Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62000CC0107

    Conclusie van advocaat-generaal Léger van 25 oktober 2001.
    Caterina Insalaca tegen Office national des pensions (ONP).
    Verzoek om een prejudiciële beslissing: Tribunal du travail de Mons - België.
    Sociale zekerheid - Artikelen 46 tot en met 46 quater van verordening (EEG) nr. 1408/71 - Nationale anticumulatieregels - Uitkeringen van dezelfde aard.
    Zaak C-107/00.

    Jurisprudentie 2002 I-02403

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:2001:582

    62000C0107

    Conclusie van advocaat-generaal Léger van 25 oktober 2001. - Caterina Insalaca tegen Office national des pensions (ONP). - Verzoek om een prejudiciële beslissing: Tribunal du travail de Mons - België. - Sociale zekerheid - Artikelen 46 tot en met 46 quater van verordening (EEG) nr. 1408/71 - Nationale anticumulatieregels - Uitkeringen van dezelfde aard. - Zaak C-107/00.

    Jurisprudentie 2002 bladzijde I-02403


    Conclusie van de advocaat generaal


    1 Het onderhavige verzoek van de Arbeidsrechtbank te Bergen (België) om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van verordening (EEG) nr. 1408/71(1), meer in het bijzonder de artikelen 46 bis en 46 ter, die betrekking hebben op de bepalingen inzake vermindering en de anticumulatieregels die voor ouderdoms- en overlevingspensioenen gelden.

    2 Deze vraag is gerezen in een geding tussen C. Insalaca en de Rijksdienst voor pensioenen(2) over de berekening van het plafond voor cumulatie van enerzijds Belgische rust- en overlevingspensioenen en anderzijds een Italiaans overlevingspensioen waarop verzoekster als langstlevende echtgenote aanspraak kan maken.

    I - De feiten en het hoofdgeding

    3 Op 28 oktober 1997 diende Insalaca bij de RVP op grond van de regeling voor werknemers in België een aanvraag voor een overlevings- en rustpensioen in. Als weduwe sinds 1981 ontvangt zij vanaf die datum ook een overlevingspensioen ten laste van Italië.

    4 Bij besluit van 17 maart 1998 kende de RVP verzoekster met ingang van 1 december 1998 een jaarlijks rustpensioen van 248 751 BEF toe.

    5 Op 2 juli 1998 verleende de RVP Insalaca recht op een overlevingspensioen waarvan het bedrag lager was dan dat waarop verzoekster had gerekend. Laatstgenoemde is het niet eens met de gemaakte berekening en stelde tegen dit administratief besluit beroep in bij de Arbeidsrechtbank te Bergen.

    6 Voor de berekening van het plafond van het ouderdoms- en het overlevingspensioen hield de RVP rekening met de anticumulatieregels van artikel 52, lid 1, van het koninklijk besluit van 21 december 1967(3) en artikel 46 quater van de verordening. Door deze berekeningsmethode is het overlevingspensioen van Insalaca gekort.

    7 Verzoekster is van mening dat artikel 52, lid 1, van het koninklijk besluit zoals het is toegepast, strijdig is met de artikelen 46 bis en 46 ter van de verordening.

    II - Het toepasselijke recht

    A - De gemeenschapsregeling

    8 In artikel 12, lid 2, van de verordening wordt het volgende beginsel geponeerd:

    "Tenzij in deze verordening anders is bepaald, zijn de bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking waarin de wetgeving van een lidstaat voorziet in geval van samenloop van een uitkering met andere uitkeringen van sociale zekerheid of met andere inkomsten van welke aard ook, op de rechthebbende van toepassing, zelfs indien het gaat om uitkeringen welke op grond van de wetgeving van een andere lidstaat zijn verkregen of om inkomsten welke op het grondgebied van een andere lidstaat zijn verworven."

    9 Artikel 46 van de verordening geeft de voorschriften welke gelden voor de vaststelling van de uitkeringen.

    10 Artikel 46, lid 1, van de verordening bepaalt:

    "Wanneer aan de bij de wetgeving van een lidstaat voor het recht op uitkeringen gestelde voorwaarden is voldaan, [...] gelden de volgende regels:

    a) het bevoegde orgaan berekent het bedrag van de uitkering dat verschuldigd zou zijn:

    i) enerzijds, uitsluitend op grond van de door dit orgaan toegepaste wetgeving;

    ii) anderzijds, op grond van lid 2;

    [...]."

    11 Artikel 46, lid 2, van de verordening bepaalt:

    "Wanneer aan de bij de wetgeving van een lidstaat voor het recht op uitkeringen gestelde voorwaarden eerst is voldaan na toepassing van artikel 45 en/of artikel 40, lid 3, gelden de volgende regels:

    a) het bevoegde orgaan berekent het theoretische bedrag van de uitkering waarop de betrokkene aanspraak zou kunnen maken indien alle tijdvakken van verzekering en/of wonen, welke zijn vervuld krachtens de wetgeving van de lidstaten waaraan de werknemer of zelfstandige onderworpen is geweest, in de betrokken staat en krachtens de op de datum van vaststelling van de uitkering door dit orgaan toegepaste wetgeving zouden zijn vervuld. Indien het bedrag van de uitkering volgens deze wetgeving onafhankelijk is van de duur van de vervulde tijdvakken, wordt dit bedrag beschouwd als het in deze alinea bedoelde theoretische bedrag;

    b) het bevoegde orgaan stelt op basis van het onder a) bedoelde theoretische bedrag vervolgens het werkelijke uitkeringsbedrag vast naar verhouding van de duur van de tijdvakken van verzekering of van wonen, welke vóór het intreden van de verzekerde gebeurtenis krachtens de door dat orgaan toegepaste wetgeving zijn vervuld, tot de totale duur van de tijdvakken van verzekering en van wonen, welke vóór het intreden van de verzekerde gebeurtenis krachtens de wetgeving van alle betrokken lidstaten zijn vervuld."

    12 Artikel 46, lid 3, van de verordening bepaalt:

    "De betrokkene heeft van het bevoegde orgaan van elke lidstaat recht op het overeenkomstig de leden 1 en 2 berekende hoogste bedrag, onverminderd de eventuele toepassing van de bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking waarin de wetgeving krachtens welke deze uitkering verschuldigd is, voorziet.

    Wanneer zulks het geval is, heeft de uit te voeren vergelijking betrekking op de na de toepassing van bedoelde bepalingen vastgestelde bedragen."

    13 Artikel 46 bis van de verordening bevat algemene bepalingen betreffende de voorschriften inzake vermindering, schorsing of intrekking welke op grond van de wetgevingen van de lidstaten gelden voor invaliditeits-, ouderdoms- en overlevingspensioenen.

    14 Artikel 46 bis, lid 1, van de verordening geeft een definitie van samenloop van uitkeringen van dezelfde aard:

    "Onder samenloop van uitkeringen van dezelfde aard wordt [...] verstaan de samenloop van invaliditeits-, ouderdoms- en overlevingspensioenen, berekend of toegekend op basis van door een zelfde persoon vervulde tijdvakken van verzekering en/of van wonen."

    15 Artikel 46 bis, lid 2, van de verordening geeft een definitie van samenloop van uitkeringen van verschillende aard:

    "Onder samenloop van uitkeringen van verschillende aard wordt [...] verstaan de samenloop van uitkeringen die in de zin van lid 1 niet als uitkeringen van dezelfde aard kunnen worden aangemerkt."

    16 Artikel 46 bis, lid 3, van de verordening preciseert de voorschriften die gelden voor toepassing van de bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking waarin de wetgeving van een lidstaat voorziet in geval van samenloop van een invaliditeits-, ouderdoms- of overlevingsuitkering met een uitkering van dezelfde aard of een uitkering van verschillende aard. Dit artikel luidt:

    "Voor de toepassing van de bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking waarin de wetgeving van een lidstaat voorziet in geval van samenloop van een invaliditeits-, ouderdoms- of overlevingsuitkering met een uitkering van dezelfde aard of een uitkering van verschillende aard of met andere inkomsten, gelden de volgende regels:

    a) er wordt alleen rekening gehouden met uitkeringen welke krachtens de wetgeving van een andere lidstaat zijn verkregen of met andere inkomsten welke in een andere lidstaat zijn verworven, indien de wetgeving van eerstbedoelde lidstaat voorziet in de inaanmerkingneming van in het buitenland verkregen uitkeringen of verworven inkomsten;

    b) er wordt rekening gehouden met het bedrag van de door een andere lidstaat te betalen uitkeringen vóór aftrek van belastingen, socialezekerheidspremies en andere inhoudingen;

    c) er wordt geen rekening gehouden met het bedrag van de krachtens de wetgeving van een andere lidstaat verkregen uitkeringen die worden toegekend op basis van een vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering;

    d) wanneer bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking worden toegepast krachtens de wetgeving van één enkele lidstaat op grond van het feit dat de betrokkene uitkeringen van dezelfde of van verschillende aard ontvangt welke krachtens de wetgeving van andere lidstaten zijn verschuldigd, of andere inkomsten ontvangt welke op het grondgebied van andere lidstaten zijn verworven, mag de uitkering die krachtens de wetgeving van de eerste lidstaat verschuldigd is, slechts worden verminderd ten belope van het bedrag van de uitkeringen die krachtens de wetgevingen van andere lidstaten verschuldigd zijn, of ten belope van het bedrag van de inkomsten welke op het grondgebied van andere lidstaten zijn verworven".

    17 Artikel 46 ter van de verordening bevat bijzondere bepalingen in geval van samenloop van krachtens de wetgeving van twee of meer lidstaten verschuldigde uitkeringen van dezelfde aard. Dit artikel luidt:

    "1. De bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking waarin de wetgeving van een lidstaat voorziet, zijn niet van toepassing op uitkeringen berekend overeenkomstig artikel 46, lid 2.

    [...]".

    B - De Belgische wetgeving

    18 Artikel 52, lid 1, van het koninklijk besluit staat samenloop van ouderdoms- en overlevingspensioenen tot een zeker maximumbedrag toe.

    De ingevolge de wetgeving van een andere lidstaat toegekende overlevingspensioenen worden in aanmerking genomen bij de berekening van het maximumbedrag "ouderdom-overleving".

    19 Artikel 52, lid 1, van het koninklijk besluit bevat een anticumulatieregeling.

    20 De eerste alinea van dit artikel betreft het geval dat "de langstlevende echtgenoot aanspraak kan maken, enerzijds, op een overlevingspensioen krachtens de pensioenregeling voor werknemers en, anderzijds, op én of meer rustpensioenen [...]".(4) Dan "mag het overlevingspensioen niet worden samen genoten met de vermelde rustpensioenen dan tot beloop van een som gelijk aan 110 % van het bedrag van het overlevingspensioen dat aan de langstlevende echtgenoot zou zijn toegekend voor een volledige loopbaan".

    21 De tweede alinea van datzelfde artikel regelt de situatie dat "de in [de] eerste [alinea] bedoelde echtgenoot eveneens aanspraak kan maken op én of meer overlevingspensioenen".(5) Zij voert een ingewikkelde regeling in volgens welke "het overlevingspensioen niet meer [mag] belopen dan het verschil tussen, enerzijds, 110 % van het bedrag van het overlevingspensioen voor een volledige loopbaan en, anderzijds, de som van de bedragen van de rustpensioenen [...] en van een bedrag

    gelijk aan het overlevingspensioen als werknemer voor een volledige loopbaan, vermenigvuldigd met de breuk of met de som van de breuken die de belangrijkheid van de overlevingspensioenen in de andere pensioenregelingen, die van de zelfstandigen uitgezonderd, uitdrukken".

    III - De prejudiciële vragen

    22 Daar de Arbeidsrechtbank te Bergen een uitlegging van het gemeenschapsrecht voor het hoofdgeding noodzakelijk achtte, besloot zij de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof de volgende prejudiciële vragen te stellen:

    "1) Is een nationale regeling voor de berekening van een overlevingspensioen die voorziet in een beperking van het cumulatieplafond 'ouderdomspensioen - overlevingspensioen' wanneer de langstlevende echtgenoot aanspraak heeft op een overlevingspensioen ten laste van een andere lidstaat, een bepaling inzake vermindering in de zin van de artikelen 46 bis en 46 ter van verordening nr. 1408/71 van 14 juni 1971?

    2) Zo ja, staan de artikelen 46 bis en 46 ter toe, dat het nationale orgaan dat de anticumulatieregel toepast, rekening houdt met het krachtens de regeling van een andere lidstaat aan de langstlevende echtgenoot toegekende pensioen, om het in de nationale wettelijke regeling gestelde cumulatieplafond 'ouderdomspensioen - overlevingspensioen' te verlagen?"

    23 Bij dit verzoek om een prejudiciële beslissing gaat het om de vraag of een nationale anticumulatieregel die ertoe strekt om het cumulatieplafond van het ouderdomspensioen en het overlevingspensioen te beperken op grond van het feit dat krachtens de regeling van een andere lidstaat een overlevingspensioen is toegekend aan de langstlevende echtgenoot, een bepaling inzake vermindering in

    de zin van de artikelen 46 bis en 46 ter van de verordening is, en of in dat geval die artikelen toestaan dat door de inaanmerkingneming van de uitkering van een andere lidstaat het maximumbedrag van de uitkeringen waarop de verzoeker recht heeft in de lidstaat waar hij als werknemer arbeid heeft verricht, kan worden verlaagd.

    IV - Juridische analyse

    A - De kwalificatie van bepaling inzake vermindering (eerste prejudiciële vraag)

    24 Met zijn eerste prejudiciële vraag wil de verwijzende rechter in wezen weten of een nationale bepaling die het plafond voor de cumulatie van een ouderdoms- en een rustpensioen beperkt op grond van het feit dat de langstlevende echtgenoot een overlevingspensioen geniet ten laste van een andere lidstaat, een bepaling inzake vermindering in de zin van de verordening is.

    25 Het begrip 'bepaling inzake vermindering' is door de rechtspraak van het Hof gedefinieerd.

    26 In het arrest Conti heeft het Hof erop gewezen, dat "[e]en nationale regel [...] als bepaling inzake vermindering [moet] worden aangemerkt, indien de daarbij voorgeschreven berekening tot gevolg heeft dat het bedrag van het pensioen waarop betrokkene aanspraak kan maken, wordt verminderd omdat hij een uitkering in een andere lidstaat geniet".(6)

    27 Volgens de bewoordingen van deze definitie omvat het begrip "bepaling inzake vermindering", voorzover hier van belang, twee hoofdvoorwaarden.

    28 De eerste voorwaarde betreft het vereiste van een grensoverschrijdend element. De uitkeringen waarop de belanghebbende recht heeft, moeten op het rechtsstelsel van twee of meer lidstaten berusten.

    29 De tweede voorwaarde heeft betrekking op het doel van de nationale berekeningsregel. Deze moet hoofdzakelijk tot gevolg hebben dat het bedrag van het aan de rechthebbende toegekende pensioen wordt verminderd.

    30 Aangaande de eerste voorwaarde wil ik opmerken dat artikel 52, lid 1, van het koninklijk besluit tot problemen van uitlegging leidt.

    31 Deze bepaling bevat twee alinea's. De eerste alinea is van toepassing wanneer de betrokkene recht heeft op een overlevingspensioen en op meer dan één rustpensioen. De tweede alinea heeft betrekking op het geval dat de rechthebbende aanspraak kan maken op meer dan één overlevingspensioen.

    32 Blijkens de stukken van het dossier past verweerder de tweede alinea van die bepaling en niet de eerste alinea op Insalaca toe. Hij voert als reden voor die keuze aan, dat het bestaan van de twee overlevingspensioenen leidt tot de toepassing van de tweede alinea van artikel 52, lid 1, van het koninklijk besluit. Die bepaling zegt evenwel niet expliciet dat zij toepassing moet vinden op uitkeringen van externe aard, dat wil zeggen uitkeringen die betaald zijn op grond van het rechtsstelsel van andere lidstaten. Dit gebrek aan duidelijkheid in de bewoordingen kon ertoe leiden dat de partijen bij het geding deze bepaling verschillend uitleggen.

    33 De Commissie verzette zich in eerste instantie tegen de door verweerder voorgestane uitlegging. Volgens de Commissie was artikel 52, lid 1, tweede alinea, van het koninklijk besluit niet van toepassing op uitkeringen van externe aard.

    34 Verzoekster voerde harerzijds aan dat deze bepaling zonder onderscheid gold voor uitkeringen van externe en van interne aard.

    35 Ter terechtzitting is de Commissie van haar standpunt teruggekomen en koos zij uiteindelijk voor een ruime uitlegging van artikel 52, lid 1, van het koninklijk besluit.

    36 De verwijzende rechter schijnt geen twijfels te hebben over de aan artikel 52, lid 1, van het koninklijk besluit te geven uitlegging. Hij betwist op geen enkel moment het feit dat verweerder voor de berekening van het toegestane maximumbedrag rekening heeft gehouden met een buitenlands pensioen, namelijk het Italiaanse overlevingspensioen.(7) Volgens hem heeft verweerder terecht de tweede en niet de eerste alinea van voormeld artikel toegepast.

    37 Er dient op te worden gewezen dat het Hof niet bevoegd is het nationale recht uit te leggen en dat het uitsluitend aan de nationale rechter staat om de juiste strekking van de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen.(8)

    38 Als, zoals de nationale rechter meent, verweerder gerechtigd was het Italiaanse overlevingspensioen in aanmerking te nemen bij de berekening van het aan verzoekster toegekende maximumbedrag en hij daarmee artikel 52, lid 1, tweede alinea, van het koninklijk besluit juist heeft uitgelegd, moet worden geacht te zijn voldaan aan de voorwaarde van het grensoverschrijdende element.

    39 Aangaande de tweede voorwaarde wijs ik erop dat de door het Hof in zijn rechtspraak gegeven definitie van het begrip "bepaling inzake vermindering" ondubbelzinnig is: een nationale anticumulatieregel die ertoe leidt dat het bedrag van de uitkeringen waarop betrokkene aanspraak heeft, wordt verminderd is een bepaling inzake vermindering.(9)

    40 Uit de verwijzingsbeschikking blijkt ook heel duidelijk dat de verwijzende rechter erkent dat de toepassing van de berekeningsregel van artikel 52, lid 1, tweede alinea, van het koninklijk besluit voor verzoekster ongunstig is. Na de betrokken nationale bepaling te hebben onderzocht, komt hij tot de conclusie dat "mathematisch het plafond van de tweede alinea lager zal zijn dan dat van de eerste alinea".(10) Anders gezegd, het lijkt of de nationale rechter, ondanks zijn vraag, geen twijfels heeft over de kwalificatie van de nationale anticumulatieregel als een bepaling inzake vermindering in de zin van 's Hofs rechtspraak.

    41 In diezelfde zin stel ik vast dat geen der partijen in dit geschil de uitwerking van artikel 52, lid 1, tweede alinea, van het koninklijk besluit betwist. Allen erkennen eensgezind dat de toepassing van die bepaling een vermindering van het bedrag van de aan de rechthebbende toegekende uitkeringen ten gevolge heeft.

    42 Er dient derhalve op de vraag van de verwijzende rechter geantwoord te worden dat een nationale regeling voor de berekening van een overlevingspensioen die voorziet in een beperking van het plafond voor het ouderdoms- en het overlevingspensioen wanneer de langstlevende echtgenoot aanspraak heeft op een overlevingspensioen ten laste van een andere lidstaat, een bepaling inzake vermindering in de zin van de verordening is.

    B - De verlaging van het cumulatieplafond voor het ouderdoms- en het overlevingspensioen wegens het bestaan van een overlevingspensioen dat krachtens de regeling van een andere lidstaat is toegekend (tweede prejudiciële vraag)

    43 Wanneer de nationale regeling een bepaling inzake vermindering in de zin van de verordening is, wil de verwijzende rechter met zijn tweede vraag in wezen weten of de bevoegde autoriteit van de lidstaat van woonplaats met een op grond van de wetgeving van een andere lidstaat toegekend overlevingspensioen rekening mag houden om het maximumbedrag van het ouderdomspensioen en het overlevingspensioen waarop verzoekster aanspraak heeft, te verlagen.

    44 Ik wil erop wijzen dat het doel van de verordening is, de bescherming te waarborgen van de sociale rechten van werknemers die op het grondgebied van de lidstaten vrijheid van verkeer genieten.(11)

    45 Artikel 12, lid 2, van de verordening stelt als regel dat de bepalingen inzake vermindering op de rechthebbende van toepassing zijn, zelfs indien het om uitkeringen gaat die op grond van de wetgeving van een andere lidstaat zijn verkregen. Artikel 12, lid 2, van de verordening voorziet evenwel in de mogelijkheid hiervan af te wijken.

    46 Artikel 46 ter, lid 1, van de verordening is een uitzondering op de door artikel 12, lid 2, van de verordening vastgestelde regel. Volgens dat artikel zijn de bepalingen inzake vermindering niet van toepassing op uitkeringen berekend overeenkomstig artikel 46, lid 2, van de verordening.

    47 Artikel 46 ter van de verordening geldt voor uitkeringen van dezelfde aard. Volgens vaste rechtspraak van het Hof moeten uitkeringen van sociale zekerheid als uitkeringen van dezelfde aard worden aangemerkt, wanneer het voorwerp en het doel alsook de berekeningsgrondslag en de toekenningsvoorwaarden ervan identiek zijn.(12) Artikel 46, lid 2, van de verordening heeft betrekking op de vaststelling van geproratiseerde uitkeringen.(13)

    48 In casu zijn de uitkeringen van het Belgische en het Italiaanse overlevingspensioen evenwel uitkeringen van dezelfde aard en vormen zij het onderwerp van een berekening op grond van artikel 46, lid 2, van de verordening. Dientengevolge vallen zij onder de uitzondering van artikel 46 ter, lid 1, van de verordening en kan de nationale bepaling inzake vermindering waarin artikel 52, lid 1, tweede alinea, van het koninklijk besluit voorziet, daarop niet worden toegepast.

    49 Volgens vaste rechtspraak van het Hof geldt echter eveneens, dat wanneer de toepassing van enkel de nationale wetgeving voor de begunstigde minder gunstig uitvalt dan de in artikel 46 van de verordening vervatte regeling, de bepalingen van dit artikel moeten worden toegepast.(14)

    50 De berekening van het bedrag van de uitkeringen geschiedt in drie fasen. In de eerste plaats berekent het bevoegde orgaan overeenkomstig artikel 46, lid 1, sub a-i, van de verordening de zogenaamde "autonome" uitkering. In de tweede plaats berekent zij krachtens artikel 46, lid 1, sub a-ii, het bedrag van de zogenaamde "geproratiseerde" uitkering. En ten slotte vergelijkt het bevoegde orgaan overeenkomstig artikel 46, lid 3, van de verordening de autonome uitkering met de geproratiseerde en neemt het van de twee bedragen het hoogste.(15)

    51 Het staat derhalve aan het bevoegde orgaan om de uitkeringen die verschuldigd zouden zijn bij uitsluitende toepassing van het nationale recht, met inbegrip van de anticumulatievoorschriften ervan, te vergelijken met de uitkeringen die verschuldigd zouden zijn bij toepassing van artikel 46 van de verordening, en aan de migrerende werknemer het hoogste uitkeringsbedrag toe te kennen.

    52 Uit het bovenstaande volgt, dat de artikelen 46 bis en 46 ter van de verordening zich verzetten tegen een nationale regeling zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde is, volgens welke het bedrag van een overlevingspensioen moet worden verminderd wegens het bestaan van een door een andere lidstaat toegekend overlevingspensioen, wanneer de toepassing van die regeling minder gunstig is dan wanneer de artikelen 46 bis en 46 ter van de verordening zouden zijn toegepast.

    Conclusie

    53 Gelet op het voorgaande geef ik het Hof in overweging de door de Arbeidsrechtbank te Bergen gestelde vragen als volgt te beantwoorden:

    "1) Een nationale regeling voor de berekening van een overlevingspensioen die voorziet in een beperking van het plafond voor het overlevings- en het ouderdomspensioen wanneer de langstlevende echtgenoot aanspraak heeft op een overlevingspensioen ten laste van een andere lidstaat, is een bepaling inzake vermindering in de zin van de artikelen 46 bis en 46 ter van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, in de gewijzigde en bijgewerkte versie van verordening (EEG) nr. 2001/83 van de Raad van 2 juni 1983, zoals gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 1248/92 van de Raad van 30 april 1992.

    2) De artikelen 46 bis en 46 ter van verordening nr. 1408/71, in de gewijzigde en bijgewerkte versie van verordening nr. 2001/83, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1248/92, verzetten zich tegen de toepassing van een nationale anticumulatieregel volgens welke een overlevingspensioen moet worden verminderd wegens het bestaan van een krachtens de wetgeving van een andere lidstaat verkregen overlevingspensioen, wanneer de toepassing van die regeling minder gunstig is dan wanneer de artikelen 46 bis en 46 ter van verordening nr. 1408/71 zouden zijn toegepast."

    (1) - Verordening van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, in de gewijzigde en bijgewerkte versie van verordening (EEG) nr. 2001/83 van de Raad van 2 juni 1983 (PB L 230, blz. 6), zoals gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 1248/92 van de Raad van 30 april 1992 (PB L 136, blz. 7; hierna: "verordening").

    (2) - Hierna: "RVP" of "verweerder".

    (3) - Koninklijk besluit tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers (Belgisch Staatsblad van 16 januari 1968), zoals gewijzigd bij koninklijk besluit van 9 juli 1997 (Belgisch Staatsblad van 9 augustus 1997; hierna: "koninklijk besluit").

    (4) - Cursivering van mij.

    (5) - Cursivering van mij.

    (6) - Arrest van 22 oktober 1998 (C-143/97, Jurispr. blz. I-6365, punt 25). Zie in die zin ook arresten van 18 november 1999, Van Coile (C-442/97, Jurispr. blz. I-8093, punt 25), en Platbrood (C-161/98, Jurispr. blz. I-8195, punt 25).

    (7) - Zie verwijzingsbeschikking, blz. 4.

    (8) - Arresten van 16 december 1992, Katsikas e.a. (C-132/91, C-138/91 en C-139/91, Jurispr. blz. I-6577, punt 39), en 9 februari 1999, Dilexport (C-343/96, Jurispr. blz. I-579, punt 51).

    (9) - Zie arrest Conti, reeds aangehaald (punt 25).

    (10) - Zie verwijzingsbeschikking, blz. 4.

    (11) - Dit doel komt expliciet naar voren in de eerste overweging van de considerans van de verordening: "[...] de voorschriften ter coördinatie van de nationale wetgevingen inzake sociale zekerheid behoren tot regelingen inzake het vrije verkeer van werknemers die onderdanen van de lidstaten zijn en moeten bijdragen tot verhoging van de levensstandaard en verbetering van de arbeidsomstandigheden van deze werknemers".

    (12) - Arresten van 5 mei 1983, Van der Bunt-Craig (238/81, Jurispr. blz. 1385, punt 13); 5 juli 1983, Valentini (171/82, Jurispr. blz. 2157, punt 13); 6 april 1995, Del Grosso (C-235/93, Jurispr. blz. I-939, punt 24); 11 augustus 1995, Schmidt (C-98/94, Jurispr.blz. I-2559, punt 24), en 12 februari 1998, Cordelle (C-366/96, Jurispr. blz. I-583, punt 19). Zie ook arrest van 6 oktober 1987, Stefanutti (197/85, Jurispr. blz. 3855, punt 12).

    (13) - In punt 9 van zijn conclusie in de zaak Del Grosso, reeds aangehaald, is advocaat-generaal Van Gerven van mening dat onder "autonome uitkering" moet worden verstaan een uitkering berekend volgens artikel 46, lid 1, van de verordening, dat wil zeggen een uitkering waarvan het bedrag overeenstemt met de totale duur van de tijdvakken van verzekering of verblijf die krachtens de wetgeving van de lidstaat van het bevoegde orgaan in aanmerking moeten worden genomen, zonder rekening te houden met de tijdvakken die de belanghebbende heeft vervuld krachtens de wetgeving van andere lidstaten waaraan hij was onderworpen. Ik kan a contrario overwegen dat onder een "geproratiseerde" uitkering moet worden verstaan een uitkering berekend volgens artikel 46, lid 2, van de verordening, dat wil zeggen een uitkering waarvan het bedrag overeenstemt met de totale duur van de tijdvakken van verzekering of verblijf die krachtens de wetgeving van alle lidstaten waaraan belanghebbende was onderworpen, in aanmerking moeten worden genomen.

    (14) - Arresten van 2 juli 1981, Celestre e.a. (116/80, 117/80, 119/80 - 121/80, Jurispr. blz. 1737, punt 15); Van der Bunt-Craig, reeds aangehaald (punt 15); 18 april 1989, Di Felice (128/88, Jurispr. blz. 923, punt 9); 18 februari 1992, Di Prinzio (C-5/91, Jurispr. blz. I-897, punt 16), en 2 augustus 1993, Larsy (C-31/92, Jurispr. blz. I-4543, punt 12).

    (15) - Arrest Di Pinzio, reeds aangehaald (punt 19).

    Top