld om het op te volgen. Aangezien dat advies ter kennis is gebracht op 9 juli 1999, was de termijn op 9 september 1999 verstreken. Met betrekking tot die datum moet dus worden beoordeeld of er al dan niet sprake is van de gestelde niet-nakoming. Het feit dat de Luxemburgse regering meent, dat het wetsontwerp snel zal worden goedgekeurd is dus niet relevant.

    16 In de tweede plaats kan een lidstaat zich niet op nationale bepalingen, praktijken of situaties beroepen ter rechtvaardiging van de niet-nakoming van door een richtlijn voorgeschreven verplichtingen of termijnen (zie, onder meer, arrest van 15 juni 2000, Commissie/Griekenland, C-470/98, Jurispr. blz. I-4657, punt 11).

    17 In de laatste plaats, zelfs indien de inbreuk na het verstrijken van de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn is opgeheven, blijft de handhaving van het beroep van belang ter vaststelling van de grondslag van de aansprakelijkheid die ten gevolge van de niet-nakoming op een lidstaat kan rusten ten opzichte van andere lidstaten, de Gemeenschap, of particulieren (zie, onder meer, arrest Hof van 18 maart 1992, Commissie/Griekenland, C-29/90, Jurispr. blz. I-1971, punt 12).

    18 Uit de stukken blijkt echter duidelijk, dat het wetsontwerp niet vóór het verstrijken van de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn is aangenomen.

    19 Er moet dus worden vastgesteld dat het Groothertogdom Luxemburg, door niet binnen de gestelde termijn de wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan richtlijn 97/36, de krachtens die richtlijn op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.

    Beslissing inzake de kosten


    Kosten

    20 Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voorzover dit is gevorderd. Aangezien het Groothertogdom Luxemburg in het ongelijk is gesteld, moet het overeenkomstig de vordering van de Commissie in de kosten worden verwezen.

    Dictum


    HET HOF VAN JUSTITIE (Vierde kamer),

    rechtdoende, verstaat:

    1) Door niet binnen de gestelde termijn de wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan richtlijn 97/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1997 tot wijziging van richtlijn 89/552/EEG van de Raad betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten, is het Groothertogdom Luxemburg de krachtens deze richtlijn op hem rustende verplichtingen niet nagekomen.

    2) Het Groothertogdom Luxemburg wordt verwezen in de kosten.

    Top